Wet ter bescherming van kweekproducten, de 10 janvier 2011

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen

Beoogde materie

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Deze wet voorziet in de gedeeltelijke omzetting van Richtlijn 98/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 1998 betreffende de rechtsbescherming van biotechnologische uitvindingen.

Definities

Art. 2. Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder :

  1. " Dienst " : de bij de Federale overheidsdienst opgerichte dienst, tot wiens bevoegdheid de bescherming van kweekproducten behoort, die belast is met het verlenen van kwekerscertificaten;

  2. " minister " : de minister tot wiens bevoegdheid de bescherming van kweekproducten behoort;

  3. " Verdragsluitende partij " : een Staat of een intergouvernementele organisatie die lid is van de Internationale Unie tot bescherming van kweekproducten;

  4. " Dienst van een verdragsluitende partij " : de met de verlening van kwekersrechten belaste dienst van die partij;

  5. " ras " : een plantengroep van een botanische taxon van de laagst bekende rang die, ongeacht of volledig wordt voldaan aan de voorwaarden voor het verlenen van een kwekersrecht, kan worden :

    - gedefinieerd aan de hand van de expressie van de eigenschappen die het resultaat is van een bepaald genotype of van een bepaalde combinatie van genotypen,

    - onderscheiden van elke andere plantengroep op grond van de expressie van ten minste één van die eigenschappen,

    en

    - beschouwd als een eenheid, gezien zijn geschiktheid om onveranderd te worden vermeerderd;

  6. " rascomponenten " : de volledige planten of plantendelen, voor zover die delen volledige planten kunnen voortbrengen;

  7. " geschrift " : opeenvolging van duidelijk gehandtekende en toegankelijke tekens die nadien geraadpleegd kunnen worden ongeacht hun drager en hun wijze van overdracht.

    HOOFDSTUK 2. - Materieel recht

    Afdeling 1. - Voorwaarden inzake de verlening van het kwekersrecht

    Voorwerp van de bescherming

    Art. 3. Rassen van alle botanische geslachten en soorten, met inbegrip van onder meer hun hybriden, kunnen het voorwerp uitmaken van een kwekersrecht.

    Voor bescherming in aanmerking komende rassen

    Art. 4. Het kwekersrecht wordt verleend wanneer het ras onderscheidbaar, homogeen, bestendig en nieuw is.

    Bovendien moet het ras worden aangeduid met een benaming in overeenstemming met hetgeen bepaald is in artikel 42.

    Onderscheidbaarheid

    Art. 5. § 1. Een ras wordt als onderscheidbaar beschouwd indien het door de expressie van de eigenschappen die voortvloeit uit een bepaald genotype of combinatie van genotypen, duidelijk te onderscheiden is van elk ander ras waarvan het bestaan op de datum van indiening van de aanvraag zoals bepaald in artikel 32, of in voorkomend geval, op de voorrangsdatum zoals bepaald in artikel 33, algemeen bekend is.

    § 2. Het bestaan van een ander ras wordt met name als algemeen bekend beschouwd, indien op de datum van indiening van de aanvraag zoals bepaald in artikel 32, of in voorkomend geval, op de voorrangsdatum zoals bepaald in artikel 33 :

  8. dat andere ras al het voorwerp van een kwekersrecht uitmaakt, of het ras in een officieel rassenregister is opgenomen in enige Staat of in een intergouvernementele organisatie die op dit gebied bevoegd is;

  9. voor dat andere ras al een aanvraag voor het verlenen van een kwekersrecht of tot opneming ervan in een officieel rassenregister is ingediend, mits de aanvraag intussen heeft geleid tot de verlening van de bescherming of tot de inschrijving in het register;

  10. de teelt of de verhandeling van dat andere ras reeds begonnen is;

  11. dat andere ras in een referentiecollectie komt, of in een publicatie nauwkeurig beschreven wordt.

    Homogeniteit

    Art. 6. Een ras wordt als homogeen beschouwd indien het voldoende homogeen is in de expressie van de eigenschappen die in aanmerking worden genomen bij het onderzoek van de onderscheidbaarheid, alsmede van elke andere eigenschap die voor de rasbeschrijving wordt gebruikt, behoudens de variatie die mag worden verwacht in verband met de bijzonderheden die eigen zijn aan de vermeerdering ervan.

    Bestendigheid

    Art. 7. Een ras wordt als bestendig beschouwd indien de expressie van de eigenschappen die in aanmerking worden genomen bij het onderzoek van de onderscheidbaarheid, alsmede van elke andere eigenschap die voor de rasbeschrijving wordt gebruikt, onveranderd blijft na achtereenvolgende vermeerderingen of, in het geval van een bijzondere vermeerderingscyclus, aan het eind van elke cyclus.

    Nieuwheid

    Art. 8. § 1. Een ras wordt als nieuw beschouwd als op de datum van indiening van de aanvraag zoals bepaald in artikel 32, of in voorkomend geval, op de voorrangsdatum zoals bepaald in artikel 33, geen rascomponenten of oogstmateriaal van het ras door of met toestemming van de kweker aan derden zijn verkocht of anderszins afgestaan, met het oog op exploitatie van het ras :

  12. op het grondgebied van België eerder dan één jaar vóór de bovengenoemde datum;

  13. buiten het grondgebied van België, eerder dan vier jaar of, in het geval van bomen of wijnstokken, eerder dan zes jaar vóór de bovengenoemde datum.

    § 2. Het afstaan van rascomponenten aan een officiële instantie voor wettelijke doeleinden, of aan derden uit hoofde van een overeenkomst of een andere rechtsverhouding uitsluitend met het oog op voortbrenging, vermeerdering, vermenigvuldiging, conditionering of opslag, wordt niet beschouwd als afstand aan derden in de zin van § 1, voor zover de kweker het uitsluitende beschikkingsrecht over deze en andere rascomponenten behoudt en geen verdere afstand plaatsvindt.

    Deze afstand van rascomponenten wordt echter als afstand in de zin van § 1 beschouwd indien deze componenten herhaaldelijk worden gebruikt bij de voortbrenging van hybriden en indien er afstand plaatsvindt van rascomponenten of oogstmateriaal van hybriden.

    Deze afstand van rascomponenten door een vennootschap of onderneming in de zin van artikel 54, § 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie aan een andere dergelijke vennootschap of onderneming wordt niet als afstand aan derden beschouwd indien een van hen geheel deel uitmaakt van de andere, of indien beiden geheel deel uitmaken van een derde dergelijke vennootschap of onderneming, voor zover geen verdere afstand plaatsvindt. Deze bepaling geldt niet voor coöperatieve vennootschappen.

    § 3. De afstand van rascomponenten of oogstmateriaal van het ras die zijn voortgebracht uit planten die worden gekweekt voor de in artikel 15, 2° en 3°, genoemde doeleinden en die niet voor verdere vermeerdering worden gebruikt, wordt niet als exploitatie van het ras beschouwd, tenzij met het oog op die afstand wordt verwezen naar het ras.

    Ook wordt geen rekening gehouden met afstand aan derden indien deze hetzij gebeurt in verband met, hetzij als gevolg van het feit dat de kweker het ras heeft gepresenteerd op een officiële of officieel erkende tentoonstelling in de zin van het Verdrag betreffende internationale tentoonstellingen, of op een tentoonstelling in een lidstaat van de Europese Unie en die door die lidstaat officieel als gelijkwaardig is erkend.

    Benaming

    Art. 9. De aanvrager duidt het ras aan door een benaming overeenkomstig artikel 42.

    Afdeling 2. - Rechthebbenden en rechtverkrijgenden

    Recht op bescherming

    Art. 10. § 1. Het recht op een kwekersrecht komt toe aan de persoon die het ras heeft gekweekt, of het heeft ontdekt en ontwikkeld, of aan zijn rechthebbende of rechtverkrijgende, die hierna " de kweker " wordt genoemd.

    § 2. Indien het nieuwe ras door twee of meer personen werd gekweekt, of werd ontdekt en ontwikkeld, komt het recht gezamenlijk toe aan deze personen of hun respectievelijke rechthebbenden of rechtverkrijgenden, tenzij anders is overeengekomen.

    § 3. Indien het nieuwe ras door een werknemer in de uitoefening van zijn arbeidscontract werd gekweekt, of werd ontdekt en ontwikkeld, komt dit recht toe aan de werkgever, tenzij anders is overeengekomen.

    Recht op het indienen van een aanvraag voor een kwekersrecht

    Art. 11. § 1. Elke natuurlijke persoon of rechtspersoon of elke instelling, die ingevolge het recht dat op haar van toepassing is met een rechtspersoon gelijk wordt gesteld, kan een aanvraag voor een kwekersrecht indienen.

    § 2. Een aanvraag kan ook door twee of meer aanvragers gezamenlijk worden ingediend.

    Afdeling 3. - Rechtsgevolgen van het kwekersrecht

    Omvang van het kwekersrecht - Handelingen

    Art. 12. § 1. Het kwekersrecht heeft als rechtsgevolg dat aan de houder of houders ervan, hierna " de houder " genoemd, het recht wordt voorbehouden om de in § 2 genoemde handelingen te verrichten.

    § 2. Onverminderd de artikelen 14 en 15, is de toestemming van de houder vereist voor de volgende handelingen uitgevoerd met betrekking tot rascomponenten, het oogstmateriaal of de producten die rechtstreeks zijn verkregen uit oogstmateriaal van het beschermde ras :

  14. het voortbrengen of de vermeerdering;

  15. het conditioneren ten behoeve van de vermeerdering;

  16. het te koop aanbieden;

  17. het verkopen of op een andere wijze commercialiseren;

  18. de invoer;

  19. de uitvoer;

  20. de opslag voor een van de hierboven genoemde doeleinden.

    De houder kan aan zijn toestemming voorwaarden en beperkingen verbinden.

    § 3. Paragraaf 2 is voor oogstmateriaal slechts van toepassing indien dit werd verkregen door het niet-toegestane gebruik van rascomponenten van het beschermde ras, en tenzij de houder een redelijke mogelijkheid gehad heeft om zijn recht met betrekking tot genoemde rascomponenten uit te oefenen.

    § 4. Paragraaf 2 is van toepassing op producten die rechtstreeks zijn verkregen uit oogstmateriaal van het beschermde ras, indien deze producten werden verkregen door het niet-toegestane gebruik van dit oogstmateriaal, en tenzij de houder een redelijke mogelijkheid gehad heeft om zijn recht met betrekking tot genoemd oogstmateriaal uit te oefenen.

    Omvang van het kwekersrecht - Rassen

    Art. 13. § 1. De bepalingen van artikel 12 zijn ook van toepassing :

  21. op rassen die in wezen afgeleid zijn van het...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT