Wet houdende het toezicht op verwerkers van betalingstransacties, de 24 mars 2017

HOOFDSTUK 1. - Doel. - Definities. - Toepassingsgebied

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.

Art. 2. Deze wet regelt het toezicht op de activiteiten van verwerkers van betalingstransacties alsook het toezicht op de naleving van de bepalingen van deze wet en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen.

De opdrachten die deze wet aan de Bank toevertrouwt, maken een taak uit zoals bedoeld in artikel 8 van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België.

Art. 3. Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder:

  1. verwerking van betalingstransacties: het uitvoeren van technische processen nodig voor en in het bijzonder gericht op de afhandeling van een betalingstransactie;

  2. verwerker: iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon die diensten voor de verwerking van betalingstransacties aanbiedt;

  3. systeemrelevante verwerker: iedere verwerker die de drempel bedoeld in artikel 5 overschrijdt;

  4. betalingstransactie: een door de betaler of de begunstigde geïnitieerde handeling waarbij giraal geld wordt overgemaakt, ongeacht of er onderliggende verplichtingen tussen de betaler en de begunstigde zijn, en waarbij (a) de betalingstransactie wordt uitgevoerd tussen verschillende betalingsdienstaanbieders en (b) zowel de betalingsdienstaanbieder van de betaler als de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde in België actief zijn;

  5. betalingsdienstaanbieder: de instellingen en overheden bedoeld in artikel 5 van de wet van 21 december 2009;

  6. betaler: hetzij een natuurlijke of rechtspersoon die houder is van een betaalrekening en een betalingstransactie vanaf die betaalrekening toestaat, hetzij bij ontbreken van een betaalrekening, een natuurlijke of rechtspersoon die een betalingsopdracht geeft;

  7. begunstigde: een natuurlijke of rechtspersoon die de beoogde uiteindelijke ontvanger is van het giraal geld waarop een betalingstransactie betrekking heeft;

  8. betaalrekening: een op naam van één of meer betalingsdienstgebruikers aangehouden rekening die voor de uitvoering van betalingstransacties wordt gebruikt;

  9. betalingsdienstgebruiker: een natuurlijke of rechtspersoon die in de hoedanigheid van betaler, begunstigde of beide van een betalingsdienst gebruikmaakt;

  10. betalingsdienst: elke bedrijfsactiviteit bedoeld in artikel 4, 1° van de wet van 21 december 2009;

  11. betalingsopdracht: een door een betaler of begunstigde aan zijn betalingsdienstaanbieder gegeven instructie om een betalingstransactie uit te voeren;

  12. betalingsschema: een in België actief enkel geheel van tussen betalingsdienstaanbieders overeengekomen voorschriften, praktijken, standaarden en/of richtsnoeren voor de uitvoering van betalingstransacties dat losstaat van een infrastructuur die of een betalingssysteem dat de werking ervan ondersteunt;

  13. uitbater van een betalingsschema: een besluitvormingsorgaan, organisatie of entiteit die juridisch verantwoordelijk is voor de werking van een betalingsschema;

  14. uitbesteding: elke overeenkomst van om het even welke vorm tussen een verwerker en een dienstverlener op grond waarvan deze dienstverlener een proces, een dienst of een activiteit verricht die anders door de verwerker zelf zou worden verricht;

  15. belangrijke operationele taak: elke taak die bij een gebrekkige of tekortschietende uitvoering ervan wezenlijk nadelige gevolgen zou hebben voor de voortdurende inachtneming door de verwerker van de verplichtingen waaraan hij uit hoofde van deze wet onderworpen is, dan wel voor de continuïteit en de stabiliteit van zijn dienstverlening en van het Belgisch betaalverkeer;

  16. de Bank: de instelling bedoeld in de wet van 22 februari 1998;

  17. overschrijving: een betalingsdienst voor het crediteren van de betaalrekening van een begunstigde met een betalingstransactie of een reeks betalingstransacties van een betaalrekening van een betaler door de betalingsdienstaanbieder die de betaalrekening van de betaler beheert, op basis van een door de betaler gegeven instructie;

  18. domiciliëring: een betalingsdienst voor het debiteren van de betaalrekening van een betaler, waarbij een betalingstransactie wordt geïnitieerd door de begunstigde op basis van een door de betaler aan de begunstigde, aan de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde of aan de betalingsdienstaanbieder van de betaler verstrekte instemming;

  19. wet van 22 februari 1998: de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België;

  20. wet van 21 december 2009: de wet van 21 december 2009 op het statuut van de betalingsinstellingen en van de instellingen voor elektronisch geld, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en tot de activiteit van uitgifte van elektronisch geld en de toegang tot betalingssystemen;

  21. werkdag: alle dagen met uitsluiting van de zondagen en wettelijke feestdagen.

    Art. 4. Deze wet is niet van toepassing op:

  22. de verwerking van betalingstransacties die zijn gebaseerd op een van de volgende documenten die door een betalingsdienstaanbieder zijn uitgegeven met de bedoeling giraal geld beschikbaar te stellen aan de begunstigde:

    i) een papieren cheque als bedoeld in artikel 1 van de wet van 1 maart 1961 betreffende de invoering in de nationale wetgeving van de eenvormige wet op de cheque en de inwerkingtreding van deze wet, en iedere andere gelijkaardige vorm van papieren cheque, zoals de postcheque bepaald bij de wet van 2 mei 1956 op de postcheque, een circulaire cheque, of elke andere titel die, ongeacht de benaming of de vorm, dezelfde rechtsgevolgen met zich meebrengt;

    ii) een papieren wisselbrief als bedoeld in artikel 1 van de gecoördineerde wetten op de wisselbrieven en orderbriefjes, ingevoegd in Titel VIII van Boek I van het Wetboek van Koophandel en iedere gelijkaardige vorm van papieren wisselbrief die, ongeacht de benaming of de vorm, dezelfde rechtsgevolgen met zich meebrengt;

    iii) een papieren tegoedbon, waaronder een papieren dienstencheque zoals bedoeld in artikel 2, 1°, van de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen, en papieren maaltijdcheque;

    iv) een papieren reischeque;

    v) een papieren postwissel uitgegeven en/of betaald in contanten aan een loket van een postkantoor of van een ander postaal servicepunt;

  23. de verwerking van betalingstransacties die...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT