13 DECEMBER 2012. - Wet houdende diverse wijzigingsbepalingen betreffende de pensioenen van de overheidssector

ALBERT II, Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

HOOFDSTUK 2. - Verhoging van de leeftijd van het onmiddellijk of uitgesteld pensioen

Art. 2. In artikel 46 van de wet van 15 mei 1984 houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen, gewijzigd bij de wetten van 21 mei 1991 en 28 december 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

  1. § 1, tweede lid, wordt vervangen als volgt :

    « Voor de toepassing van het eerste lid, 1°, worden :

  2. eveneens in aanmerking genomen, de kalenderjaren waarvoor pensioenrechten kunnen worden geopend op een vervroegd pensioen in de regeling van de werknemers of in een ander wettelijk Belgisch pensioenstelsel;

  3. gelijkgesteld met jaren als beroepsbrandweerman, de loopbaanjaren als vrijwillige brandweerman voor zover deze vrijwillige brandweerman rechtstreeks deelneemt aan de brandbestrijding en op rust gesteld wordt als beroepsbrandweerman. Onder « vrijwillige brandweerman » dient te worden verstaan de brandweerman die verbonden is door een dienstnemingscontract zoals bedoeld in artikel 11 of 16 van bijlage 3 « Modelreglement voor de organisatie van een gemeentelijke vrijwilligersbrandweerdienst » van het koninklijk besluit van 6 mei 1971 tot vaststelling van de modellen van gemeentelijke reglementen betreffende de organisatie van de gemeentelijke brandweerdiensten en die deel uitmaakt van een brandweerdienst of een intercommunale brandweervereniging opgericht krachtens de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming en die niet de hoedanigheid bezit van lid van het gemeentepersoneel. De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, het begrip « vrijwillige brandweerman » wijzigen om het in overeenstemming te brengen met de regelgeving betreffende de rechtspositie van de vrijwillige brandweerman. »;

  4. een § 2/1 wordt ingevoegd, luidende :

    « § 2/1. In afwijking van §§ 1 en 2 en onverminderd § 1, eerste lid, 2°, wordt voor de personen die vóór 1 januari 1956 geboren zijn, de leeftijd op 62 jaar vastgesteld voor zover zij minstens 37 kalenderjaren tellen zoals bepaald in § 1, tweede lid, 1° ;

  5. § 3 wordt vervangen als volgt :

    § 3. De in § 1, eerste lid, 1°, § 2 en § 2/1 bepaalde voorwaarde inzake duur van de diensten dient niet vervuld te worden door de persoon geboren vóór 1 januari 1953 of door de persoon die de leeftijd van 65 jaar bereikt heeft.

    In afwijking van § 2, 2°, wordt de leeftijd voor de rustpensioenen die ingaan in de maand januari 2014 vastgesteld overeenkomstig § 2, 1°.

    In afwijking van § 2, 3°, wordt de leeftijd voor de rustpensioenen die ingaan in de maand januari 2015 vastgesteld overeenkomstig § 2, 2°.

    In afwijking van § 1, eerste lid, 1°, en derde lid, wordt de leeftijd voor de rustpensioenen die ingaan in de maand januari 2016 vastgesteld overeenkomstig § 2, 3°.

    De pensioenen die ingaan tijdens de maand januari van de jaren 2017, 2018, 2019, 2020, 2021 of 2022, worden, voor de toepassing van § 3/1, geacht respectievelijk in te gaan in 2016, 2017, 2018, 2019, 2020 of 2021.

    ;

  6. de §§ 3/1 en 3/2 worden ingevoegd, luidende :

    § 3/1. Om te bepalen of het vereiste minimumaantal pensioenaanspraakverlenende dienstjaren bedoeld in § 1, eerste lid, 1°, en derde lid, § 2 en § 3, tweede tot vierde lid, wordt bereikt, wordt de duur van de in het tweede lid bedoelde diensten verstrekt in een ambt waaraan de wet, voor de pensioenberekening, een gunstiger tantième dan 1/60e verbindt, vermenigvuldigd met de in het vijfde lid vastgestelde coëfficiënt die overeenstemt met het aan die diensten verbonden tantième, de ingangsdatum van het pensioen en het minimumaantal vereiste dienstjaren.

    De in het eerste lid bedoelde diensten zijn de werkelijk gepresteerde pensioenaanspraakverlenende diensten, de verloven met behoud van bezoldiging en de situaties vermeld in de lijst bedoeld bij artikel 88, vijfde lid, van de wet van 28 december 2011 houdende diverse bepalingen, die aanneembaar zijn voor de opening van het recht op pensioen, evenals de in § 1, tweede lid, 2 °, bedoelde loopbaanjaren als vrijwillige brandweerman. Ook indien, voor de berekening van het pensioen, het voordeliger tantième niet behouden blijft tijdens de situaties opgesomd in de hierboven bedoelde lijst, moet de in het vijfde lid bedoelde coëfficiënt toegepast worden op deze periode op basis van het tantième dat aan deze periode zou verbonden geweest zijn indien de betrokkene werkelijke diensten was blijven presteren in de functie die hij vóór die situatie uitoefende.

    Het eerste lid is eveneens van toepassing op de in het tweede lid bedoelde diensten gepresteerd bij de NMBS-Holding.

    Het eerste lid is niet van toepassing op de diensten gepresteerd bij instellingen waarvan het pensioenstelsel wordt geregeld bij de wet van 28 april 1958 betreffende het pensioen van het personeel van zekere organismen van openbaar nut alsmede van hun rechthebbenden.

    De coëfficiënt of coëfficiënten bedoeld in het eerste lid worden als volgt vastgesteld :

    Jaar waarin het pensioen ingaat Année de prise de cours de la pensionTantième 1/55Tantième 1/50 en andere gunstigere tantièmes Tantième 1/50 et autres tantièmes plus favorablesMinimumaantal vereiste dienstjaren Nombre minimal d'années de services exigéMinimumaantal vereiste dienstjaren Nombre minimal d'années de services exigé38 ans/jaar39 ans/jaar40 ans/jaar41 ans/jaar42 ans/jaar38 ans/jaar39 ans/jaar40 ans/jaar41 ans/jaar42 ans/jaar20131,0910-1,0908--1,1999-1,2001--20141,09101,09091,0908--1,19991,20001,2001--2015-1,09091,09081,0910--1,20001,20011,1999-2016--1,09081,09101,0909--1,20011,19991,20002017--1,06441,06491,0654--1,17061,17141,17222018--1,03901,04011,0500--1,14291,14431,14542019--1,03901,04011,0500--1,11641,11811,12002020--1,03901,04011,0500--1,09081,09331,09572021--1,03901,04011,0500--1,06671,06971,0722Vanaf 2022A partir de -1,03901,04011,0500 -1,04361,04671,0500

    Elke ononderbroken pensioenaanspraakverlenende periode, desgevallend onderverdeeld in afzonderlijke perioden naargelang het aan de diensten verbonden tantième, wordt geteld van de begin- tot en met de einddatum. De dagen die deel uitmaken van een onvolledige kalendermaand worden in aanmerking genomen ten belope van het gedeelte dat zij vertegenwoordigen in verhouding tot het aantal dagen dat werkelijk begrepen is in die volledige kalendermaand. Het resultaat van deze telling wordt, voor elke afzonderlijke periode, uitgedrukt in maanden met vier decimalen waarbij naar boven wordt afgerond indien de vijfde decimaal gelijk of groter is dan vijf. Dezelfde afronding wordt toegepast op het product dat wordt verkregen nadat de som van deze, per tantième samengetelde, afzonderlijke perioden werd vermenigvuldigd met de coëfficiënt bedoeld in het vijfde lid. De som van deze producten wordt uitgedrukt in maanden met vier decimalen.

    De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, beslissen om de coëfficiënt 1,1200 vastgesteld in de laatste kolom van de tabel in het vijfde lid, voor de in die kolom bedoelde gevallen, te behouden voor de jaren na 2019.

    § 3/2. De toepassing van § 1, tweede lid, 1°, kan niet meebrengen dat voor een bepaald kalenderjaar meer dan 12 maanden in aanmerking genomen worden voor de opening van het recht op het pensioen.

    .

    Art. 3. In artikel 88 van de wet van 28 december 2011 houdende diverse bepalingen worden de volgende...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT