Wet betreffende de gemeentelijke bestuurlijke handhaving, de instelling van een gemeentelijk integriteitsonderzoek en houdende oprichting van een Directie Integriteitsbeoordeling voor Openbare Besturen, de 15 janvier 2024

TITEL 1. - Inleidende bepalingen en toepassingsgebied

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.

Art. 2. Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder:

  1. "ARIEC": het Arrondissementeel Informatie- en Expertisecentrum zoals opgericht door artikel 32;

  2. "DIOB": de Directie Integriteitsbeoordeling voor Openbare Besturen zoals opgericht door artikel 4;

  3. "bestuurlijke handhaving": het geheel van preventieve administratieve beslissingen om de openbare orde en de veiligheid te waarborgen en overlast tegen te gaan;

  4. "economische activiteit": iedere activiteit die erin bestaat goederen of diensten op een markt aan te bieden;

  5. "economische sector": een geheel van een bepaald type van economische activiteiten;

  6. "ondermijnende criminaliteit": criminaliteit die haar oorsprong vindt in de strafbare feiten bedoeld in artikel 119ter, § 10, vijfde lid, van de Nieuwe Gemeentewet en die daardoor maatschappelijke structuren of het vertrouwen daarin schaadt of kan schaden en die daardoor leidt of kan leiden tot een maatschappelijke en/of economische ontwrichting;

  7. "integriteitsonderzoek": het onderzoek bedoeld in artikel 119ter van de Nieuwe Gemeentewet dat door de gemeente wordt gevoerd met betrekking tot de vestiging of uitbating van publiek toegankelijke inrichtingen waar economische activiteiten plaatsvinden of zullen plaatsvinden, en dat ertoe strekt ondermijnende criminaliteit tegen te gaan;

  8. "publiek toegankelijke inrichting": elke plaats waartoe andere personen dan de beheerder en de personen die er werkzaam zijn, toegang hebben, ofwel omdat ze geacht worden gewoonlijk toegang te hebben tot die plaats, ofwel omdat ze er toegelaten zijn zonder individueel te zijn uitgenodigd;

  9. "Verordening (EU) 2016/679": Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming);

  10. "werkdag": elke dag, behalve zaterdagen, zondagen en wettelijke feestdagen;

  11. "bisnummer": het identificatienummer toegekend met toepassing van artikel 4, § 2, derde lid, van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid.

    Art. 3. Deze wet is van toepassing op het integriteitsonderzoek dat wordt gevoerd overeenkomstig artikel 119ter van de Nieuwe Gemeentewet.

    TITEL 2. - Oprichting van een Directie Integriteitsbeoordeling voor Openbare Besturen

    HOOFDSTUK 1. - De Directie Integriteitsbeoordeling voor Openbare Besturen

    Art. 4. Er wordt een Directie Integriteitsbeoordeling voor Openbare Besturen, hierna DIOB genoemd, opgericht, met name een orgaan dat is belast met de analyse en adviesverlening inzake ondermijnende criminaliteit overeenkomstig de artikelen 6 tot 9.

    De DIOB staat onder het gezamenlijk gezag van de minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken en de minister bevoegd voor Justitie, die worden belast met de organisatie en het algemeen bestuur, behoudens de in deze wet voorziene uitzonderingen.

    Art. 5. § 1. De DIOB is samengesteld uit:

  12. een directeur en een adjunct-directeur;

  13. personeelsleden die worden gedetacheerd door de diensten bedoeld in artikel 21, § 1, eerste lid;

  14. een ondersteunende dienst, bestaande uit analisten en administratief personeel.

    In het geval dat de diensten bedoeld in artikel 21, § 1, eerste lid, geen personeelsleden detacheren naar de DIOB, wijzen deze diensten een verbindingsmedewerker voor de DIOB aan. De Koning stelt een verbindingsmagistraat en een toezichtsmagistraat aan.

    § 2. De directeur, de adjunct-directeur en de personeelsleden van de ondersteunende dienst worden aangesteld door de Koning, op voorstel van de minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken en van de minister bevoegd voor Justitie. De gedetacheerde personeelsleden worden aangesteld door de Koning, op voorstel van de minister bevoegd voor de dienst van waaruit de betrokkene wordt gedetacheerd. De verbindingsmagistraat en de toezichtsmagistraat worden aangesteld door de Koning, op voorstel van de minister bevoegd voor Justitie en na eensluidend advies van het College van procureurs-generaal.

    De gedetacheerde personeelsleden en de personeelsleden van de ondersteunende dienst staan onder het gezag van de directeur en de adjunct-directeur van de DIOB.

    De Koning bepaalt, op voorstel van de minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken en de minister bevoegd voor Justitie, het personeelsstatuut.

    Voor de gedetacheerde personeelsleden bepaalt de Koning, op voorstel van de minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken en de minister bevoegd voor Justitie en na advies van de minister bevoegd voor de dienst waaruit de betrokkene wordt gedetacheerd:

    - het personeelsstatuut, zonder afbreuk te doen aan hun oorspronkelijk administratief en geldelijk statuut;

    - de specifieke regels inzake evaluatie en orde- maatregelen;

    - de voorwaarden waaronder een einde kan worden gemaakt aan de detachering.

    § 3. De directeur en de adjunct-directeur zijn verantwoordelijk voor:

  15. de organisatie en de werking van de DIOB;

  16. het dagelijks bestuur van de DIOB.

    De directeur is verantwoordelijk voor:

  17. het toezicht op de inzameling en de verwerking van de door de DIOB ingezamelde persoonsgegevens en informatie, onverminderd de bevoegdheden van de bij wet aangeduide autoriteiten;

  18. het beheer en het gebruik van het beheersysteem voor de adviesverlening door de DIOB;

  19. het naleven van de wettigheid en de regelmatigheid van de procedure van de adviezen die door de DIOB worden verleend.

    De directeur wordt in deze taken bijgestaan door de adjunct-directeur.

    § 4. De directeur, de adjunct-directeur, de gedetacheerde personeelsleden en de personeelsleden van de ondersteunende dienst moeten, op het ogenblik van hun aanstelling, aan de volgende voorwaarden voldoen:

  20. het genot hebben van de burgerlijke en politieke rechten;

  21. een voor de opdrachten van de DIOB nuttige ervaring hebben.

    De directeur en de adjunct-directeur moeten op het ogenblik van hun aanstelling Belg zijn en gedomicilieerd zijn in België.

    De directeur, de adjunct-directeur en de gedetacheerde personeelsleden moeten op het ogenblik van hun indiensttreding houder zijn van een veiligheidsmachtiging van het niveau "ZEER GEHEIM" overeenkomstig de wet van 11 december 1998 betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten en veiligheidsadviezen. De leden van de ondersteunende diensten moeten op het ogenblik van hun indiensttreding houder zijn van een veiligheidsmachtiging van het niveau "GEHEIM" overeenkomstig de wet van 11 december 1998 betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten en veiligheidsadviezen.

    De directeur en adjunct-directeur behoren niet tot dezelfde taalrol.

    De directeur en adjunct-directeur worden aangesteld voor een periode van vijf jaar, eenmaal verlengbaar.

    Na het verstrijken van het mandaat van directeur kan de nieuwe directeur niet tot dezelfde taalrol behoren als de vorige directeur, behalve indien het mandaat van de adjunct-directeur werd verlengd.

    Na het verstrijken van het mandaat van adjunct-directeur kan de nieuwe adjunct-directeur niet tot dezelfde taalrol behoren als de vorige adjunct-directeur, behalve indien het mandaat van de directeur werd verlengd.

    In geval van vroegtijdige beëindiging van het mandaat van de directeur of de adjunct-directeur, wordt zo spoedig mogelijk in zijn opvolging voorzien teneinde de lopende termijn van de aanstelling te vervolledigen.

    HOOFDSTUK 2. - De opdrachten en werking van de diob

    Art. 6. § 1. De DIOB volgt de ontwikkelingen inzake ondermijnende criminaliteit op met als doel minstens jaarlijks een risicoanalyse op te stellen over de economische sectoren en activiteiten waarbinnen ondermijnende criminaliteit zich kan manifesteren.

    Voor het opstellen van de risicoanalyse baseert de DIOB zich onder meer op de gegevens uit het Centraal Register van Integriteitsonderzoeken bedoeld in artikel 10, op de adviezen aan gemeenten overeenkomstig artikel 23 en op objectieve wetenschappelijke data.

    De risicoanalyse kan worden geclassificeerd overeenkomstig de wet van 11 december 1998 betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten en veiligheidsadviezen.

    § 2. De DIOB rapporteert de risicoanalyse bedoeld in paragraaf 1 minstens jaarlijks aan de minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken en aan de minister bevoegd voor Justitie.

    De risicoanalyse bedoeld in paragraaf 1 bevat een niet-bindend advies over de economische sectoren en activiteiten die overeenkomstig artikel 119ter van de Nieuwe Gemeentewet kunnen worden onderworpen aan een integriteitsonderzoek. Het advies kan geografisch worden gedifferentieerd.

    De risicoanalyse kan geen persoonsgegevens vermelden.

    § 3. Rekening houdend met het advies bedoeld in paragraaf 2, tweede lid, bepaalt de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad de economische sectoren en activiteiten, waarvoor een gemeentelijke politieverordening kan worden aangenomen overeenkomstig artikel 119ter van de Nieuwe Gemeentewet.

    In geval het koninklijk besluit dat de economische sectoren en activiteiten oplijst, wordt gewijzigd of vervangen, en de huidige gemeentelijke politieverordening economische sectoren of activiteiten bevat die niet meer in het gewijzigde of nieuwe koninklijk besluit staan vermeld, wijzigt of vervangt de gemeenteraad de gemeentelijke politieverordening zo spoedig mogelijk.

    De gemeenteraad kan de gemeentelijke politieverordening te allen tijde uitbreiden met economische sectoren en activiteiten die reeds in het koninklijk besluit stonden vermeld of die aan het koninklijk besluit werden toegevoegd, mits motivering en voorafgaande risicoanalyse bedoeld in artikel 119ter, § 1, van de Nieuwe Gemeentewet.

    Art. 7. De DIOB staat in voor de ontwikkeling en het beheer van een...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT