26 JANUARI 2011. - Ministerieel besluit tot uitvoering van het besluit van de Vlaamse Regering van 22 februari 2008 tot toekenning van strategische investerings- en opleidingssteun aan ondernemingen in het Vlaamse Gewest

De Vlaamse minister van Economie, Buitenlands Beleid, Landbouw en Plattelandsbeleid,

Gelet op het decreet van 31 januari 2003 betreffende het economisch ondersteuningsbeleid, artikel 9 en 10, artikel 11, gewijzigd bij het decreet van 19 december 2008, artikel 22 tot en met 24, en artikel 38;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 23 maart 2007 tot definitieve goedkeuring van de regionale steunkaart voor de periode 2007-2013;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2007 tot vaststelling van de criteria, de voorwaarden en de nadere regels voor het verlenen van subsidies ter ondersteuning en uitvoering van het beleid van evenredige arbeidsdeelname en diversiteit, laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 mei 2009, artikel 1, 7° tot en met 10°;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 22 februari 2008 tot toekenning van strategische investerings- en opleidingssteun aan ondernemingen in het Vlaamse Gewest, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 december 2010;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 2009 tot bepaling van de bevoegdheden van de leden van de Vlaamse Regering, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 24 juli 2009, 4 december 2009, 6 juli 2010 en 7 juli 2010;

Gelet op het ministerieel besluit van 18 april 2008 tot uitvoering van het besluit van de Vlaamse Regering tot toekenning van strategische investerings- en opleidingssteun aan ondernemingen in het Vlaamse Gewest gewijzigd bij ministeriële besluiten van 28 mei 2009 en 21 oktober 2010;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, artikel 3, § 1;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat alleen een aantal verduidelijkingen worden doorgevoerd om de regelgeving in overeenstemming te brengen met de Europese regelgeving, en dat daarnaast alleen een aanpassing in de weging en invulling van enkele criteria wordt doorgevoerd om die beter te laten aansluiten bij de gewijzigde financieel economische situatie;

Overwegende dat deze verduidelijkingen dringend noodzakelijk zijn om het instrument beter te laten aansluiten bij de beleids- en begrotingsdoelstellingen van de Vlaamse Regering;

Besluit :

HOOFDSTUK 1. - Definities

Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :

  1. Agentschap Ondernemen : intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid dat behoort tot het beleidsdomein Economie, Wetenschap en Innovatie;

  2. besluit van 22 februari 2008 : het besluit van de Vlaamse Regering van 22 februari 2008 tot toekenning van strategische investerings- en opleidingssteun aan ondernemingen in het Vlaamse Gewest, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 december 2010;

  3. decreet van 31 januari 2003 : het decreet van 31 januari 2003 betreffende het economisch ondersteuningsbeleid;

  4. onderneming : de onderneming, vermeld in artikel 3, 1°, van het decreet van 31 januari 2003;

  5. steun : de steun, vermeld in artikel 3, 5°, van het decreet van 31 januari 2003;

  6. steunintensiteit : de intensiteit, vermeld in artikel 3, 6°, van het decreet van 31 januari 2003.

    HOOFDSTUK 2. - Ontvankelijkheidscriteria

    Art. 2. Het ingediende dossier moet volledig zijn.

    Een aanvraag is volledig als :

  7. alle rubrieken zijn ingevuld;

  8. het formulier ondertekend is;

  9. in het kwaliteitsvolle opleidingsplan of ondernemingsplan de totale opleidings- of investeringskosten worden opgesplitst in de categorieën, vermeld in artikel 23 van het decreet van 31 januari 2003 en artikel 31, § 3, van het besluit van 22 februari 2008;

  10. voor opleidingsdossiers het sjabloon voor de berekening van de subsidiabele opleidingskost is ingevuld;

  11. alle vereiste bijlagen zijn bijgevoegd. Die bijlagen moeten uiterlijk vijftien werkdagen nadat de aanvraag elektronisch is ingediend in het bezit zijn van het Agentschap Ondernemen.

    Art. 3. De onderneming moet op het moment waarop de steunaanvraag wordt ingediend, voldoen aan de regelgeving betreffende de benchmarkconvenanten en de auditconvenanten.

    Die voorwaarde geldt niet voor ondernemingen die minder dan 0,1 PJ primaire energie per jaar verbruiken.

    Ondernemingen die 0,1 tot 0,5 PJ primaire energie per jaar verbruiken, moeten op het moment waarop ze de steunaanvraag indienen, toegetreden zijn tot het auditconvenant, en voldoen aan de verplichtingen ten gevolge van de toetreding.

    Ondernemingen die 0,5 PJ of meer primaire energie per jaar verbruiken, moeten op het moment waarop ze de steunaanvraag indienen, toegetreden zijn tot het benchmarkconvenant, en voldoen aan de verplichtingen ten gevolge van de toetreding.

    Art. 4. § 1. Het Agentschap Ondernemen onderzoekt via regelmatige bespreking door een commissie strategische steun, voor welke opleidingen en investeringen een voldoende mate van strategisch belang wordt bewezen.

    De opleidingen en investeringen dienen verder te gaan dan het louter verderzetten van de bestaande activiteiten van de onderneming en moeten betrekking hebben op een kantelmoment voor de onderneming. Onder kantelmoment moet worden verstaan een geheel van beslissingen waarvan de gevolgen moeilijk omkeerbaar zijn, die een verbetering op lange termijn nastreven en die een invloed hebben op de ganse organisatie.

    § 2. Het Agentschap Ondernemen onderzoekt voor welke opleidingen en investeringen het stimulerend effect en de noodzaak van de steun voldoende bewezen zijn.

    De ingediende opleidingsdossiers worden door het Agentschap Ondernemen onderzocht via bespreking op regelmatige basis door een commissie strategische steun. Er wordt nagegaan of de opleidingssteun noodzakelijk is voor de onderneming om de opleidingen uit te voeren op basis van de criteria, vermeld in de mededeling van de Commissie betreffende de criteria voor de beoordeling van de verenigbaarheid van individueel aan te melden staatssteun ten behoeve van opleiding (PB C 188 van 11 augustus 2009, blz. 1-5). De steun moet er toe leiden dat de onderneming haar gedrag zodanig wijzigt dat ze meer of betere opleidingen aanbiedt dan ze zonder de steun zou doen.

    De ingediende investeringsdossiers worden door het Agentschap Ondernemen onderzocht op basis van de criteria, vermeld in de mededeling van de Commissie betreffende de criteria voor diepgaande beoordeling van regionale steun voor grote investeringsprojecten (PB C 223 van 16 september 2009, blz. 3-10). Er wordt nagegaan of de regionale investeringssteun het lokalisatiebeleid van de onderneming beïnvloedt, en of die steun noodzakelijk is voor de onderneming om investeringen uit te voeren in de regionale steungebieden.

    Art. 5. Zodra het Agentschap Ondernemen een dossier ontvangt, wordt het geregistreerd en stuurt het Agentschap Ondernemen per e-mail een ontvangstbevestiging en een registratienummer naar de onderneming.

    Het Agentschap Ondernemen adviseert de minister over de vraag of de ingediende dossiers voldoen aan alle ontvankelijkheidsvoorwaarden, vermeld in hoofdstuk 2.

    Het Agentschap Ondernemen brengt de onderneming schriftelijk op de hoogte van de beslissing van de minister over de ontvankelijkheid of onontvankelijkheid, met vermelding van de motivering en de beroepsmogelijkheden. Voor ontvankelijke dossiers gebeurt dit door een bevestigingsbrief, waarin wordt bevestigd dat, onder voorbehoud van de uiteindelijke uitkomst van een gedetailleerd onderzoek, het project aan de vastgestelde voorwaarden voldoet om in aanmerking te komen voor steun. Pas nadat ze de bevestigingsbrief heeft ontvangen, mag de onderneming starten met de uitvoering van de voorgenomen opleidingen of investeringen.

    HOOFDSTUK 3. - Beoordeling van de subsidieaanvraag

    Afdeling 1. - Steun voor strategische opleidingsprojecten

    Onderafdeling 1. - Inhoud van de criteria

    Art. 6. § 1. Ter uitvoering van artikel 22 van het besluit van 22 februari 2008 wordt de strategische waarde van de ontvankelijke subsidieaanvraag voor een strategisch opleidingsproject getoetst aan de volgende bedrijfseconomische, sociale en ecologische criteria :

  12. bedrijfseconomische criteria die peilen naar de prestaties en de leefbaarheid van de onderneming :

    1. starter;

    2. financiële situatie : solvabiliteit;

    3. financiële situatie : liquiditeit;

    4. innovatie via contractueel onderzoek;

    5. innovatie via collectief onderzoek;

    6. kwantitatieve opleiding;

    7. opleidingsparticipatie;

  13. sociale criteria die nagaan of de onderneming haar sociaal maatschappelijke verantwoordelijkheid neemt :

    1. duurzaamheidsverslag;

    2. tewerkstelling kwantitatief;

    3. tewerkstellingsintegratie (diversiteitsplan);

  14. ecologisch criterium dat de inspanningen beoordeelt die de onderneming levert om een milieuzorgsysteem uit te bouwen :

    1. milieuzorg.

    De criteria worden verder toegelicht in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd.

    § 2. Het Agentschap Ondernemen bepaalt de in aanmerking komende opleidingskosten op basis van de gegevens die zijn ingevuld in het sjabloon, met in achtneming van wat volgt :

  15. specifieke opleidingen komen niet in aanmerking, tenzij het additionele karakter van de specifieke opleiding bewezen is;

  16. niet-overdraagbare opleidingen komen niet in aanmerking, tenzij het additionele karakter van de niet-overdraagbare opleiding is bewezen, of tenzij de opleidingen werden opgesteld voor de vier prioritaire kansengroepen, zoals gedefinieerd in artikel 1, punt 7° tot en met 10°, het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2007;

  17. wettelijk verplichte opleidingen komen niet in aanmerking;

  18. kosten waarvoor al van andere overheidsinstanties steun werd verkregen, komen niet in aanmerking voor de berekening van de subsidiabele opleidingskosten op basis van dit besluit.

    § 3. De strategische waarde van de ontvankelijke subsidieaanvraag wordt getoetst aan de criteria, vermeld in paragraaf 1.

    Onderafdeling 2. - Weging van de criteria

    Art. 7. Aan de criteria wordt, overeenkomstig artikel 22, § 2, van het besluit van 22 februari 2008, en naargelang het een starter of een niet-starter betreft, het volgende gewicht gegeven :

    ...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT