Wet tot invoering van een beveiligingsmaatregel ter bescherming van de maatschappij, de 8 avril 2024

TITEL I. - Algemene bepalingen

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.

Art. 2. De beveiligingsmaatregel ter bescherming van de maatschappij is een beveiligingsmaatregel die ertoe strekt de maatschappij te beschermen tegen veroordeelden tot een gevangenisstraf of een opsluiting van minstens vijf jaar met een bijkomende, facultatieve of verplichte terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank, bij wie op het ogenblik van de veroordeling een ernstige psychiatrische aandoening wordt vastgesteld waarvoor vooralsnog geen voldoende effectieve behandeling bestaat, en die niet van die aard is dat zij het oordeelsvermogen of de controle over zijn daden teniet doet, maar die tot gevolg heeft dat er een voortdurend, ernstig gevaar wordt vastgesteld op het plegen van een nieuwe misdaad of wanbedrijf die de fysieke of psychische integriteit van derden ernstig aantast of bedreigt en die een gevangenisstraf of opsluiting van vijf jaar of een zwaardere straf tot gevolg kan hebben.

De beveiligingsmaatregel kan enkel ten uitvoer worden gelegd door de kamer voor de bescherming van de maatschappij onder de in artikel 11 bedoelde voorwaarden.

Art. 3. Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder:

  1. de directeur: de ambtenaar die belast is met het lokaal bestuur van een gevangenis of van een door de federale overheid georganiseerde inrichting of afdeling tot bescherming van de maatschappij of zijn afgevaardigde;

  2. de verantwoordelijke voor de zorg: de persoon die binnen een inrichting als bedoeld in de bepaling onder 3°, verantwoordelijk is voor de zorg of zijn afgevaardigde;

  3. de inrichting:

    1. de door de federale overheid georganiseerde inrichting of afdeling tot bescherming van de maatschappij;

    2. het door de federale overheid georganiseerd forensisch psychiatrisch centrum, aangewezen bij een besluit vastgelegd na overleg in de Ministerraad op voorstel van de voor Justitie, Volksgezondheid en Sociale Zaken bevoegde ministers;

    3. de door de bevoegde overheid erkende inrichting die is georganiseerd door een privé-instelling, door een gemeenschap of een gewest of door een lokale overheid, die in staat is de gepaste zorg te verstrekken en die een overeenkomst betreffende de plaatsing bedoeld in de bepaling onder 4° heeft afgesloten inzake de toepassing van deze wet;

  4. overeenkomst betreffende de plaatsing: een overeenkomst die wordt afgesloten tussen één of meerdere inrichtingen bedoeld in de bepaling onder 3°, c), enerzijds, en de minister van Justitie en de minister bevoegd voor het beleid inzake de zorgverstrekking in deze inrichtingen, anderzijds, waarbij de volgende aspecten worden vastgelegd: het minimum aantal veroordeelden tot een beveiligingsmaatregel ter bescherming van de maatschappij dat de inrichting of inrichtingen onder de vorm van plaatsing willen opnemen, de profielen waarvoor een plaatsing kan gebeuren en de te volgen procedure om tot plaatsing over te gaan en, in voorkomend geval, de financiële tegemoetkoming door de Federale Staat voor kosten verbonden aan de veiligheid;

  5. de kamer voor de bescherming van de maatschappij: de kamer van de strafuitvoeringsrechtbank die uitsluitend bevoegd is voor interneringszaken en voor de beveiligingsmaatregel ter bescherming van de maatschappij, behoudens de door de Koning bepaalde uitzonderingen;

  6. de rechter voor de bescherming van de maatschappij: de voorzitter van de kamer voor de bescherming van de maatschappij;

  7. openbaar ministerie: het openbaar ministerie bij de strafuitvoeringsrechtbank;

  8. het slachtoffer: de volgende categorieën van personen die bij de toekenning van een uitvoeringsmodaliteit kunnen vragen om te worden geïnformeerd, te worden gehoord of voorwaarden in haar belang bij de toekenning van uitvoeringsmodaliteiten te laten opleggen in de door deze wet bepaalde gevallen, volgens de door de Koning bepaalde regels:

    1. de natuurlijke persoon wiens burgerlijke vordering ontvankelijk en gegrond wordt verklaard;

    2. de natuurlijke persoon voor wie een vonnis of een arrest bepaalt dat er ten aanzien van hem strafbare feiten zijn gepleegd, of zijn wettelijke vertegenwoordiger;

    3. de natuurlijke persoon die zich omwille van een situatie van materiële onmogelijkheid of kwetsbaarheid geen burgerlijke partij heeft kunnen stellen;

    4. de nabestaande van de persoon van wie het overlijden rechtstreeks is veroorzaakt door het strafbaar feit of de nabestaande van een overleden persoon die zich burgerlijke partij had gesteld. Onder nabestaande wordt verstaan de echtgenoot van de overleden persoon, de persoon die met hem samenleefde en met hem een duurzame affectieve relatie had, zijn bloedverwanten in opgaande of neerdalende lijn, zijn broers of zussen, alsook anderen die van hem afhankelijk waren;

    5. de naaste van een niet-overleden slachtoffer die zich omwille van een situatie van materiële onmogelijkheid of kwetsbaarheid geen burgerlijke partij heeft kunnen stellen. Onder naaste wordt verstaan de echtgenoot van het niet-overleden slachtoffer, de persoon die met hem samenleeft en met hem een duurzame affectieve relatie heeft, zijn bloedverwanten in opgaande of neerdalende lijn, zijn broers of zussen, alsook anderen die van hem afhankelijk zijn.

    Ten aanzien van de personen die onder de categorieën c), d) en e), vallen, oordeelt de rechter voor de bescherming van de maatschappij op hun verzoek, overeenkomstig de bepalingen van titel II, of ze een direct en legitiem belang hebben;

  9. het beveiligd klinisch observatiecentrum: het observatiecentrum opgericht bij koninklijk besluit van 5 december 2019 tot oprichting van het beveiligd klinisch observatiecentrum;

  10. de kabinetsbeslissing: een beslissing van de rechter voor de bescherming van de maatschappij, zonder oproeping noch verschijning van de partijen.

    TITEL II. - Bepalingen betreffende het slachtoffer

    Art. 4. § 1. De in artikel 3, 8°, c), d) en e), bedoelde personen die in de door de wet bepaalde gevallen wensen te worden geïnformeerd inzake de beveiligingsmaatregel ter bescherming van de maatschappij of het naderhand toekennen van strafuitvoeringsmodaliteiten richten een schriftelijk verzoek aan de rechter voor de bescherming van de maatschappij.

    De griffie zendt onverwijld een afschrift van het verzoek over aan het openbaar ministerie. Het openbaar ministerie geeft een advies binnen zeven dagen na de ontvangst van het afschrift.

    § 2. De in paragraaf 1 bedoelde personen kunnen zich te allen tijde laten vertegenwoordigen of bijstaan door hun raadsman. Zij kunnen zich eveneens laten bijstaan door de gemachtigde van een overheidsinstelling of van een door de Koning hiertoe erkende vereniging.

    § 3. Indien de rechter voor de bescherming van de maatschappij dit nuttig acht om te kunnen oordelen over het direct en legitiem belang, kan hij de verzoeker vragen om op een zitting hieromtrent verdere informatie te verstrekken. Deze zitting moet plaatsvinden ten laatste een maand na de ontvangst van het in paragraaf 1 bedoelde verzoek.

    § 4. De rechter voor de bescherming van de maatschappij oordeelt over het direct en legitiem belang binnen vijftien dagen na de ontvangst van het verzoek of, indien er een zitting heeft plaatsgevonden, binnen vijftien dagen nadat de zaak in beraad is genomen. De beslissing wordt schriftelijk meegedeeld aan de verzoeker of aan zijn advocaat en aan het openbaar ministerie.

    § 5. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

    TITEL III. - De gerechtelijke fase van de beveiligingsmaatregel ter bescherming van de maatschappij

    HOOFDSTUK 1. - Het forensisch psychiatrisch deskundigenonderzoek

    Art. 5. § 1. Een forensisch psychiatrisch deskundigenonderzoek tot het al dan niet uitspreken van een beveiligingsmaatregel ter bescherming van de maatschappij kan worden bevolen indien:

    - de rechter op basis van het strafdossier van oordeel is dat het feit dient te worden gestraft met een correctionele hoofdgevangenisstraf van minimum vijf jaar of een zwaardere straf en hij een bijkomende, facultatieve of verplichte terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank overweegt op te leggen of hij een verplichte terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank dient op te leggen; en

    - hij op basis van het strafdossier elementen heeft om aan te nemen dat een persoon lijdt aan een ernstige psychiatrische aandoening die niet van die aard is dat zij het oordeelsvermogen of de controle over zijn daden teniet doet, maar die evenwel tot gevolg heeft dat er een voortdurend ernstig gevaar bestaat op het plegen van een nieuwe misdaad of wanbedrijf die de fysieke of psychische integriteit van derden ernstig aantast of bedreigt en die een gevangenisstraf of opsluiting van vijf jaar of een zwaardere straf tot gevolg kan hebben.

    § 2. De aangestelde forensische psychiater dient in zijn...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT