Wet houdende diverse bepalingen betreffende justitie, de 21 décembre 2018

TITEL 1. - Algemene bepaling

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.

TITEL 2. - Vereenvoudiging van de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek en het Gerechtelijk Wetboek betreffende de onbekwaamheid, en van de wet van 17 maart 2013 tot hervorming van de regelingen inzake onbekwaamheid en tot instelling van een nieuwe beschermingsstatus die strookt met de menselijke waardigheid

HOOFDSTUK 1. - Wijzigingen van het Burgerlijk Wetboek

Art. 2. In artikel 145/1 van het Burgerlijk Wetboek, ingevoegd bij de wet van 17 maart 2013 en gewijzigd bij de wet van 18 juni 2018, wordt het derde lid opgeheven.

Art. 3. In artikel 186 van hetzelfde Wetboek, hersteld bij de wet van 17 maart 2013, wordt het derde lid opgeheven.

Art. 4. In artikel 231 van hetzelfde Wetboek, hersteld bij de wet van 17 maart 2013, wordt het derde lid opgeheven.

Art. 5. In artikel 328, § 2, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 17 maart 2013 en gewijzigd bij de wet van 25 april 2014, wordt het derde lid opgeheven.

Art. 6. Artikel 489 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 17 maart 2013, wordt aangevuld met de woorden "en de personen, en op daden van beheer zoals bedoeld in artikel 494, g)".

Art. 7. In artikel 490 van hetzelfde Wetboek, hersteld bij de wet van 17 maart 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

  1. in het eerste lid worden de woorden ", wordt geregistreerd" vervangen door de woorden ", en de beëindiging van deze lastgeving krachtens het vijfde lid worden geregistreerd";

  2. in het vijfde lid wordt de zin die begint met de woorden "De lasthebber en de meerderjarige of ontvoogde minderjarige lastgever" en eindigt met de woorden "de redenen voor deze beslissing.", vervangen door de volgende zinnen:

    "De lasthebber, de meerderjarige lastgever die wilsbekwaam is of de ontvoogde minderjarige voor wie geen beschermingsmaatregel werd getroffen als bedoeld in artikel 492/1, delen hun beslissing om de overeenkomst te beëindigen aan de in het tweede lid bedoelde griffier of notaris mee. De lasthebber deelt deze informatie mee aan de vrederechter.".

    Art. 8. In artikel 490/1 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 17 maart 2013, en gewijzigd bij de wet van 25 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

  3. in paragraaf 2, eerste lid, wordt de zin "De artikelen 1241 en 1246 van het Gerechtelijk Wetboek zijn van toepassing." opgeheven;

  4. in paragraaf 2, derde lid, wordt de zin "De bepalingen van deel IV, boek IV, hoofdstuk X, afdeling I van het Gerechtelijk Wetboek zijn van toepassing." opgeheven;

  5. in paragraaf 3 wordt het tweede lid opgeheven.

    Art. 9. In artikel 490/2 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 17 maart 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

  6. in paragraaf 1 wordt het derde lid vervangen als volgt:

    "De lasthebber betrekt de lastgever zoveel mogelijk en in verhouding tot diens begripsvermogen bij de uitoefening van zijn opdracht. Hij pleegt bij de uitvoering van zijn opdracht op regelmatige tijdstippen en ten minste eenmaal per jaar overleg met de lastgever en, in voorkomend geval, de door de lastgever aangewezen personen.";

  7. in paragraaf 1, vierde lid, wordt de zin "De in artikel 1250 van het Gerechtelijk Wetboek bedoelde procedure is van toepassing." opgeheven;

  8. in paragraaf 1 wordt het zesde lid vervangen als volgt:

    "Heeft de lastgever meerdere lasthebbers aangewezen, dan worden de geschillen tussen hen beslecht in het belang van de lastgever, na getracht te hebben het standpunt van de partijen dichter bij elkaar te brengen overeenkomstig artikel 1247 van het Gerechtelijk Wetboek.";

  9. paragraaf 2 wordt vervangen als volgt:

    " § 2. De vrederechter kan te allen tijde de bijzondere of algemene lastgeving bedoeld in artikel 490 geheel of gedeeltelijk beëindigen, indien de wijze waarop de lasthebber de opdracht uitvoert van die aard is dat de belangen van de lastgever in het gedrang komen. Hij kan deze lastgeving geheel of gedeeltelijk vervangen door rechterlijke beschermingsmaatregelen die beter overeenstemmen met de belangen van de lastgever. Hij kan de tenuitvoerlegging van de lastgeving of de uitoefening van de bevoegdheden van de lasthebber onderwerpen aan dezelfde vormvereisten als degene die van toepassing zijn op de rechterlijke beschermingsmaatregelen.

    De vrederechter kan ofwel ambtshalve, ofwel op verzoek van enige belanghebbende of van de procureur des Konings, uitspraak doen over de uitvoeringsmodaliteiten van de lastgeving of over de bevoegdheden van de lasthebber. In geval van niet-naleving van de uitvoeringsmodaliteiten van de lastgeving of van de bevoegdheden van de lasthebber, gelden dezelfde sancties als degene waarin is voorzien voor een rechterlijke beschermingsmaatregel.";

  10. in paragraaf 3 wordt de bepaling onder 1° vervangen als volgt:

    "1° ingeval niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden bedoeld in de artikelen 488/1 en 488/2;";

  11. in paragraaf 3, 2° en 3°, worden de woorden "de kennisgeving" telkens vervangen door de woorden "de registratie".

    Art. 10. In artikel 492 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 25 april 2014, wordt het tweede lid opgeheven.

    Art. 11. In artikel 492/1, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 17 maart 2013 en gewijzigd bij de wetten van 25 april 2014, 31 juli 2017 en 7 januari 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

    1. in paragraaf 1, derde lid, wordt de bepaling onder 15° opgeheven;

    2. in paragraaf 1, derde lid, wordt de bepaling onder 17° aangevuld met de woorden "of het verzet daartegen overeenkomstig artikel 10 van dezelfde wet";

    3. in paragraaf 1, derde lid, wordt de bepaling onder 19° vervangen als volgt:

      "19° het verlenen van de toestemming tot de wegneming van lichaamsmateriaal bij levenden bedoeld in de artikelen 10, 12 en 20, § 1, van de wet van 19 december 2008 inzake het verkrijgen en het gebruik van menselijk lichaamsmateriaal met het oog op de geneeskundige toepassing op de mens of het wetenschappelijk onderzoek, of het verzet daartegen overeenkomstig de artikelen 12 en 20, § 2, van dezelfde wet;";

    4. paragraaf 1, derde lid, wordt aangevuld met de bepalingen onder 21° en 22°, luidende:

      "21° de ondertekening of authenticatie met behulp van de elektronische identiteitskaart overeenkomstig artikel 6, § 7, van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten en de verblijfsdocumenten en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen;

  12. de aflegging van de in artikel 135/1 bedoelde aangifte van de overtuiging dat het geslacht vermeld in de akte van geboorte niet overeenstemt met de innerlijk beleefde genderidentiteit.";

    1. in paragraaf 1 wordt tussen het derde lid en vierde lid een lid ingevoegd, luidende:

      "De rechter spreekt zich in alle gevallen ook uit over de bevoegdheid van de bewindvoerder om de rechten van de patiënt uit te oefenen op basis van artikel 14, § 2, van de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt voor het geval hij zelf deze rechten niet kan uitoefenen volgens voornoemde wet.";

    2. in paragraaf 2, derde lid, 4°, worden de woorden "van meer dan negen jaar" opgeheven;

    3. paragraaf 2, derde lid, wordt aangevuld met de bepalingen onder 19° en 20°, luidende:

      "19° de uitoefening van zijn rechten en plichten in fiscale en sociale zaken;

  13. het aangaan van periodieke schulden.";

    1. paragraaf 2, vierde lid, wordt aangevuld met de woorden "en of en onder welke voorwaarden de beschermde persoon een bankkaart kan gebruiken om die handelingen te stellen".

    Art. 12. In artikel 492/4 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 17 maart 2013, en gewijzigd bij de wet van 25 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

  14. in het eerste lid wordt de zin "Artikel 1246 van het Gerechtelijk Wetboek en, ingeval het een verzoek tot beëindiging van de rechterlijke beschermingsmaatregel betreft, artikel 1241 van het Gerechtelijk Wetboek, zijn van toepassing." opgeheven;

  15. het tweede lid wordt vervangen als volgt:

    "De vrederechter evalueert de rechterlijke beschermingsmaatregel ambtshalve indien hij het nodig acht of indien er zich een fundamentele wijziging in de omstandigheden heeft voorgedaan en handelt, in voorkomend geval, overeenkomstig het eerste lid. De bewindvoerder brengt de vrederechter op de hoogte telkens er zich een fundamentele wijziging in de omstandigheden heeft voorgedaan.".

    Art. 13. Artikel 492/5 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 17 maart 2013, wordt opgeheven.

    Art. 14. In artikel 493, § 3, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, hersteld bij de wet van 17 maart 2013 en gewijzigd bij de wetten van 12 mei 2014 en 31 juli 2017, wordt de zin "De in artikel 1250 van het Gerechtelijk Wetboek bedoelde procedure is van toepassing." opgeheven.

    Art. 15. In artikel 496 van hetzelfde Wetboek, hersteld bij de wet van 17 maart 2013, wordt het zesde lid opgeheven.

    Art. 16. In artikel 496/7, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 17 maart 2013, wordt de zin "De in artikel 1250 van het Gerechtelijk Wetboek bepaalde procedure is van toepassing." opgeheven.

    Art. 17. In artikel 497/2 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 17 maart 2013 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 15 oktober 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

    1. in de inleidende zin worden de woorden ", in zoverre de beschermde persoon daarvoor handelingsonbekwaam werd verklaard" ingevoegd tussen de woorden "De volgende handelingen zijn" en de woorden "niet vatbaar voor";

    2. de bepaling onder 17° wordt vervangen als volgt:

      "17° de in artikel 135/1 bedoelde aangifte van de overtuiging dat het geslacht vermeld in de akte van geboorte niet overeenstemt met de innerlijk beleefde genderidentiteit;";

    3. het artikel wordt aangevuld met de bepaling onder 28°, luidende:

      "28° het verlenen van de toestemming tot het wegnemen van organen bedoeld in artikel 5 of 10 van de wet van 13 juni 1986...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT