Wet houdende diverse dringende fiscale bepalingen ten gevolge van de COVID-19 pandemie (CORONA III), de 15 juillet 2020

TITEL 1. - ALGEMENE BEPALING

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.

TITEL 2. - WIJZIGINGEN BETREFFENDE DE INKOMSTENBELASTINGEN

HOOFDSTUK 1. - Vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing

Art. 2. Dit artikel is van toepassing op de werkgevers die in toepassing van artikel 270, eerste lid, 1°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, schuldenaar zijn van bedrijfsvoorheffing en die gedurende een ononderbroken periode van minstens 30 kalenderdagen tussen 12 maart 2020 en 31 mei 2020, beide data inbegrepen, gebruik hebben gemaakt van het stelsel van tijdelijke werkloosheid.

De in het eerste lid vermelde werkgevers zijn er niet toe gehouden een gedeelte van de bedrijfsvoorheffing die zij verschuldigd zijn uit hoofde van een in artikel 273, 1°, van hetzelfde Wetboek bedoelde betaling of toekenning van belastbare bezoldigingen aan hun werknemers, door te storten aan de Schatkist op voorwaarde dat ze op die bezoldigingen 100 pct. van die bedrijfsvoorheffing inhouden.

De in het vorige lid bedoelde belastbare bezoldigingen zijn de overeenkomstig artikel 31, tweede lid, 1° en 2°, vastgestelde belastbare bezoldigingen van de werknemers met uitsluiting van het vakantiegeld, de eindejaarspremie en de achterstallige bezoldigingen.

Voor elk van de maanden juni 2020, juli 2020 en augustus 2020 bedraagt de niet door te storten bedrijfsvoorheffing 50 pct. van het verschil tussen enerzijds de totaal verschuldigde bedrijfsvoorheffing van die maand op de in het tweede en derde lid bedoelde bezoldigingen en anderzijds het totaal van de op de in het tweede en derde lid bedoelde bezoldigingen verschuldigde bedrijfsvoorheffing van de referentieperiode, de maand mei 2020 zonder dat deze vrijstelling over de beoogde drie maanden meer mag bedragen dan 20 miljoen euro.

Deze vrijstelling kan worden toegepast in combinatie met de toepassing van de vrijstellingen van doorstorting van bedrijfsvoorheffing beoogd in de artikelen 2751 tot 27511 van hetzelfde Wetboek en wordt berekend op het saldo van de verschuldigde bedrijfsvoorheffing na de toepassing van de vrijstellingen beoogd in artikelen 2751 tot 27511van hetzelfde wetboek.

De hiervoor bedoelde vrijstelling is niet van toepassing op de vennootschappen die tijdens de periode van 12 maart 2020 tot 31 december 2020 een inkoop van eigen aandelen of een toekenning of uitkering van dividenden als bedoeld in artikel 18 van hetzelfde Wetboek, met inbegrip van de uitkering van liquidatiereserves als bedoeld in de artikelen 184quater en 541 van hetzelfde Wetboek, of een kapitaalvermindering met inbegrip van de kapitaalvermindering als bedoeld in artikel 537 van hetzelfde Wetboek, of elke andere vermindering of verdeling van het eigen vermogen hebben verricht.

Ten slotte, is deze regeling niet van toepassing voor de vennootschappen die, in de periode van 12 maart 2020 tot 31 december 2020 ofwel:

- een rechtstreekse deelneming aanhouden in een vennootschap die gevestigd is in een Staat die is opgenomen op één van de lijsten waarnaar wordt verwezen in artikel 307, § 1/2, van hetzelfde Wetboek of een Staat die is opgenomen in de lijst in artikel 179, KB/WIB 92; of,

- betalingen hebben gedaan aan vennootschappen die gevestigd zijn in één van de in het eerste streepje bedoelde Staten, voor zover deze betalingen in de loop van het belastbare tijdperk een totaalbedrag vormen van ten minste 100 000 euro, en niet werd aangetoond dat deze betalingen werden verricht in het kader van werkelijke en oprechte verrichtingen die het gevolg zijn van rechtmatige financiële of economische behoeften.

De Koning bepaalt de toepassingsmodaliteiten van dit artikel.

HOOFDSTUK 2. - Belastingvermindering voor giften

Art. 3. Voor de in 2020 gedane giften:

  1. wordt het in artikel 14533, § 1, derde lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 vermelde percentage van 45 pct. op 60 pct. gebracht;

  2. wordt het in artikel 14533, § 1, vierde lid, van datzelfde Wetboek vermelde percentage van 10 pct. op 20 pct. gebracht.

    Art. 4. In artikel 3, eerste lid, van de wet van 29 mei 2020 houdende diverse dringende fiscale bepalingen ten gevolge van de COVID-19-pandemie worden de woorden "1 september 2020" vervangen door de woorden "31 december 2020".

    Art. 5. In artikel 5, eerste lid, van diezelfde wet, worden de woorden "30 juni 2020" vervangen door de woorden "31 december 2020".

    HOOFDSTUK 3. - Uitgaven voor kinderoppas

    Art. 6. In artikel 16, § 4, enig lid, van de wet van 29 mei 2020 houdende diverse dringende fiscale bepalingen ten gevolge van de COVID-19-pandemie worden de volgende wijzigingen aangebracht:

  3. in de inleidende zin worden de woorden "in 2020" vervangen door de woorden "in 2019 of 2020";

  4. in de bepaling onder 1° de woorden "30 juni 2020" vervangen door de woorden "31 december 2020".

    HOOFDSTUK 4. - Consumptiecheque

    Art. 7. De consumptiecheque die overeenkomstig artikel 19quinquies, § 2, van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders wordt toegekend, is vrijgesteld van inkomstenbelastingen.

    Art. 8. De consumptiecheque bedoeld in artikel 7 wordt als beroepskost aangemerkt overeenkomstig artikel 49 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992.

    HOOFDSTUK 5. - Receptiekosten

    Art. 9. Onverminderd artikel 49 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, en in afwijking van de artikelen 53, 8°, 183 en 235 van hetzelfde Wetboek, wordt 100 pct. van de beroepsmatig gedane receptiekosten die worden betaald of gedragen tussen 8 juni 2020 en 31 december 2020, als beroepskost aangemerkt.

    Art. 10. Voor de toepassing van artikel 205, § 2, eerste lid, 2°, van hetzelfde Wetboek, wordt rekening gehouden met artikel 9.

    HOOFDSTUK 6. - Investeringsaftrek

    Art. 11. Artikel 69, § 1, eerste lid, 1°, van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 25 december 2017, wordt aangevuld met de volgende zin:

    "Het basispercentage van de aftrek bedraagt 25 pct., voor de vaste activa die zijn verkregen of tot stand gebracht tussen 12 maart 2020 en 31 december 2020.".

    Art. 12. In artikel 201, § 1, van hetzelfde wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 17 maart 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

  5. het eerste lid, 1°, wordt aangevuld met de volgende zin:

    "Het basispercentage van de aftrek bedraagt 25 pct., voor de vaste activa die zijn verkregen of tot stand gebracht tussen 12 maart 2020 en 31 december 2020.";

  6. het vijfde lid wordt aangevuld als volgt:

    "en met betrekking tot de in 2019 verkregen of tot stand gebrachte vaste activa, in de twee volgende belastbare tijdperken.".

    HOOFDSTUK 7. - Aanpassing aan de vrijstelling ter versterking van de solvabiliteit en het eigen...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT