Wet tot wijziging van diverse bepalingen met het oog op de invoering van een beveiligingsperiode en tot wijziging van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis voor wat de onmiddellijke aanhouding betreft, de 21 décembre 2017

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.

HOOFDSTUK 2. - Deinvoering van een beveiligingsperiode

Afdeling 1. - Wijzigingen van het Wetboek van strafvordering

Art. 2. In artikel 195 van het Wetboek van strafvordering, vervangen bij de wet van 27 april 1987 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 5 mei 2014, worden tussen het tweede en het derde lid drie leden ingevoegd, luidende:

"In voorkomend geval vermeldt het veroordelend vonnis of de veroordeelde zich bevindt in de bij artikel 25, § 2, d) of e), of artikel 26, § 2, d) of e), van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten, bepaalde voorwaarden.

In geval van een veroordeling tot een vrijheidsstraf waarvan het uitvoerbaar gedeelte meer dan drie jaar bedraagt en minder dan dertig jaar, wegens feiten bedoeld in boek II, titels I, Ibis en Iter, in artikel 376, eerste lid, in artikel 394, indien gepleegd ten aanzien van één of meer politieambtenaren wegens hun hoedanigheid, in artikel 417ter, derde lid, 2°, of in artikel 428, § 5, van het Strafwetboek, kan het vonnis bepalen dat de voorwaardelijke invrijheidstelling of de voorlopige invrijheidstelling met het oog op verwijdering van het grondgebied of met het oog op overlevering pas kan worden toegekend nadat de veroordeelde twee derde van die straf heeft ondergaan.

In geval van een veroordeling tot een correctionele gevangenisstraf van dertig jaar of meer, kan het vonnis bepalen dat de voorwaardelijke invrijheidstelling of de voorlopige invrijheidstelling met het oog op verwijdering van het grondgebied of met het oog op overlevering pas kan worden toegekend nadat de veroordeelde meer dan vijftien jaar tot maximum vijfentwintig jaar van die straf heeft ondergaan.".

Art. 3. Artikel 344 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 21 december 2009 en gewijzigd bij de wet van 17 maart 2013, wordt aangevuld met twee leden, luidende:

"In geval van een veroordeling tot een vrijheidsstraf waarvan het uitvoerbaar gedeelte meer dan drie jaar bedraagt en minder dan dertig jaar, wegens feiten bedoeld in boek II, titels I, Ibis en Iter, in artikel 376, eerste lid, in artikel 394, indien gepleegd ten aanzien van één of meer politieambtenaren wegens hun hoedanigheid, in artikel 417ter, derde lid, 2°, of in artikel 428, § 5...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT