Wet tot wijziging van de wet van 22 april 1999 betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen (I), de 19 mars 2013

HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepaling

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van de wet van 22 april 1999 betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen

Art. 2. Artikel 1/1 van de wet van 22 april 1999 betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 19 november 2009, wordt vervangen als volgt :

" Art. 1/1. Voor de toepassing van deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan wordt verstaan onder :

  1. toegetreden staat : de lidstaten van de Europese Economische Ruimte (EER) en de landen buiten de EER vanaf het ogenblik dat de Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties, op deze landen van toepassing is;

  2. werkdagen : het geheel van alle kalenderdagen met uitsluiting van de zondagen en wettelijke feestdagen. Als een termijn, uitgedrukt in werkdagen op een zaterdag afloopt, wordt hij verlengd tot de eerstvolgende werkdag. ".

    Art. 3. Artikel 44 van dezelfde wet, vervangen bij het koninklijk besluit van 19 november 2009, wordt aangevuld met een lid, luidende :

    " Het Beroepsinstituut houdt het tableau bij van de erkende boekhouders en erkende boekhouders-fiscalisten alsook de lijst van de stagiair boekhouders en de stagiair boekhouders-fiscalisten. Dit tableau en deze lijst van stagiairs bestaan enerzijds uit diegenen die hun beroep op zelfstandige basis voor rekening van derden uitoefenen, zijnde de externe leden en externe stagiairs, en anderzijds uit diegenen die het beroep uitsluitend uitoefenen in ondergeschikt dienstverband via een arbeidsovereenkomst of een door de overheid bezoldigde betrekking, zijnde de interne leden en interne stagiairs. Naar deze categorieën wordt, indien zij specifiek geviseerd worden, hierna expliciet verwezen als zijnde respectievelijk de " externe beroepsbeoefenaars of externe stagiairs " of de " interne beroepsbeoefenaars of interne stagiairs. ".

    Art. 4. Het opschrift van Hoofdstuk II van Titel VI van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :

    " Hoofdstuk II. - Organisatie, werking en organen van het Beroepsinstituut van erkende boekhouders en fiscalisten ".

    Art. 5. In artikel 45 van dezelfde wet wordt het eerste deel van de eerste zin beginnende met de woorden " De organisatie en de werking " en eindigend met de woorden " dienstverlenende intellectuele beroepen en " vervangen als volgt :

    " De organisatie en de werking van het Beroepsinstituut worden, zolang de Koning geen specifieke voorwaarden heeft gesteld voor het Beroepsinstituut, geregeld. ".

    Art. 6. In dezelfde wet wordt een artikel 45/1 ingevoegd, luidende :

    " Art. 45/1. § 1. Zijn lid van het Beroepsinstituut, alle natuurlijke personen en rechtspersonen die op het tableau van de beroepsbeoefenaars of op de lijst van de stagiairs zijn ingeschreven.

    § 2. Het Beroepsinstituut omvat een Nationale Raad samengesteld uit een gelijk aantal Nederlandstalige en Franstalige leden, alsook twee uitvoerende kamers en twee kamers van beroep, die respectievelijk het Frans en het Nederlands als voertaal hebben.

    Onverminderd § 11 zijn hun werkende en plaatsvervangende leden verkozen voor vier jaar, door de natuurlijke personen die op het tableau zijn ingeschreven.

    De Nationale Raad bestaat per taalgroep uit minstens twee derde externe beroepsbeoefenaars.

    De Koning bepaalt het aantal leden, de voorwaarden tot verkiesbaarheid en de regels inzake verkiezing.

    Hij stelt de werkingsregels van de Raad en van de kamers vast.

    § 3. De werkingskosten van het Beroepsinstituut worden gedekt door :

  3. de schenkingen te zijnen bate;

  4. de bijdragen van de leden, de stagiairs en de personen gevestigd in het buitenland die toestemming van de Kamer hebben bekomen om het beroep occasioneel uit te oefenen;

  5. de kosten vastgesteld door de Raad voor de behandeling van de administratieve dossiers;

  6. de boetes bij betalingsachterstal van de bijdragen vastgesteld door de Raad;

  7. de inkomsten uit roerende en onroerende goederen dewelke het Beroepsinstituut toebehoren.

    De bijdragen, de dossierkosten en de boetes bij betalingsachterstal van de bijdragen worden onderworpen aan de goedkeuring van de minister tot wiens bevoegdheid de Middenstand behoort.

    Bij niet-betaling van de bijdrage door een lid binnen de door de Raad vastgestelde termijn, kan de uitvoerende kamer het betrokken lid of de betrokken stagiair schrappen overeenkomstig artikel 45/2. De bijdrage is niet verschuldigd indien de belanghebbende voor het verstrijken van de vastgestelde termijn om zijn schrapping van de lijst van de stagiairs of het tableau van de beroepsbeoefenaars heeft verzocht.

    De Koning bepaalt op welke wijze toezicht wordt gehouden op de jaarrekeningen, begrotingen en boekhouding van het Beroepsinstituut.

    § 4. De Nationale Raad kan de voorschriften van de plichtenleer nader uitwerken, aanpassen of vervolledigen en stelt het...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT