Wet betreffende de hervorming van de echtscheiding., de 27 avril 2007

HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling.

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

HOOFDSTUK II. - Wijzigingen van het Burgerlijk Wetboek.

Art. 2. Artikel 229 van het Burgerlijk Wetboek, vervangen bij de wet van 28 oktober 1974, wordt vervangen als volgt :

" Art. 229. § 1. De echtscheiding wordt uitgesproken wanneer de rechter vaststelt dat het huwelijk onherstelbaar ontwricht is. Het huwelijk is onherstelbaar ontwricht wanneer de voortzetting van het samenleven tussen de echtgenoten en de hervatting ervan redelijkerwijs onmogelijk is geworden ingevolge die ontwrichting. Het bewijs van de onherstelbare ontwrichting kan met alle wettelijke middelen worden geleverd.

§ 2. De onherstelbare ontwrichting bestaat wanneer de aanvraag gezamenlijk wordt gedaan door de twee echtgenoten, na meer dan zes maanden feitelijk gescheiden te zijn of wanneer de aanvraag tot tweemaal toe werd gedaan overeenkomstig artikel 1255, § 1, van het Gerechtelijk Wetboek.

§ 3. De onherstelbare ontwrichting bestaat ook wanneer de aanvraag wordt gedaan door één enkele echtgenoot na meer dan één jaar feitelijke scheiding of wanneer de aanvraag tot tweemaal toe werd gedaan overeenkomstig artikel 1255, § 2, van het Gerechtelijk Wetboek. "

Art. 3. Artikel 230 van hetzelfde Wetboek, opgeheven bij de wet van 28 oktober 1974, wordt hersteld in de volgende lezing :

" Art. 230. De echtgenoten kunnen ook door onderlinge toestemming uit de echt scheiden volgens de voorwaarden die vastgesteld zijn in deel IV, boek IV, hoofdstuk XI, afdeling 2, van het Gerechtelijk Wetboek. "

Art. 4. In hetzelfde Wetboek worden opgeheven :

  1. artikel 231;

  2. artikel 232, hersteld bij de wet van 1 juli 1974 en gewijzigd bij de wetten van 2 december 1982 en 16 april 2000;

  3. artikel 233;

  4. artikel 275, vervangen bij de wet van 20 november 1969 en gewijzigd bij de wetten van 19 januari 1990 en 20 mei 1997;

  5. artikel 276, vervangen bij de wet van 20 mei 1997.

    Art. 5. Artikel 299 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt :

    " Art. 299. Behoudens overeenkomst in tegenovergestelde zin verliezen de echtgenoten alle voordelen die ze elkaar bij huwelijksovereenkomst en sinds het aangaan van het huwelijk hebben toegekend. ".

    Art. 6. Artikel 300 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 14 juli 1976, wordt opgeheven.

    Art. 7. Artikel 301 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 9 juli 1975 en gewijzigd bij de wet van 20 mei 1997, wordt vervangen als volgt :

    " Art. 301. § 1. Onverminderd artikel 1257 van het Gerechtelijk Wetboek kunnen de echtgenoten op elk ogenblik overeenkomen omtrent de eventuele uitkering tot levensonderhoud, het bedrag ervan en de nadere regels volgens welke het overeengekomen bedrag zal kunnen worden herzien.

    § 2. Bij gebrek aan overeenkomst zoals bedoeld in § 1, kan de rechtbank in het vonnis dat de echtscheiding uitspreekt of bij een latere beslissing, op verzoek van de behoeftige echtgenoot een uitkering tot levensonderhoud toestaan ten laste van de andere echtgenoot.

    De rechtbank kan het verzoek om een uitkering weigeren indien de verweerder bewijst dat verzoeker een zware fout heeft begaan die de voortzetting van de samenleving onmogelijk heeft gemaakt.

    In geen geval wordt de uitkering tot levensonderhoud toegekend aan de echtgenoot die schuldig werd bevonden aan een in de artikelen 375, 398 tot 400, 402, 403 of 405 van het Strafwetboek bedoeld feit dat is gepleegd tegen de persoon van de verweerder of aan een poging tot het plegen van een in de artikelen 375, 393, 394 of 397 van hetzelfde Wetboek bedoeld feit tegen diezelfde persoon.

    In afwijking van artikel 4 van de voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering kan de rechter in afwachting dat de beslissing over de strafvordering in kracht van gewijsde is getreden, aan de verzoeker een provisionele uitkering toekennen, hierbij rekening houdend met alle omstandigheden van de zaak. Hij kan het toekennen van deze provisionele uitkering ondergeschikt maken aan het stellen van een waarborg die hij bepaalt en waarvoor hij de nadere regels vaststelt.

    § 3. De rechtbank legt het bedrag van de onderhoudsuitkering vast die ten minste de staat van behoefte van de uitkeringsgerechtigde moet dekken.

    De rechtbank houdt rekening met de inkomsten en mogelijkheden van de echtgenoten en met de aanzienlijke terugval van de economische situatie van de uitkeringsgerechtigde. Om die terugval te waarderen, baseert de rechter zich met name op de duur van het huwelijk, de leeftijd van partijen, hun gedrag tijdens het huwelijk inzake de organisatie van hun noden en het ten laste nemen van de kinderen tijdens het samenleven of daarna. De rechter kan indien nodig beslissen dat de uitkering degressief zal zijn en in welke mate.

    De onderhoudsuitkering mag niet hoger liggen dan een derde van het inkomen van de uitkeringsplichtige echtgenoot.

    § 4. De duur van de uitkering mag niet langer zijn dan die van het huwelijk.

    In geval van buitengewone omstandigheden, kan de rechtbank de termijn verlengen, indien de uitkeringsgerechtigde aantoont dat hij bij het verstrijken van de in het eerste lid bedoelde termijn, om redenen onafhankelijk van zijn wil, nog steeds in staat van behoefte verkeert. In dit geval beantwoordt het bedrag van de uitkering aan het bedrag dat noodzakelijk is om de staat van behoefte van de uitkeringsgerechtigde te dekken.

    § 5. Indien de verweerder aantoont dat de staat van behoefte van verzoeker het gevolg is van een eenzijdig door deze laatste genomen beslissing en zonder dat de noden van de familie deze keuze gerechtvaardigd hebben, kan hij worden ontheven van het betalen van de uitkering of slechts verplicht worden tot het betalen van een verminderde uitkering.

    § 6. De rechtbank die de uitkering toekent, stelt vast dat deze van rechtswege aangepast wordt aan de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen.

    Het basisbedrag van de uitkering stemt overeen met het indexcijfer van de consumptieprijzen van de maand gedurende welke het vonnis of het arrest dat de echtscheiding uitspreekt, kracht van gewijsde heeft verkregen, tenzij de rechtbank er anders over beslist. Om de twaalf maanden wordt het bedrag van de uitkering van rechtswege aangepast in verhouding tot de verhoging of de verlaging van het indexcijfer van de consumptieprijzen van de overeenstemmende maand.

    Deze wijzigingen worden op de uitkeringen toegepast vanaf de vervaldag die volgt op de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van het in aanmerking te nemen nieuwe indexcijfer.

    De rechtbank kan nochtans in bepaalde omstandigheden een ander systeem van aanpassing van de uitkering aan de kosten van levensonderhoud toepassen.

    § 7. Zelfs in geval van echtscheiding door onderlinge toestemming, en uitgezonderd indien de partijen in dat geval uitdrukkelijk het tegenovergestelde zijn overeengekomen, kan de rechtbank de uitkering verhogen, verminderen of afschaffen in het vonnis dat de echtscheiding uitspreekt of door een latere beslissing, indien ten gevolge van nieuwe omstandigheden onafhankelijk van de wil van de partijen het bedrag ervan niet meer aangepast is.

    Indien ten gevolge van de ontbinding van het huwelijk, de vereffening en verdeling van het gemeenschappelijk vermogen of van de onverdeeldheid die tussen de echtgenoten bestond, aanleiding geeft tot een wijziging van hun financiële toestand, die een aanpassing rechtvaardigt van de uitkering tot levensonderhoud welke het voorwerp was van een vonnis of overeenkomst, gewezen of gesloten vóór de opmaak van de vereffeningsrekeningen, kan de rechtbank eveneens de uitkering aanpassen, tenzij in geval van echtscheiding door onderlinge...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT