Wet houdende administratieve vereenvoudiging., de 13 février 2005

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2. Het decreet van 22-28 juli 1791 tot regeling van de kleur van de aanplakbiljetten wordt opgeheven.

Art. 3. In artikel 164 van het Burgerlijk Wetboek, vervangen bij de wet van 13 februari 2003, vervallen de woorden " evenals het in artikel 162 bevatte verbod betreffende huwelijken tussen schoonbroeder en schoonzuster, schoonbroeder en schoonbroeder of schoonzuster en schoonzuster ".

Art. 4. De wet van 8 januari 1841 over het tweegevecht wordt opgeheven.

Art. 5. De wet van 20 december 1852 tot bestraffing van de beledigingen aan de hoofden van vreemde Staatsbesturen wordt opgeheven.

Art. 6. De wet van 10 juli 1883 betrekkelijk de dienstboekjes en houdende afschaffing van artikel 1781 van het Burgerlijk Wetboek wordt opgeheven.

Art. 7. De wet van 25 september 1906 waarbij het vervaardigen, invoeren, vervoeren, verkopen, alsmede het ten verkoop in voorraad hebben van alsemlikeuren is verboden, wordt opgeheven.

Art. 8. In artikel 1, tweede lid, van de wet van 24 juli 1923 ter bescherming van de militaire duiven en ter beteugeling van het aanwenden van duiven voor bespieding, worden de woorden " door den Minister van Landsverdediging toegelaten " vervangen door de woorden " toegelaten door de Minister bevoegd voor de Volksgezondheid ".

Art. 9. De artikelen 3, 6, 7, 10, tweede lid, 11, 12, tweede zin, 13 en 14 van dezelfde wet worden opgeheven.

Art. 10. In artikel 1, tweede lid, van de wet van 16 februari 1954 betreffende de bescherming van de blindenstok, worden de woorden " De Koning kan het gebruik ervan afhankelijk stellen van de toekenning van een voorafgaandelijke machtiging, verleend volgens de door Hem bepaalde modaliteiten. " vervangen door de woorden " De Koning kan de wijze bepalen waarop de controle op de naleving van het eerste lid wordt uitgevoerd. ".

Art. 11. De artikelen 3 tot 10 van de wet van 12 april 1958 betreffende de medisch-farmaceutische cumulatie worden opgeheven.

Art. 11bis. De artsen die op datum van inwerkingtreding van deze wet genoten van een afwijking in toepassing van de artikelen 3 en 4 van de wet van 12 april 1958 betreffende medisch-farmaceutische cumulatie, zijn gemachtigd om een depot te houden en geneesmiddelen te leveren tot twee jaar na datum van inwerkingtreding van deze wet.

Art. 12. Artikel 4, § 2, 1°, van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT