Wet houdende maatregelen in de strijd tegen de fiscale fraude, de 30 juin 2017

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.

HOOFDSTUK 2. - Inkomstenbelastingen

Art. 2. In artikel 322, § 3, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, ingevoegd bij de wet van 14 april 2011 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 17 juni 2013, wordt het tweede lid aangevuld met de volgende zin :

"In voorkomend geval kunnen bij het centraal aanspreekpunt de identificatiegegevens worden opgevraagd betreffende een rekeningnummer dat tijdens het voormelde onderzoek is ontdekt en waarvan de belastingplichtige de titularis niet identificeert.".

Art. 3. Artikel 333, derde lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 22 december 2008, wordt aangevuld met de volgende zin :

"Wanneer de onderzoekingen uitgevoerd worden op vraag van een Staat waarmee België een overeenkomst tot voorkoming van dubbele belasting heeft gesloten, of waarmee België een akkoord heeft gesloten inzake de uitwisseling van inlichtingen met betrekking tot belastingaangelegenheden, of die samen met België deelneemt aan een ander bilateraal of multilateraal gesloten juridisch instrument, op voorwaarde dat deze overeenkomst, dit akkoord of dit juridisch instrument de uitwisseling van inlichtingen met betrekking tot belastingaangelegenheden tussen de akkoordsluitende Staten mogelijk maakt, wordt, de onderzoekstermijn, uitsluitend met het oog op het beantwoorden van de voormelde vraag, zonder voorafgaande kennisgeving verlengd met de aanvullende termijn van vier jaar.".

Art. 4. In artikel 333/1, § 1, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 14 april 2011 en gewijzigd bij de wetten van 7 november 2011 en 21 december 2013, worden het derde en het vierde lid vervangen als volgt :

"Het eerste lid is niet van toepassing op de in artikel 322, § 4, bedoelde verzoeken om inlichtingen vanwege een buitenlandse Staat. De kennisgeving aan de persoon in wiens hoofde het onderzoek door de buitenlandse Staat wordt gevoerd, gebeurt in dit geval post factum bij aangetekende zending uiterlijk 90 dagen na het verzenden van de informatie aan de buitenlandse Staat.

In afwijking van het derde lid gebeurt geen kennisgeving post factum :

  1. wanneer die buitenlandse Staat aantoont zelf reeds een kennisgeving aan de persoon in wiens hoofde het onderzoek wordt gevoerd, te hebben verstuurd;

  2. wanneer uit het verzoek om inlichtingen van die buitenlandse Staat blijkt dat er ernstige aanwijzingen van fiscale fraude...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT