11 DECEMBER 2001. - Koninklijk besluit houdende uitvoering van de wet van 26 juni 2000 betreffende de invoering van de euro in de wetgeving die betrekking heeft op aangelegenheden zoals bedoeld in artikel 78 van de Grondwet en die ressorteert onder het Ministerie van Financiën

VERSLAG AAN DE KONING

Sire,

Dit ontwerp van koninklijk besluit is een uitvoering van de wet van 26 juni 2000 betreffende de invoering van de euro in de wetgeving die betrekking heeft op aangelegenheden als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet. Deze wet verschaft de Koning de mogelijkheid om de wetten die bedragen in Belgische frank vermelden of die verwijzen naar de Belgische frank, indien hij zulks nuttig acht en binnen strikt vastgelegde grenzen aan de euro aan te passen.

Het artikel 6 van de wet van 26 juni 2000 geeft de technische limieten aan waarbinnen bedragen in euro kunnen worden omgezet op basis van een andere dan de mathematische omrekeningskoers. De wet laat de keuze om het resultaat van de mathematische omrekening ofwel omhoog ofwel omlaag aan te passen, in principe vrij.

Dit ontwerp van koninklijk besluit is het derde dat in uitvoering van de voormelde wet zal worden genomen. Bij de besluiten van 20 juli 2000 en 13 juli 2001 is het grootste deel van de bedragen en regels uit de wetgeving die onder het departement Financiën ressorteren reeds aan de euro aangepast.

Voor een aantal bedragen waren er nog wettelijk vereiste adviezen of akkoordverklaringen noodzakelijk. Deze adviezen zijn nu verstrekt.

In een aantal gevallen is de wetgeving nog aangepast zonder rekening te houden met de overgang naar de euro. Deze bedragen worden in het huidig ontwerp omgezet.

De leidraad die bij de opstelling van dit ontwerp van koninklijk besluit werd gevolgd, is dezelfde als deze uit het eerste en het tweede eurobesluit. De aanpassingen gebeuren naar boven of naar beneden naargelang dit voor de belastingplichtige het voordeligst is. Er is steeds van uitgegaan dat de overgang naar de euro niet ten nadele mag gebeuren van de belastingplichtige die op normale wijze aan zijn verplichtingen voldoet.

COMMENTAAR OP DE ARTIKELEN.

Het is weinig opportuun om alle wijzigingen te bespreken. De hiernavolgende commentaar wordt dan ook beperkt tot de afrondingen die een bijzonder belang hebben.

Inkomstenbelastingen

Met artikel 1 wordt nog een bedrag omgezet uit het Wetboek van de Inkomstenbelastingen. Het was bij het eerste en tweede eurobesluit vergeten.

Artikel 2 betreft de omzetting van een bedrag uit artikel 43 van de Programmawet van 24 december 1993. In dat artikel 43 wordt de sociale vrijstelling van het remgeld bepaald. De drempel van 100 BEF waarbij geen terugstorting gebeurt bij de verrekening met de inkomstenbelasting, moet op dezelfde manier worden omgezet zoals het bedrag vermeld in artikel 304, § 2, WIB 92. Het gaat immers over hetzelfde bedrag.

De bedragen van de vrijstelling zelf zijn reeds omgezet bij artikel 6 van het Koninklijk besluit houdende uitvoering inzake de aangelegenheden die ressorteren onder het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu van de wet van 26 juni 2000 betreffende de invoering van de euro in de wetgeving die betrekking heeft op aangelegenheden als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Met de artikelen 3 en 4 worden de bedragen van de Bijzondere Bijdrage Sociale Zekerheid (BBSZ) bepaald in de artikelen 108 tot 110 van de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen omgezet. Deze bijdrage wordt geheven door de belastingadministratie samen met de personenbelasting en wordt ermee verrekend.

De omzetting van de bedragen is in principe mathematisch gebeurd. Er is evenwel rekening gehouden met de noodzaak dat het barema een logische opvolging moet kennen en vooral dat de berekende bedragen in euro ook correct moeten zijn met de formulering van het barema. Dit is gebeurd bij toepassing van artikel 6, tweede lid, 4°, van de wet van 26 juni 2000 die aan de Koning de bevoegdheid geeft om « maatregelen te nemen ten einde de logische opeenvolging van twee tarief - of baremaschalen te waarborgen, na omrekening van de bedragen die de grenswaarden ervan aangeven ».

In die zin is er van deze gelegenheid gebruik gemaakt om bepaalde anomalieën weg te werken, vooral wat het artikel 109 betreft dat de voorlopige inhoudingen regelt. Dit is bijvoorbeeld het geval voor de omzetting van het grensbedrag van 88 352 BEF naar 2.190,18 EUR, waarbij een inhouding bereikt wordt van 18,60 EUR. De logische opvolging en de berekening van de bijdrage bepaalt eveneens de omzetting van de andere grensbedragen.

Bij artikel 3 van het Koninklijk besluit houdende uitvoering inzake de aangelegenheden die ressorteren onder het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu van de wet van 26 juni 2000 betreffende de invoering van de euro in de wetgeving die betrekking heeft op aangelegenheden als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet waren er reeds 2 bedragen uit artikel 108 en 5 bedragen uit artikel 109 omgezet. Deze omzetting stelt evenwel volgende problemen:

1) in beide artikelen komen 27 bedragen voor; door het omzetten van slechts 7 bedragen en het niet expliciet omzetten van de andere 20 bestaat er grote juridische onzekerheid omtrent de juiste omzetting;

2) er ontstaan bijkomende anomalieën (gaten in het barema) omdat sommige bedragen expliciet zijn omgezet en andere gewoon mathematisch zouden moeten worden omgerekend; zo zou er geen inhouding mogelijk zijn voor een maandloon van 2.190,20 EUR;

3) de bestaande anomalieën zijn niet opgelost;

4) de eigenlijke BBSZ (artikel 108) wordt verrekend in de aanslag personenbelasting die verbonden is aan een aanslagjaar; bijgevolg is het nodig om voor de...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT