Wet tot opening van voorlopige kredieten voor de maanden april, mei, juni en juli 2019, de 27 mars 2019

HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.

HOOFDSTUK II. - Voorlopige kredieten

Art. 2. § 1. Voorlopige kredieten, welke in mindering komen van de algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2019, worden geopend voor de maanden april, mei, juni en juli 2019 ter grootte van de bedragen vermeld in de bij deze wet gevoegde tabel.

§ 2. De uitgaven ten laste van de variabele kredieten van de organieke fondsen worden voor de maanden april, mei, juni en juli 2019 geraamd op de bedragen vermeld in de bij deze wet gevoegde tabel.

§ 3. De aanrekeningen van de secties 02 - Kanselarij van de Eerste Minister, 06 - FOD Beleid en Ondersteuning, 12 - FOD Justitie, 14 - FOD Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel, en Ontwikkelingssamenwerking, 17 - Federale Politie en Geïntegreerde Werking, 24 - FOD Sociale Zekerheid en 25 - FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu mogen gebeuren volgens de aangepaste programmastructuur en de codering van de basisallocaties vermeld in de bij deze wet gevoegde tabel.

Art. 3. Facultatieve toelagen kunnen worden verleend op basis van de in de algemene uitgaven-begroting alsook in de aangepaste algemene uitgaven begroting voor het jaar 2018 opgenomen specifieke bepalingen.

Art. 4. § 1. In afwijking van het artikel 52, eerste lid, 1°, van de wet van 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat, mogen de vastleggingskredieten van de basisallocaties met betrekking tot de bezoldigingen en allerhande toelagen "11.00.03 - Vast en stagedoend statutair personeel " en "11.00.04 - Ander dan statutair personeel " alsook de basisallocaties 12.21.48 en 12.11.99, binnen éénzelfde sectie van de begroting onder en uitsluitend onder elkaar herverdeeld worden.

Deze afwijking is niet van toepassing op de basisallocaties voor de uitgaven van de beleidsorganen van de ministers en de staatssecretarissen.

§ 2. In afwijking van het artikel 52, eerste lid, 1°, van de wet van 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat, mogen de vastleggingskredieten van de basisallocaties 11.00.05, 11.40.05 en 41.60.05 - Uitgaven voor sociaal dienstbetoon - en van de basisallocaties betreffende de werkings- en investeringsuitgaven met de economische codes 12, 72 en 74, al of niet specifiek en al dan niet behorend tot een bestaansmiddelenprogramma, binnen éénzelfde sectie van de begroting onderen uitsluitend onder elkaar herverdeeld worden.

Deze afwijking is niet van toepassing op de basisallocaties voor de uitgaven van de beleidsorganen van de ministers en de staatssecretarissen, noch op de basisallocaties 12.21.48 en 12.11.99.

§ 3. In afwijking van paragraaf 2 mogen de erin bedoelde basisallocaties binnen éénzelfde sectie van de begroting eveneens naar de basisallocaties 21.40.01, 21.40.02, 21.60.01 en 21.60.02 worden herverdeeld.

§ 4. In afwijking van artikel 52 van de wet van 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat en onverminderd de bepalingen van de §§ 1 tot 3 en 5 tot 7, mag de bevoegde voorzitter van het directiecomité, mits het akkoord van de Directeur-generaal van het Directoraat-generaal Begroting en Beleidsevaluatie van de FOD Beleid en Ondersteuning, de vastleggingskredieten enerzijds en de vereffeningskredieten anderzijds van de basisallocaties herverdelen. De voorgestelde verhogingen...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT