Wet houdende organisatie van een centraal aanspreekpunt van rekeningen en financiële contracten en tot uitbreiding van de toegang tot het centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht, collectieve schuldenregeling en protest, de 8 juillet 2018

Titel 1. - Algemene bepaling

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.

TITEL 2. - Het centraal aanspreekpunt van rekeningen en financiële contracten

Art. 2. Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder :

  1. "NBB" : de Nationale Bank van België, bedoeld in de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België;

  2. "CAP" : het centraal aanspreekpunt van rekeningen en financiële contracten gehouden door de NBB in overeenstemming met deze wet;

  3. "kredietinstelling" : elke kredietinstelling als bedoeld in artikel 3, 1° ;

  4. "informatieplichtige" : elke instelling die in een van de categorieën van financiële instellingen thuishoort bedoeld in artikel 3;

  5. "informatiegerechtigde" : elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die wettelijk is gemachtigd de in het CAP opgenomen informatie op te vragen met het oog op de uitvoering van de door de wetgever na advies van de Gegevensbeschermingsautoriteit toevertrouwde opdrachten van algemeen belang;

  6. "centraliserende organisatie" : elke organisatie die er door de Koning toe gemachtigd is aanvragen om informatie van het CAP vanwege een specifieke categorie van informatiegerechtigden te centraliseren;

  7. "bank- of betaalrekening" : iedere rekening die :

    1. hetzij een bankrekening is, zijnde elke specifieke onderverdeling in het boekhoudplan van een kredietinstelling die in België tot stand is gekomen ten gevolge van het sluiten van een bancaire of financiële overeenkomst met haar cliënt, alleen of gemeenschappelijk met andere personen, en die het mogelijk maakt op een individuele basis de stromen en saldi van monetaire tegoeden te registreren en op te volgen welke door de betrokken kredietinstelling worden bewaard voor rekening van deze cliënt, alleen of samen met andere personen, of die door de betrokken kredietinstelling ter beschikking worden gesteld van deze cliënt, alleen of samen met andere personen, voor zover deze rekening de mogelijkheid biedt inkomsten te ontvangen, contanten af te halen of te storten, of betalingen ten gunste van derden te verrichten of in opdracht van derden te ontvangen,

    2. hetzij een betaalrekening is, zoals gedefinieerd in artikel 2, 18° van de wet van 11 maart 2018 op het statuut van en het toezicht op de betalingsinstellingen en de instellingen voor elektronisch geld, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en tot de activiteit van uitgifte van elektronisch geld, en de toegang tot betalingssystemen;

  8. "contanten" : bankbiljetten of muntstukken die wettige betaalkracht genieten in België of in het buitenland en waarvan de afgifte aan de schuldeiser van rechtswege een geldsom kwijt;

  9. "financiële verrichting waarbij contanten betrokken zijn" :

    1. de omwisseling van contanten tegen contanten; of

    2. de aan- of verkoop van monetaire activa in edele metalen tegen contanten; of

    3. de storting van contanten op een betaalrekening of de afhaling van contanten van een betaalrekening; of

    4. de uitvoering van betalingsverrichtingen, met inbegrip van geldovermakingen, tegen afgifte of opname van contanten door de cliënt, handelend in eigen persoon of via een lasthebber; of

    5. elke andere categorie van verrichtingen waarbij contanten worden afgegeven of afgehaald, waarvoor de Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit en na advies van de Cel voor Financiële Informatieverwerking en de NBB, gemachtigd is de toepassing van deze wet uit te breiden wanneer dergelijke verrichtingen waarbij contanten betrokken zijn, dreigen te worden gebruikt voor het witwassen van geld of voor de financiering van terrorisme of van de zware criminaliteit.

    Wordt echter niet beschouwd als een financiële verrichting waarbij contanten betrokken zijn, de storting op de eigen bank- of betaalrekening of de afhaling van de eigen bank- of betaalrekening van contanten door de houder of de medehouder van deze bank- of betaalrekening, handelend in eigen persoon of via een volmachtdrager;

  10. "financieel contract" : elk contract bedoeld in artikel 4, 3°, dat in België door een informatieplichtige wordt gesloten en waarvan zijn cliënt hoofdcontractant of hoofdmedecontractant is;

  11. "cliënt" : elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die:

    1. ofwel houder of medehouder is van een bank- of betaalrekening gehouden bij een informatieplichtige;

    2. ofwel de opdrachtgever of de begunstigde in België van een financiële verrichting waarbij contanten betrokken zijn en welke uitgevoerd wordt via de tussenkomst van een informatieplichtige;

    3. ofwel de hoofdcontractant of hoofdmedecontractant is van een financieel contract gesloten met een informatieplichtige;

  12. "volmachtdrager" : elke persoon die houder is van een volmacht welke ter kennis van de informatieplichtige is gebracht en die de betrokken persoon de mogelijkheid geeft om voor rekening van een cliënt een juridische handeling te stellen die een impact heeft op de bank- of betaalrekening geopend door deze cliënt, alleen of gezamenlijk met andere personen;

  13. "Administratie van de Thesaurie" : de Algemene Administratie van de Thesaurie van de Federale Overheidsdienst Financiën.

    Art. 3. Deze wet is van toepassing op de volgende informatieplichtigen :

  14. de kredietinstellingen bedoeld in artikel 1, § 3, eerste lid, van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen, met uitzondering van de instellingen bedoeld in artikel 2 van dezelfde wet;

  15. de beursvennootschappen bedoeld in artikel 1, § 3, tweede lid, van de voornoemde wet van 25 april 2014;

  16. de betalingsinstellingen bedoeld in boek II, titels II en III, van de wet van 11 maart 2018 op het statuut van en het toezicht op de betalingsinstellingen en de instellingen voor elektronisch geld, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en tot de activiteit van uitgifte van elektronisch geld en de toegang tot betalingssystemen;

  17. de instellingen voor elektronisch geld bedoeld in boek IV, titels II en III, van de voornoemde wet van 11 maart 2018;

  18. de in België gevestigde personen die beroepshalve verrichtingen uitvoeren voor de contante aankoop of verkoop van deviezen in baar geld of met cheques in deviezen dan wel met gebruik van een krediet- of betaalkaart, als bedoeld in artikel 102, tweede lid, van de wet van 25 oktober 2016 betreffende de toegang tot het beleggingsdienstenbedrijf en betreffende het statuut van en het toezicht op de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies;

  19. de verzekeringsondernemingen naar Belgisch recht en de verzekeringsondernemingen naar buitenlands recht die in België werkzaam zijn via een bijkantoor of zonder er gevestigd te zijn, als bedoeld in artikel 6 van de wet van 13 maart 2016 inzake het statuut van en het toezicht op de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen;

  20. de ondernemingen bedoeld in het koninklijk besluit nr. 55 van 10 november 1967 tot regeling van het juridisch statuut der ondernemingen gespecialiseerd in financieringshuur;

  21. de kredietgevers bedoeld in artikel I/9, 34°, van het Wetboek van economisch recht;

  22. de naamloze vennootschap naar publiek recht bpost, wat de financiële postdiensten of de uitgifte van elektronisch geld betreft;

  23. alsook elke andere categorie van entiteiten waarvoor de Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit en na advies van de Cel voor Financiële Informatieverwerking, van de Gegevensbeschermingsautoriteit en de NBB, gemachtigd is de toepassing van deze wet uit te breiden wanneer hun activiteiten dreigen te worden gebruikt voor het witwassen van geld of voor de financiering van terrorisme of van de zware criminaliteit.

    Art. 4. Iedere informatieplichtige deelt onverwijld aan het CAP de volgende informatie mee met betrekking tot ieder van zijn cliënten :

  24. de opening of de afsluiting van elke bank- of betaalrekening waarvan de cliënt houder of medehouder is, alsook de toekenning of de intrekking van een volmacht aan een of meerdere volmachtdager(s) op deze bank- of betaalrekening en de identiteit van deze volmachtdrager(s), samen met de datum ervan en met het nummer van deze bank- of betaalrekening;

  25. het bestaan van een of meerdere financiële verrichtingen waarbij contanten betrokken zijn welke door de informatieplichtige werden uitgevoerd en waardoor contanten werden gestort of afgehaald door deze cliënt of voor zijn rekening, alsook, in dit laatste geval, de identiteit van de natuurlijke persoon die de contanten daadwerkelijk heeft gestort of ontvangen voor rekening van deze cliënt, samen met de datum ervan;

  26. het bestaan of het einde van het bestaan van een contractuele relatie met de cliënt, samen met de datum ervan, wat iedere van de volgende soorten van financiële contracten betreft :

    1. de verhuur van kluizen, als bedoeld in artikel 4, eerste lid, 14), van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen;

    2. de levensverzekeringsovereenkomst die onder tak 21, als bedoeld in bijlage II van de wet van 13 maart 2016 op het statuut van en het toezicht op de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen valt, alsook de verzekeringsovereenkomst die onder de takken 23, 25 of 26 als bedoeld in voormelde bijlage II valt en waarbij het beleggingsrisico door de verzekeringnemer wordt gedragen, met uitzondering evenwel van de overlijdensverzekeringen alsook van de contracten gesloten in het kader van een van de drie pijlers van het Belgisch pensioenstelsel;

    3. de overeenkomst met betrekking tot beleggingsdiensten en/of nevendiensten als bedoeld in artikel 1, § 3, tweede lid, van de voornoemde wet van 25 april 2014, met inbegrip van het aanhouden van zicht- of vernieuwbare termijndeposito's ten behoeve van de cliënt en bestemd voor de verwerving van financiële instrumenten of voor terugbetaling, krachtens artikel 533, § 1, van dezelfde wet;

    4. het hypothecair krediet, als bedoeld in artikel I.9, 53/3°, van het Wetboek van economisch recht, ongeacht de benaming of...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT