Wet houdende diverse bepalingen inzake belasting over de toegevoegde waarde, de 27 décembre 2021

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.

Art. 2. Deze wet voorziet in de gedeeltelijke omzetting van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde.

De wet voorziet eveneens in de gedeeltelijke omzetting van Richtlijn 86/560/EEG van de Raad van 17 november 1986 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der Lid-Staten inzake omzetbelasting - Regeling voor de teruggaaf van de belasting over de toegevoegde waarde aan niet op het grondgebied van de Gemeenschap gevestigde belastingplichtigen en van Richtlijn 2008/9/EG van de Raad van 12 februari 2008 tot vaststelling van nadere voorschriften voor de in Richtlijn 2006/112/EG vastgestelde teruggaaf van de belasting over de toegevoegde waarde aan belastingplichtigen die niet in de lidstaat van teruggaaf maar in een andere lidstaat gevestigd zijn.

Ten slotte voorziet deze wet in de gedeeltelijke omzetting van Richtlijn (EU) 2017/2455 van de Raad van 5 december 2017 tot wijziging van richtlijn 2006/112/EG en Richtlijn 2009/132/EG wat betreft bepaalde btw-verplichtingen voor diensten en afstandsverkopen van goederen en van Richtlijn (EU) 2019/1995 van de Raad van 21 november 2019 tot wijziging van richtlijn 2006/112/EG wat betreft de bepalingen inzake afstandsverkopen en bepaalde binnenlandse leveringen van goederen.

HOOFDSTUK 2. - Vrijstelling voor politieke, syndicale, religieuze, levensbeschouwelijke, vaderlandslievende, filantropische of staatsburgerlijke instellingen

Art. 3. In artikel 44, § 2, van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, vervangen bij de wet van 28 december 1992 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 30 juli 2018, wordt de bepaling onder 11° vervangen als volgt:

"11° de diensten en de nauw daarmee samenhangende leveringen van goederen ten behoeve en in het gemeenschappelijk belang van hun leden, verricht tegen betaling van een krachtens de statuten bepaalde bijdrage, door instellingen die geen winst beogen en doeleinden van politieke, syndicale, religieuze, levensbeschouwelijke, vaderlandslievende, filantropische of staatsburgerlijke aard nastreven, op voorwaarde dat deze vrijstelling niet tot concurrentieverstoring kan leiden;".

HOOFDSTUK 3. - Gemeubeld logies

Art. 4. In artikel 44, § 3, 2°, a), van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 14 oktober 2018, wordt de bepaling onder het derde streepje vervangen als volgt:

"- het verschaffen, voor een periode van minder dan drie maanden, van gemeubeld logies in hotels, motels en inrichtingen met een soortgelijke functie waar gewoonlijk aan betalende gasten onderdak wordt verleend voor een periode van minder dan drie maanden, tenzij die inrichtingen geen van de volgende nauw samenhangende diensten verrichten: instaan voor het fysiek onthaal van de gasten, de terbeschikkingstelling van huishoudlinnen en, wanneer het gemeubeld logies wordt verstrekt voor een periode van meer dan een week, de vervanging ervan tenminste eenmaal per week, en het dagelijks verschaffen van het ontbijt, door de exploitant van het logies of door een derde voor zijn rekening;".

Art. 5. Artikel 4 treedt in werking op 1 juli 2022.

HOOFDSTUK 4. - Aftrek van de belasting

Art. 6. In artikel 46 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 28 december 1992, wordt paragraaf 2 vervangen als volgt:

" § 2. In afwijking van paragraaf 1, kan de belastingplichtige, op grond van een voorafgaandelijke kennisgeving aan de administratie belast met de belasting op de toegevoegde waarde, het recht op aftrek uitoefenen met inachtneming van het werkelijk gebruik van de goederen en diensten of van een deel daarvan.

De belastingplichtige kan worden verplicht om het recht op aftrek uit te oefenen met inachtneming van het werkelijk gebruik van de goederen en diensten of van een deel daarvan wanneer de aftrek naar verhouding van de in paragraaf 1 bedoelde breuk leidt tot ongelijkheid in de heffing van de belasting.

De belastingplichtige die, op 31 december 2022, het recht op aftrek uitoefent met inachtneming van het werkelijk gebruik van de goederen en diensten of van een deel daarvan, doet de in het eerste lid bedoelde kennisgeving vóór 30 juni 2023.

De Koning bepaalt de toepassingsmodaliteiten van deze paragraaf, wat de vorm van de voorafgaandelijke kennisgeving en de in het derde lid bedoelde kennisgeving betreft, de termijn waarin de voorafgaandelijke kennisgeving gebeurt en de procedure volgens dewelke de belastingplichtige kan worden verplicht om het recht op aftrek uit te oefenen met inachtneming van het werkelijk gebruik overeenkomstig het tweede lid.".

Art. 7. Artikel 6 treedt in werking op 1 januari 2023.

HOOFDSTUK 5. - Mededeling van het btw-identificatienummer

Art. 8. In artikel 50, § 1, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 26 november 2009 en gewijzigd bij de wet van 15 mei 2014, worden de woorden "van andere goederen dan accijnsproducten" opgeheven.

Art. 9. In artikel 53quater van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 28 december 1992, vervangen bij de wet van 26 november 2009 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 2 april 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

  1. in paragraaf 1, derde lid, worden de woorden "van andere goederen dan accijnsproducten" opgeheven;

  2. paragraaf 2 wordt vervangen als volgt:

    " § 2. Zij die overeenkomstig artikel 50, § 1, eerste lid, 2°, voor btw-doeleinden zijn geïdentificeerd, delen hun btw-identificatienummer aan hun leveranciers mee wanneer zij krachtens artikel 51, § 1, 2°, of § 2, eerste lid, 1°, schuldenaar zijn van de belasting in België.

    Zij die overeenkomstig artikel 50, § 1, eerste lid, 4° en 5°, voor btw-doeleinden zijn geïdentificeerd, delen hun btw-identificatienummer aan hun leveranciers mee wanneer zij schuldenaar zijn van de belasting in België krachtens artikel 51, § 1, 2°, behalve in geval van intracommunautaire verwervingen van accijnsproducten of van in artikel 8bis, § 2, bedoelde nieuwe vervoermiddelen, of krachtens artikel 51, § 2, eerste lid, 1°. ";

  3. paragraaf 4, tweede lid, wordt vervangen als volgt:

    "De leden van de btw-eenheid in de zin van artikel 4, § 2, delen aan hun leveranciers en hun klanten het in artikel 50, § 2, tweede lid, bedoelde sub-btw-identificatienummer mee, wanneer deze eenheid schuldenaar is van de belasting in België krachtens artikel 51, § 1, 2°, behalve in geval van intracommunautaire verwervingen van accijnsproducten of van in artikel 8bis, § 2, bedoelde nieuwe vervoermiddelen, of krachtens artikel 51, § 2, eerste lid, 1°, of wanneer de leden diensten verrichten die krachtens de communautaire bepalingen geacht worden plaats te vinden in een andere lidstaat en waarvan de belasting is verschuldigd door de ontvanger van de dienst.".

    HOOFDSTUK 6. - Bijzondere regelingen - Opheffing van de regeling van forfaitaire grondslagen van aanslag - Aanpassing van de regeling voor landbouwondernemingen

    Art. 10. Artikel 56 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 30 juli 2018 en gewijzigd bij de wet van 17 maart 2019, wordt aangevuld met de paragrafen 6 en 7, luidende:

    " § 6. De aan de normale regeling van de belasting of aan de in artikel 56bis bedoelde vrijstellingsregeling van de belasting onderworpen belastingplichtige, kan de optie bedoeld in paragraaf 4, vierde lid, niet meer uitoefenen...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT