Wet op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen. (NOTA : de woorden 'de Europese Gemeenschap' worden telkens vervangen door de woorden 'de Europese Economische Ruimte', behalve in artikel 49, § 2, tweede lid, en in het opschrift van hoofdstuk I van titel XIII; zie W 2004-11-19/40, art. 3, 1°;, de 22 mars 1993

TITEL I. - TOEPASSINGSGEBIED. - DEFINITIES ALGEMENE BEPALINGEN.

HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied.

Artikel 1. Om het spaarderspubliek en de goede werking van het kredietsysteem te beschermen, regelt deze wet de vestiging en de werkzaamheden van, alsook het toezicht op de kredietinstellingen die in België werkzaam zijn.

(Onder kredietinstelling wordt verstaan, een Belgische of buitenlandse onderneming :

  1. waarvan de werkzaamheden bestaan in het van het publiek in ontvangst nemen van gelddeposito's of van andere terugbetaalbare gelden en het verlenen van kredieten voor eigen rekening, of

  2. waarvan de werkzaamheden bestaan in het uitgeven van betaalinstrumenten in de vorm van elektronisch geld.)

    (Voor de toepassing van deze wet worden de kredietinstellingen die uitsluitend de in het tweede lid, 2°, bedoelde werkzaamheden verrichten, gekwalificeerd als instellingen voor elektronisch geld.)

    Art. 2. (§ 1.) Deze wet geldt niet voor :

  3. de Nationale Bank van België, (de Europese Centrale Bank) het Herdiscontering- en Waarborginstituut en De Post (Postcheque);

  4. de ondernemingen die kapitalisatieverrichtingen uitvoeren die zijn geregeld bij koninklijk besluit nr. 43 van 15 december 1934 betreffende de controle op de kapitalisatieondernemingen of bij de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen.

    (§ 2. De Commissie voor het Bank- en Financiewezen kan een instelling voor elektronisch geld vrijstellen van de toepassing van alle of een aantal bepalingen van deze wet en haar uitvoeringsbesluiten :

  5. indien zij werkzaamheden van uitgifte van elektronisch geld verricht voor een totaalbedrag aan financiële verplichtingen, die verband houden met het uitstaand elektronisch geld, dat in normale omstandigheden niet hoger is dan 5 miljoen euro en nooit hoger is dan 6 miljoen euro, of

  6. indien zij elektronisch geld uitgeeft dat alleen als betaalinstrument wordt aanvaard door ondernemingen waarmee de uitgevende instelling van het elektronisch geld zich in een controleverhouding bevindt, en, ingeval deze ondernemingen dochterondernemingen zijn, indien zij operationele of ondersteunende taken verrichten die in verband staan met de uitgifte van elektronisch geld, of

  7. indien zij elektronisch geld uitgeeft dat alleen als betaalinstrument wordt aanvaard door een beperkt aantal ondernemingen die gemakkelijk te onderscheiden zijn doordat zij hetzelfde pand of een begrensde locatie delen, dan wel nauwe financiële of zakelijke banden hebben met de uitgevende instelling voor elektronisch geld, met name in de vorm van een gemeenschappelijke verkoop- of distributiestructuur.

    De instellingen voor elektronisch geld waaraan een vrijstelling is verleend op grond van deze paragraaf :

  8. komen niet in aanmerking voor de regeling inzake wederzijdse erkenning vastgesteld in de artikelen 65 tot 66bis van deze wet;

  9. moeten in de overeenkomst tot regeling van de uitgifte van elektronisch geld, bepalen dat de capaciteit van de elektronische drager waarop het elektronisch geld wordt opgeslagen, beperkt is tot maximum 150 euro;

  10. brengen periodiek verslag uit over hun werkzaamheden bij de Nationale Bank van België en bij de Commissie voor het Bank- en Financiewezen. Dit verslag, inzonderheid over het totaalbedrag van hun financiële verplichtingen die verband houden met het uitstaand elektronisch geld, wordt opgesteld volgens de regels die, na advies van de Nationale Bank van België, zijn vastgesteld door de Commissie voor het Bank- en Financiewezen die de rapporteringfrequentie bepaalt.)

    HOOFDSTUK II. - Definities.

    Art. 3. § 1. Voor de toepassing van deze wet en haar uitvoeringsbesluiten wordt verstaan onder :

  11. (De Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen : de instelling bedoeld in artikel 44 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, hierna " de CBFA " genoemd;)

    (1°bis nauwe banden :

    1. een situatie waarin een deelnemingsverhouding bestaat, of;

    2. een situatie waarin ondernemingen verbonden ondernemingen zijn, of;

    3. een band van dezelfde aard als bedoeld in bovenstaande littera's a) en b) tussen een natuurlijke persoon en een rechtspersoon;)

    (2° de begrippen controle, deelneming, deelnemingsverhouding, moederonderneming, dochteronderneming en verbonden onderneming : de omschrijving die hiervan wordt gegeven in de uitvoeringsbesluiten van artikel 44, derde lid, van deze wet;)

  12. gekwalificeerde deelneming : het rechtstreeks of onrechtstreeks bezit van ten minste 10 pct. van het kapitaal van een vennootschap of van de stemrechten die zijn verbonden aan de door deze vennootschap uitgegeven effecten, dan wel elke andere mogelijkheid om een invloed van betekenis uit te oefenen op het beleid van de vennootschap waarin wordt deelgenomen; voor de berekening van de stemrechten wordt rekening gehouden met de stemrechten van effecten die zijn gelijkgesteld met aandelen op grond van de wet van 2 maart 1989 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen in genoteerde vennootschappen en tot reglementering van de openbare overnameaanbiedingen;

  13. (de begrippen eigen vermogen en handelsportefeuille : de omschrijving die hiervan wordt gegeven in de uitvoeringsbesluiten van artikel 43 van deze wet;)

  14. financiële instelling : een onderneming die geen kredietinstelling is en waarvan de hoofdbedrijvigheid bestaat in het verwerven van deelnemingen of het verrichten van een of meer van de werkzaamheden als vermeld in de punten 2 tot 12 van de lijst in § 2 van dit artikel;

    (voor de toepassing van de artikelen 49 en 49bis worden met een financiële instelling gelijkgesteld, de beheersvennootschappen van instellingen voor collectieve belegging, de vereffeningsinstellingen bedoeld in artikel 2, 17°, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten en de instellingen waarvan het bedrijf bestaat uit het gehele of gedeeltelijke operationele beheer van diensten die verstrekt worden door dergelijke vereffeningsinstellinge);

  15. bijkantoor : een bedrijfszetel die een deel zonder rechtspersoonlijkheid vormt van een kredietinstelling en rechtstreeks, geheel of gedeeltelijk, handelingen verricht die specifiek zijn voor de werkzaamheden van een kredietinstelling; verschillende bedrijfszetels in een zelfde Staat van een kredietinstelling met zetel in een andere Staat worden beschouwd als één enkel bijkantoor.

    (7° elektronisch geld : een monetaire waarde vertegenwoordigd door een vordering op de uitgevende instelling, die is opgeslagen op een elektronische drager, is uitgegeven in ruil voor ontvangen geld en als betaalinstrument wordt aanvaard door andere ondernemingen dan de uitgever.)

    (8° saneringsmaatregelen : de maatregelen die bestemd zijn om de financiële positie van een kredietinstelling in stand te houden of te herstellen en van dien aard zijn dat zij de bestaande rechten van derden kunnen aantasten. Voor de in Titel II bedoelde kredietinstellingen bestaan deze maatregelen in :

    1. het gerechtelijk akkoord als geregeld bij de wet van 17 juli 1997 betreffende het gerechtelijk akkoord;

    2. de in artikel 57, § 1, tweede lid, 1°, bedoelde aanstelling van een speciaal commissaris;

    3. de in artikel 57, § 1, tweede lid, 2°, bedoelde schorsing of verbod tot uitoefening van alle of een deel van de activiteiten;

  16. liquidatieprocedure : een collectieve procedure die door een administratieve of rechterlijke autoriteit wordt ingeleid en gecontroleerd teneinde de activa van een kredietinstelling onder toezicht van deze autoriteiten te gelde te maken. Voor de in Titel II bedoelde kredietinstellingen stemt een dergelijke procedure overeen met een faillissement als geregeld bij de faillissementswet van 8 augustus 1997;

  17. saneringsautoriteiten : de administratieve of rechterlijke autoriteiten die bevoegd zijn op het vlak van saneringsmaatregelen. Voor de in Titel II bedoelde kredietinstellingen zijn dit de rechtbank van koophandel en de CBFA wat hun respectieve bevoegdheid inzake saneringsmaatregelen betreft;

  18. liquidatieautoriteiten : de administratieve of rechterlijke autoriteiten die bevoegd zijn op het vlak van liquidatieprocedures. Voor de in Titel II bedoelde kredietinstellingen is dit de rechtbank van koophandel wat haar bevoegdheid op het gebied van faillissementen betreft;

  19. saneringscommissaris : elke persoon of elk orgaan aangesteld door een saneringsautoriteit om saneringsmaatregelen te beheren;

  20. liquidateur : elke persoon of elk orgaan aangesteld door een liquidatieautoriteit om liquidatieprocedures te beheren.)

    § 2. De volgende werkzaamheden komen in aanmerking voor wederzijdse erkenning zoals geregeld bij de artikelen 34, 38 en 41 en titel III :

    1) In ontvangst nemen van deposito's en andere terugbetaalbare gelden.

    2) Verstrekken van leningen, inclusief onder meer consumentenkrediet, hypothecair krediet, factoring met of zonder verhaal en financiering van handelstransacties (inclusief forfaitering).

    3) Leasing.

    4) Betalingsverrichtingen.

    5) Uitgifte en beheer van betaalmiddelen (credit cards, reischeques, kredietbrieven).

    6) Verlenen van garanties en stellen van borgtochten.

    7) Transacties voor eigen rekening van de instelling of voor rekening van cliënten met betrekking tot :

    1. geldmarktinstrumenten (cheques, wissels, depositobewijzen, enz.);

    2. valuta's;

    3. financiële futures en opties;

    4. swaps en soortgelijke financieringsinstrumenten;

    5. effecten.

    8) Deelnemingen aan effectenemissies en dienstverrichtingen in verband daarmee.

    9) Advisering aan ondernemingen inzake kapitaalstructuur, bedrijfsstrategie en daarmee samenhangende aangelegenheden, alsmede advisering en dienstverrichtingen op het gebied van fusie en overname van ondernemingen.

    10) Bemiddeling op de interbankenmarkten.

    11) Vermogensbeheer of -advisering.

    12) Bewaarneming en beheer van effecten.

    13) Commerciële inlichtingen.

    14) Verhuur van safes.

    HOOFDSTUK III. - Beroep op het publiek voor terugbetaalbare gelden.

    Art. 4. Enkel de (andere in...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT