Wet betreffende de verlating van minderjarigen., de 20 mai 1987

Artikel 1. In het Eerste boek van het Burgerlijk Wetboek wordt een titel VIIIbis ingevoegd, met als opschrift " Verlating van een minderjarige " en bevattende de artikelen 370bis, 370ter en 370quater.

Artikel 370bis. ß 1. De jeugdrechtbank kan verlaten verklaren het kind dat bij een persoon of een opvanginstelling is ondergebracht en naar wie de ouders kennelijk niet hebben omgezien tijdens het jaar dat voorafgaat aan het instellen van de vordering tot verlatenverklaring.

Is het kind echter vanaf zijn geboorte ondergebracht bij een persoon of een opvanginstelling, dan wordt die termijn van ÈÈn jaar verminderd tot zes maanden.

ß 2. Als ouders die kennelijk niet naar hun kind hebben omgezien worden beschouwd zij die, vrijwillig, hebben nagelaten met dat kind de affectieve relaties te onderhouden die noodzakelijk zijn voor zijn ontplooiing en die op grove wijze zijn te kort geschoten in de uitoefening van het ouderlijk gezag.

ß 3. De vordering tot verlatenverklaring wordt gebracht voor de jeugdrechtbank van de plaats waar het kind verblijft door een ieder die aantoont de bescherming van de minderjarige te beogen. De vordering wordt ingesteld en behandeld overeenkomstig het bepaalde in artikel 1237bis van het Gerechtelijk Wetboek.

De rechtbank die het kind verlaten verklaart, wijst bij dezelfde beslissing en voor de duur die zij bepaalt, een voogd aan die met de uitoefening van het ouderlijk gezag wordt belast. Deze moet bovendien toezien op de adoptie van het kind. De aldus aangewezen voogd heeft het recht van wettelijk genot op de goederen van het kind, onder verplichting om rekening en verantwoording te doen.

Artikel 370ter. Wanneer de ouders kennelijk niet naar hun kind hebben omgezien in de zin van artikel 370bis, maar een familielid het onderhoud en de opvoeding van het kind op zich neemt, zich bereid verklaart dat te doen of verklaart het kind te willen adopteren, kan de jeugdrechtbank, indien zij dat in het belang van het kind acht, het kind aan die verwant toevertrouwen voor de duur die zij bepaalt. In dat geval moet de rechtbank niet vooraf het kind verlaten verklaren.

Voor de toepassing van dit artikel wordt onder familielid verstaan iedere verwant tot in de vierde graad evenals diens echtgenoot.

Na de vaststelling dat de ouders kennelijk niet naar hun kind hebben omgezien, kan de vordering tot overdracht van het ouderlijk gezag door de belanghebbende verwant worden ingesteld, hetzij bij inleidend verzoekschrift, hetzij bij...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT