Raad voor de Mededinging. - Beslissing nr. 2008-I/O-08 van 27 februari 2008 Zaak MEDE-I/O-07/0036 Kinepolis LONGDOZ/Project Mediacité I. Procedure 1. De auditeur opende een ambtshalve onderzoek op gro

Raad voor de Mededinging. - Beslissing nr. 2008-I/O-08 van 27 februari 2008

Zaak MEDE-I/O-07/0036 Kinepolis LONGDOZ/Project Mediacité

  1. Procedure

    1. De auditeur opende een ambtshalve onderzoek op grond van artikel 44, § 1, 2° WBEM naar de niet-naleving door Kinepolis Group NV van Beslissing nr. 97-C/C-25 van de Raad van 17 november 1997 betreffende een concentratie tussen de groep Bert en de groep Claeys onder de benaming Kinepolis groep (hierna : « de Beslissing 1997 »).

    2. Op 29 november 2007 diende de auditeur een verslag in bij de Raad omtrent de oprichting door Kinepolis Group NV (hierna : « Kinepolis ») van een nieuw bioscoopcomplex te Luik.

    3. Na de indiening van het verslag en voor de zitting, werd de behandeling van de zaak overgenomen door een andere auditeur dan diegene die het verslag had opgesteld en ingediend. Kinepolis en de auditeur kregen de mogelijkheid schriftelijke opmerkingen in te dienen bij de Raad. Ze werden gehoord ter zitting van 11 februari 2008.

    4. Een derde, UGC, richtte een verzoek tot de Raad om gehoord te worden en om toegang te krijgen tot het verslag van de auditeur en tot stukken van het dossier. UGC kreeg bij beslissing van 21 december 2007 het recht om gehoord te worden en om schriftelijke opmerkingen in te dienen, en werd gehoord ter zitting van 11 februari 2008, in aanwezigheid van Kinepolis en de auditeur.

  2. Voorwerp van het verslag en procedurele voorgaanden

    1. Het verslag van de auditeur kadert in de opvolging van de voorwaarden die werden opgelegd aan Kinepolis in de Beslissing 1997. Het gaat met name om de volgende voorwaarde :

      4. De groep die uit de concentratie zal ontstaan zal geen nieuw één of meer zalencomplex oprichten of overnemen noch een bestaand complex uitbreiden, renoveren of vervangen zonder de voorafgaande instemming van de Raad voor de Mededinging.

      Deze voorwaarden van voorafgaande instemming van de Raad geldt niet bij een uitbreiding, renovatie van een bestaand complex, of vervanging van een bestaand complex door een ander complex, indien dit tot gevolg heeft dat het aantal zetels of zalen van het betrokken complex stijgt met minder dan 20 % gedurende een termijn bepaald in punt 5 van het beschikkend gedeelte.

      De Raad zal op een verzoek tot instemming een beslissing nemen binnen de termijnen zoals deze thans gelden voor het concentratietoezicht na de partijen te hebben gehoord. Bij ontstentenis van een beslissing binnen deze termijnen zal de Raad geacht worden met het verzoek ingestemd te hebben.

    2. Bij Beslissing nr. 2007-C/C-12 van 16 april 2007 heeft de Raad de verschillende voorwaarden neergelegd in de Beslissing 1997 opgeheven. Bij arrest van 23 augustus 2007 in zaken 2007/MR/2, 2007/MR/3 en 2007/MR/4 heeft het Hof van beroep van Brussel de tenuitvoerlegging van deze beslissing van de Raad geschorst tot de datum waarop het Hof over de grond van de zaak beslist zal hebben.

    3. Volgens de auditeur bestonden er ernstige aanwijzingen dat Kinepolis voorafgaande instemming nodig had van de Raad voor het oprichten van het nieuwe bioscoopcomplex in Luik, genaamd het project Mediacité. Deze ernstige aanwijzingen waren de aanleiding voor het openen van het ambtshalve onderzoek. Daarbij gaat de auditeur er vanuit dat de voorwaarden van de Beslissing 1997 zijn herleefd door het schorsingsarrest van het Hof van beroep van 23 augustus 2007.

    4. Blijkens het dossier en het verslag werden verzoeken om inlichtingen gestuurd naar Kinepolis, vond er overleg plaats tussen de auditeur en Kinepolis, alsook met UGC, een concurrent van Kinepolis die een memorie indiende die mee aan de grondslag lag van het verslag van de auditeur. Tijdens het overleg met de auditeur en de Dienst gaf Kinepolis aan dat er volgens haar geen instemming vereist was voor het nieuwe complex in Luik en dat zij niet voornemens was daarvoor dergelijke instemming te vragen aan de Raad op grond van de vierde voorwaarde in Beslissing 1997.

    5. Volgens de auditeur overstijgt het belang van deze zaak het complex te Luik. In het verslag wordt aan de Raad gevraagd zich uit te spreken over de wijze waarop de hiervoor geciteerde vierde voorwaarde van Beslissing 1997 moet worden toegepast en geïnterpreteerd, mede in het licht van de mogelijkheid dat het Hof van beroep de voorwaarden van Beslissing 1997 zou doen herleven in een uitspraak ten gronde.

    6. Meer specifiek wordt in het verslag aan de Raad verzocht aan te duiden :

      (i) welke berekeningsmethode moet worden gevolgd;

      (ii) op welke datum of op welk ogenblik de vraag moet worden beoordeeld of voorafgaande instemming moet worden bekomen;

      (iii) in welk mate de overeenkomst die Kinepolis aangaat voor de oprichting, overname, vervanging, uitbreiding of renovatie de precieze capaciteit of minimum- en maximumaantallen dient aan te geven zodat bij de berekening hiervan kan worden uitgegaan, en in welke mate de geleverde cijfers moeten overeenkomen met de...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT