Programmawet (I). (NOTA 1 : in TITEL II, HOOFDSTUK I, afdeling 4, worden de woorden 'Controledienst voor de Verzekeringen', 'Controledienst' en 'Dienst' vervangen door ofwel 'CBFA', ofwel 'Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen', volgens de art. 27 en 33 van KB 2003-03-25/34 ;, de 24 décembre 2002

TITEL I. - Algemene bepaling.

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

TITEL II. - Sociale Zaken en Pensioenen.

HOOFDSTUK 1. - Sociaal statuut der zelfstandigen.

Afdeling 1. - Vereenvoudiging van de bijdragenstructuur.

Art. 2. In artikel 11 van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen, laatst gewijzigd bij de programmawet van 10 februari 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1) § 1 wordt vervangen als volgt :

" § 1. De bijdragen van de onderworpenen worden uitgedrukt in een percentage van de beroepsinkomsten. ";

2) in § 2, eerste lid, worden de woorden " , vermeerderd volgens de modaliteiten bepaald door de Koning, met het bedrag van de bijdragen bedoeld in de artikelen 12 en 13 van dit besluit " geschrapt;

3) § 4, derde lid, wordt opgeheven;

4) in § 5, eerste lid, worden de woorden " 112,99 pct. van " geschrapt;

5) in § 5, tweede lid worden de woorden " 112,99 pct. van " geschrapt.

Art. 3. In artikel 12 van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 20 juli 2000, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1° § 1, eerste lid, wordt vervangen als volgt :

" Onverminderd de uitzonderingen bedoeld in de §§ 1bis en 2 zijn de onderworpenen de volgende jaarlijkse bijdragen verschuldigd :

  1. 19,65 pct. op het gedeelte der beroepsinkomsten dat 15.732,17 EUR niet te boven gaat;

  2. 14,16 pct. op het gedeelte der beroepsinkomsten dat 15.732,17 EUR te boven gaat, maar 23.186,08 EUR niet overschrijdt. ";

    2° in § 1, tweede lid wordt het bedrag " 152 777 BEF " vervangen door het bedrag " 3.221,08 EUR ";

    3° in § 2, eerste lid wordt het bedrag " 16 362 BEF " vervangen door het bedrag " 405,60 EUR ";

    4° § 2, tweede lid, wordt vervangen als volgt :

    " Wanneer genoemde inkomsten minstens 405,60 EUR bedragen, is de onderworpene de volgende jaarlijkse bijdragen verschuldigd :

  3. 19,65 pct. op het gedeelte der beroepsinkomsten dat 15.732,17 EUR niet te boven gaat;

  4. 14,16 pct. op het gedeelte der beroepsinkomsten dat 15.732,17 EUR te boven gaat, maar 23.186,08 EUR niet overschrijdt. ";

    5° § 2, derde lid, wordt opgeheven;

    6° § 3 wordt opgeheven.

    Art. 4. In artikel 13 van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 20 juli 2000, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

    1° in § 1, eerste lid, wordt het bedrag " 32 724 BEF " vervangen door het bedrag " 811,20 EUR ";

    2° § 1, tweede lid, wordt vervangen als volgt :

    " Wanneer bedoelde inkomsten minstens 811,20 EUR belopen, is de onderworpene volgende jaarlijkse bijdragen verschuldigd, vastgesteld op de beroepsinkomsten, bedoeld in artikel 11, §§ 2 en 3 :

  5. 19,65 pct. op het gedeelte der beroepsinkomsten dat 15.732,17 EUR niet te boven gaat;

  6. 14,16 pct. op het gedeelte der beroepsinkomsten dat 15.732,17 EUR te boven gaat, maar 23 186,08 EUR niet overschrijdt ";

    3) in § 1, derde lid, wordt het percentage " 12,99 pct. " vervangen door het percentage " 14,70 pct. ";

    4)

    § 2 wordt opgeheven.

    Art. 5. Artikel 14, § 2, van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 20 juli 2000, wordt vervangen als volgt :

    " § 2. De Koning kan, na advies van het Algemeen Beheerscomité voor het sociaal statuut der zelfstandigen, opgericht bij artikel 107 van de wet van 30 december 1992 houdende sociale en diverse bepalingen, en bij een in Ministerraad overlegd besluit, de in de artikelen 12 en 13 bedoelde percentages en het bedrag van de beroepsinkomsten opgenomen in artikel 12, § 1, tweede lid, aanpassen.

    Het bedrag van de bijdrageverhoging ingevolge de aanpassing van het bedrag van de beroepsinkomsten opgenomen in artikel 12, § 1, tweede lid, waarvan sprake in het eerste lid, mag evenwel niet meer bedragen dan 175 EUR. ".

    Art. 6. In artikel 91, § 4, van de wet van 30 december 1992 houdende sociale en diverse bepalingen, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 20 juli 2000, worden de woorden " naar aanleiding van een verhoging van de forfaitaire bedragen in toepassing van artikel 14, § 2, van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen " geschrapt.

    Art. 7. (Ingetrokken)

    Art. 8. (Ingetrokken)

    Afdeling 2. - Sociaal en Fiscaal statuut van de meewerkende echtgenoot.

    Art. 9. Artikel 15 van de programmawet van 30 december 2001, waarbij een artikel 6bis wordt ingevoegd in het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen, wordt opgeheven.

    Art. 10. Artikel 16 van dezelfde programmawet, waarbij artikel 7, 1°, van hetzelfde besluit wordt opgeheven, treedt in werking op 1 januari 2003.

    Art. 11. In het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen wordt een artikel 7bis ingevoegd, luidende :

    " Art. 7bis. - § 1. De echtgenoot of echtgenote van een zelfstandige bedoeld in artikel 2, die, in de loop van een bepaald jaar, geen beroepsactiviteit uitoefent die voor hem rechten opent op uitkeringen in een verplichte regeling voor pensioenen, kinderbijslagen en ziekte- en invaliditeitsverzekering, die minstens gelijkwaardig zijn aan die van het sociaal statuut van zelfstandigen, noch een uitkering geniet in het raam van de sociale zekerheid die voor hem dergelijke eigen rechten opent, wordt vermoed, voor datzelfde jaar, met uitzondering van de kwartalen tijdens dewelke de geholpen zelfstandige geen activiteit uitoefent die de onderwerping aan dit besluit met zich meebrengt, meewerkende echtgenoot te zijn en bijgevolg onderworpen te zijn aan dit besluit als helper in de zin van artikel 6.

    Personen bedoeld in voorgaand lid die niet voldoen aan de omschrijving van artikel 6, dienen een verklaring op erewoord waarvan de toepassingsmodaliteiten door de Koning worden bepaald, af te leggen om dit vermoeden te weerleggen. Bij niet-naleving van deze verplichting is er verval van recht op uitkeringen, onverminderd de mogelijkheid voor de Koning om een administratieve boete van maximaal 500 euro op te leggen.

    Het toepassingsgebied van dit artikel wordt verruimd tot de ongehuwde helper van een zelfstandige die met die zelfstandige verbonden is door een verklaring van wettelijke samenwoning. De Koning bepaalt de toepassingsmodaliteiten inzake betrokken personen.

    § 2. In afwijking van § 1 is de meewerkende echtgenoot voor de jaren 2003, 2004 en 2005 enkel onderworpen aan de verplichte regeling voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, sector der uitkeringen, overeenkomstig de door de Koning te bepalen regelen en voorwaarden.

    Niettemin kan de meewerkende echtgenoot zich voor de jaren 2003, 2004 en 2005 vrijwillig onderwerpen aan dit besluit, overeenkomstig de door de Koning te bepalen regelen en voorwaarden.

    § 3. In afwijking van § 1 is de meewerkende echtgenoot wiens geboortedatum gelegen is voor 1 januari 1956 enkel onderworpen aan de verplichte regeling voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, sector der uitkeringen. Hij kan zich vrijwillig onderwerpen aan dit besluit overeenkomstig de door de Koning te bepalen regelen en voorwaarden.

    Niettemin kan de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, situaties bepalen waarin de meewerkende echtgenoot wiens geboortedatum gelegen is voor 1 januari 1956 toch onderworpen is aan de bepalingen van § 1.

    § 4. De toepassing van deze wet mag geen nadeel berokkenen in pensioen, dat daadwerkelijk en voor de eerste maal ingaat, noch aan de meewerkende echtgenoot noch aan de geholpen zelfstandige, zoals bedoeld in artikel 7bis van het koninklijk besluit nr. 38.

    De Koning treft alle maatregelen die nodig zijn voor de uitvoering van deze paragraaf. "

    Art. 12. In artikel 11, § 2, van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 november 1996, worden het vierde en vijfde lid vervangen als volgt :

    " Voor de toepassing van deze paragraaf worden de aan de meewerkende echtgenoot overeenkomstig de fiscale wetgeving toebedeelde inkomsten gevoegd bij de inkomsten van de geholpen zelfstandige in het geval waarin de meewerkende echtgenoot enkel onderworpen is aan de verplichte regeling voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, sector uitkeringen.

    Voor de berekening van de bijdragen die verschuldigd zijn door een zelfstandige die geholpen wordt door een aan dit besluit onderworpen meewerkende echtgenoot die zich in een periode van begin van bezigheid bevindt, worden de beroepsinkomsten van het refertejaar verminderd met de inkomsten waarop de definitieve bijdragen van de meewerkende echtgenoot worden berekend. De Koning bepaalt welke bijdragen door de geholpen zelfstandige verschuldigd zijn zolang de gegevens betreffende de genoemde inkomsten van de meewerkende echtgenoot niet worden verstrekt. "

    Art. 13. In artikel 12 van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij de programmawet van 10 februari 1998, worden volgende wijzigingen aangebracht :

    1° in § 1, eerste lid, worden de woorden " de uitzonderingen bedoeld in de §§ 1bis en 2 " vervangen door de woorden " de uitzonderingen bedoeld in de §§ 1bis , 1ter en 2 ";

    2° een § 1ter wordt ingevoegd, luidende :

    " § 1ter. In afwijking van § 1, tweede lid, worden voor de berekening van de onder § 1, 1°, bedoelde bijdragen, de beroepsinkomsten van de overeenkomstig artikel 7bis aan dit besluit onderworpen meewerkende echtgenoot geacht de helft van 3.221,08 EUR te bereiken wanneer het referte-inkomen, na toepassing van artikel 11, § 3, de helft van dit bedrag niet bereikt. De aldus vastgestelde bijdragen zijn verschuldigd zelfs zo geen winsten werden verwezenlijkt voor het in artikel 11, § 2, bedoelde refertejaar.

    De onderworpene die, voor een bepaald kwartaal, een in toepassing van het eerste lid verminderde bijdrage betaalt, wordt geacht, voor dat kwartaal, een bijdrage betaald te hebben die minstens gelijk is aan de bijdrage bedoeld in § 1, tweede lid. "

    Art. 14. In artikel 52bis van het koninklijk besluit nr. 72 van 10 november 1967...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT