5 MEI 2014. - Wet betreffende de internering van personen (1)

FILIP, Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

TITEL I. - Algemene bepalingen

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2. De internering van personen met een geestesstoornis, bedoeld in artikel 9 van deze wet, is een veiligheidsmaatregel die er tegelijkertijd toe strekt de maatschappij te beschermen en ervoor te zorgen dat aan de geïnterneerde persoon de zorg wordt verstrekt die zijn toestand vereist met het oog op zijn re-integratie in de maatschappij.

Rekening houdend met het veiligheidsrisico en de gezondheid van de geïnterneerde persoon zal hem de nodige zorg aangeboden worden om een menswaardig leven te leiden. Die zorg is gericht op een maximaal haalbare vorm van maatschappelijke re-integratie en verloopt waar aangewezen en mogelijk via een zorgtraject waarin aan de geïnterneerde persoon telkens zorg op maat aangeboden wordt.

Art. 3. Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder :

  1. minister : de minister van Justitie;

  2. de directeur :

    1. de ambtenaar die belast is met het lokaal bestuur van een gevangenis of van een door de federale overheid georganiseerde inrichting of afdeling tot bescherming van de maatschappij;

    2. de verantwoordelijke of de door de verantwoordelijke aangewezen persoon van een forensisch psychiatrisch centrum of van een door de bevoegde overheid erkende inrichting die is georganiseerd door een privé-instelling, door een gemeenschap of een gewest of door een lokale overheid, die in staat is aan de geïnterneerde persoon de gepaste zorgen te verstrekken en die een samenwerkingsovereenkomst zoals bedoeld in het 5°, heeft afgesloten inzake de toepassing van deze wet;

  3. hoofdgeneesheer : de hoofdpsychiater of zijn vervanger van een inrichting bedoeld in het 4° c), of het 4°, d);

  4. de inrichting :

    1. de psychiatrische afdeling van een gevangenis;

    2. de door de federale overheid georganiseerde inrichting of afdeling tot bescherming van de maatschappij;

    3. het door de federale overheid georganiseerd forensisch psychiatrisch centrum, aangewezen bij een besluit vastgelegd na overleg in de Ministerraad op voorstel van de voor Justitie, Volksgezondheid en Sociale Zaken bevoegde ministers;

    4. de door de bevoegde overheid erkende inrichting die is georganiseerd door een privé-instelling, door een gemeenschap of een gewest of door een lokale overheid, die in staat is aan de geïnterneerde persoon de gepaste zorgen te verstrekken en die een samenwerkingsovereenkomst zoals bedoeld in het 5° heeft afgesloten inzake de toepassing van deze wet;

  5. samenwerkingsovereenkomst : een overeenkomst die wordt afgesloten tussen één of meerdere instellingen, enerzijds, en de minister van Justitie en de minister bevoegd voor het beleid inzake de zorgverstrekking in deze instellingen, anderzijds, waarbij de volgende aspecten worden vastgelegd : het minimum aantal geïnterneerde personen dat de instelling of instellingen onder de vorm van plaatsing willen opnemen, de profielen voor dewelke een plaatsing kan gebeuren en de te volgen procedure om tot plaatsing over te gaan;

  6. kamer voor de bescherming van de maatschappij : de kamer van de strafuitvoeringsrechtbank die uitsluitend bevoegd is voor interneringszaken, behoudens de door de Koning bepaalde uitzonderingen;

  7. interneringsrechter : de magistraat-voorzitter van de kamer van de strafuitvoeringsrechtbank die uitsluitend bevoegd is voor interneringszaken;

  8. openbaar ministerie : het openbaar ministerie bij de strafuitvoeringsrechtbank;

  9. het slachtoffer : de volgende categorieën van personen die bij de toekenning van een uitvoeringsmodaliteit kunnen vragen om te worden geïnformeerd en/of te worden gehoord in de door deze wet bepaalde gevallen, volgens de door de Koning bepaalde regels :

    1. de natuurlijke persoon wiens burgerlijke vordering ontvankelijk en gegrond wordt verklaard;

    2. de natuurlijke persoon voor wie een vonnis of een arrest bepaalt dat er ten aanzien van hem strafbare feiten zijn gepleegd, of zijn wettelijke vertegenwoordiger;

    3. de natuurlijke persoon die zich omwille van een situatie van materiële onmogelijkheid of kwetsbaarheid geen burgerlijke partij heeft kunnen stellen;

    4. de nabestaande van de persoon van wie het overlijden rechtstreeks is veroorzaakt door het strafbaar feit of de nabestaande van een overleden persoon die zich burgerlijke partij had gesteld; onder nabestaande wordt verstaan de echtgenoot van de overleden persoon, de persoon die met hem samenleefde en met hem een duurzame affectieve relatie had, zijn bloedverwanten in opgaande of neerdalende lijn, zijn broers of zussen, alsook anderen die van hem afhankelijk waren;

    5. de naaste van een niet-overleden slachtoffer die zich omwille van een situatie van materiële onmogelijkheid of kwetsbaarheid geen burgerlijke partij heeft kunnen stellen; onder naaste wordt verstaan de echtgenoot van het niet-overleden slachtoffer, de persoon die met hem samenleeft en met hem een duurzame affectieve relatie heeft, zijn bloedverwanten in opgaande of neerdalende lijn, zijn broers of zussen, alsook anderen die van hem afhankelijk zijn.

    Ten aanzien van de personen die onder de categorieën c), d) en e) vallen, oordeelt de interneringsrechter op hun verzoek, overeenkomstig de bepalingen van Titel III, of ze een direct en legitiem belang hebben;

  10. hoogdringendheid : een omstandigheid die aan de discretionaire beslissing van de kamer voor de bescherming van de maatschappij van de strafuitvoeringsrechtbank wordt overgelaten en die betrekking heeft op een verzoek tot toekenning, wijziging of intrekking van een uitvoeringsmodaliteit, waarover het beraad onmiddellijk moet plaatsvinden, in het belang van de veiligheid en/of van de maatschappelijke re-integratie van de geïnterneerde persoon, zonder oproeping noch verschijning van de partijen;

  11. kabinetsbeslissing : een beslissing van de alleenzetelende voorzitter van de kamer voor de bescherming van de maatschappij, zonder oproeping noch verschijning van de partijen.

    TITEL II. - Bepalingen betreffende het slachtoffer

    Art. 4. § 1. De in artikel 3, 9°, c), d) en e), bedoelde personen die in de door de wet bepaalde gevallen wensen te worden geïnformeerd inzake de toekenning van een modaliteit van internering, gehoord, of voorwaarden voor uitvoeringsmodaliteiten te laten opleggen, richten een schriftelijk verzoek aan de interneringsrechter van de strafuitvoeringsrechtbank die gevestigd is in het rechtsgebied van het hof van beroep waar het onderzoeks- of vonnisgerecht de internering heeft bevolen.

    De griffie zendt onverwijld een afschrift van het verzoek over aan het openbaar ministerie. Het openbaar ministerie geeft een advies binnen zeven dagen na de ontvangst van het afschrift.

    § 2. De in § 1 bedoelde personen kunnen zich te allen tijde laten vertegenwoordigen of bijstaan door hun raadsman. Zij kunnen zich eveneens laten bijstaan door de gemachtigde van een overheidsinstelling of van een door de Koning hiertoe erkende vereniging.

    § 3. Indien de interneringsrechter dit nuttig acht om te kunnen oordelen over het direct en legitiem belang, kan hij de verzoeker vragen om op een zitting hieromtrent verdere informatie te verstrekken. Deze zitting moet plaatsvinden ten laatste één maand na de ontvangst van het in § 1 bedoelde verzoek.

    § 4. De interneringsrechter oordeelt over het direct en legitiem belang binnen vijftien dagen na de ontvangst van het verzoek of, indien er een zitting heeft plaatsgevonden, binnen vijftien dagen nadat de zaak in beraad is genomen. De beslissing wordt schriftelijk meegedeeld aan de verzoeker of aan zijn advocaat en aan het openbaar ministerie.

    § 5. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

    TITEL III. - De gerechtelijke fase van de internering

    HOOFDSTUK I. - Het psychiatrisch deskundigenonderzoek

    Art. 5. § 1. Wanneer er redenen zijn om aan te nemen dat een persoon zich bevindt in een in artikel 9 bedoelde toestand, bevelen de procureur des Konings, de onderzoeksrechter of de onderzoeks- of vonnisgerechten een forensisch psychiatrisch deskundigenonderzoek teneinde na te gaan :

  12. of de persoon op het ogenblik van de feiten en op het ogenblik van het onderzoek leed aan een geestesstoornis die zijn oordeelsvermogen of de controle over zijn daden heeft tenietgedaan of ernstig heeft aangetast;

  13. of er mogelijk een oorzakelijk verband bestaat tussen de geestesstoornis en de feiten;

  14. of het gevaar bestaat dat betrokkene ten gevolge van de geestesstoornis, desgevallend in samenhang met andere risicofactoren, opnieuw misdrijven pleegt;

  15. a) dat en hoe de persoon desgevallend kan worden behandeld, begeleid, verzorgd met het oog op zijn re-integratie in de maatschappij;

    1. dat desgevallend, indien de tenlastelegging betrekking heeft op de in artikelen 372 tot 378 van het Strafwetboek bedoelde feiten of de in de artikelen 379 tot 387 van hetzelfde Wetboek bedoelde feiten indien ze gepleegd werden op minderjarigen of met hun deelneming, de noodzaak bestaat om een gespecialiseerde begeleiding of behandeling op te leggen.

      § 2. Het forensisch psychiatrisch onderzoek wordt uitgevoerd onder de leiding en de verantwoordelijkheid van een deskundige die voldoet aan de voorwaarden welke zijn gesteld in artikel 2, § 1, van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen.

      Het deskundigenonderzoek kan ook in college of met bijstand van andere gedragswetenschappers uitgevoerd worden, telkens onder leiding van voormelde deskundige.

      Daarenboven dient de leidende deskundige vooraf erkend te zijn door de bevoegde minister of door zijn afgevaardigde.

      Binnen zes maanden te rekenen van de inwerkingtreding van dit artikel bepaalt de Koning, op voorstel van de ministers die Volksgezondheid en Justitie tot hun bevoegdheid hebben, de voorwaarden en de procedure voor het verlenen van de erkenning. Hij bepaalt de rechten en de plichten van de...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT