Wet tot wijziging van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten tot aanpassing van de procedure voor de strafuitvoeringsrechter voor de vrijheidsstraffen van drie jaar of minder, de 5 mai 2019

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.

HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten

Art. 2. In titel III van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten wordt een nieuw artikel 3/1 ingevoegd, luidende:

"Art. 3/1. De Koning bepaalt voor welke misdaden of wanbedrijven die de fysieke of psychische integriteit van derden aantasten of bedreigen het openbaar ministerie bij het gerecht dat het in kracht van gewijsde getreden vonnis of arrest heeft uitgesproken, binnen de maand die volgt op het in kracht van gewijsde treden van de beslissing, de bevoegde dienst van de Gemeenschappen vat teneinde de gekende slachtoffers, die door haar in de vatting worden aangeduid, te contacteren.".

Art. 3. In artikel 23 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht:

  1. in paragraaf 1, eerste lid, wordt de bepaling onder 2° opgeheven;

  2. paragraaf 2 wordt aangevuld met volgende zin:

    "Indien de veroordeelde is veroordeeld tot één of meer vrijheidsstraffen waarvan het uitvoerbare gedeelte niet meer dan drie jaar bedraagt en zich, op zes maanden na, in de tijdsvoorwaarden bevindt voor de toekenning van de voorwaardelijke invrijheidstelling, kan betrokkene een schriftelijk verzoek indienen op de griffie van de strafuitvoeringsrechtbank indien hij niet gedetineerd is.".

    Art. 4. In artikel 29, § 3, van dezelfde wet worden de woorden "twee maanden" vervangen door de woorden "een maand".

    Art. 5. In artikel 29/1, § 3, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 14 december 2012, worden de woorden "twee maanden" vervangen door de woorden "een maand".

    Art. 6. In artikel 30, § 2, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 17 maart 2003, worden de woorden "vier maanden" vervangen door de woorden "een maand".

    Art. 7. In artikel 31 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 17 maart 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

  3. in paragraaf 1 wordt de bepaling onder het achtste streepje opgeheven;

  4. paragraaf 2 wordt opgeheven.

    Art. 8. In artikel 33 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 27 december 2006, 14 december 2012 en 17 maart 2013, wordt paragraaf 1 vervangen als volgt:

    " § 1. In de gevallen waarin het openbaar ministerie dit nodig acht en waarover het college van procureurs-generaal richtlijnen kan uitvaardigen, stelt het openbaar ministerie een advies op en zendt het, binnen tien werkdagen na de ontvangst van het afschrift van het advies van de directeur of, indien de veroordeelde niet gedetineerd is, na de indiening van het verzoek van de veroordeelde, over aan de strafuitvoeringsrechter en deelt er een afschrift van mee aan de veroordeelde en, in voorkomend geval, aan de directeur.".

    Art. 9. Artikel 34 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 17 maart 2013, wordt vervangen als volgt:

    "Art. 34. § 1. De strafuitvoeringsrechter doet uitspraak overeenkomstig de bepalingen van de onderafdelingen II en III van afdeling IV binnen de maand na de ontvangst van het advies van de directeur bedoeld in artikel 31 of, indien de veroordeelde niet gedetineerd is, na de indiening van het verzoek van de veroordeelde en ten vroegste na de ontvangst van het advies van het openbaar ministerie of na het verstrijken van de adviestermijn van het openbaar ministerie.

    § 2. Indien de strafuitvoeringsrechter evenwel oordeelt dat het dossier niet in staat is en er om een beslissing te kunnen nemen bijkomende informatie nodig is of dat hij het nodig acht om de bevoegde dienst van de Gemeenschappen de opdracht te geven een beknopt voorlichtingsverslag op te stellen of een maatschappelijke enquête uit te voeren met het oog op het verkrijgen van noodzakelijke informatie over het onthaalmilieu waar het elektronisch toezicht, de...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT