28 MEI 2013. - Koninklijk besluit tot wijziging van diverse reglementaire bepalingen betreffende de cumulatie van een pensioen in de werknemersregeling met beroepsinkomsten of met sociale vergoedingen

VERSLAG AAN DE KONING

Sire,

Ik heb de eer het voorliggende ontwerp van koninklijk besluit ter ondertekening aan Uwe Majesteit voor te leggen. Dit ontwerp van koninklijk besluit maakt deel uit van de maatregelen van het regeerakkoord. Wat toegelaten activiteit betreft, wordt de regeling meer bepaald aangepast in die mate dat werken en pensioen genieten aangemoedigd wordt, weliswaar rekening houdend met de budgettaire implicaties.

  1. Het opzet van het koninklijk besluit

    In voorliggend ontwerp van koninklijk besluit zijn volgende maatregelen opgenomen.

    Vooreerst wordt met ingang van 1 januari 2013 de sanctie bij overschrijding van de grensbedragen ingeval van de cumulatie van een pensioen met een beroepsactiviteit of van een gezinspensioen met een beroepsactiviteit van de echtgenoot aangepast.

    Daarnaast kan een pensioen voortaan vanaf de leeftijd van 65 jaar onbeperkt gecumuleerd worden met een beroepsactiviteit indien de gepensioneerde op het ogenblik van zijn pensionering een loopbaan had van minstens 42 jaar.

    Ook zal wie een rustpensioen ontvangt en verder werkt in het kader van een toegelaten activiteit, na de ingangsdatum van dat pensioen geen bijkomende pensioenrechten kunnen opbouwen in hetzelfde stelsel of in hetzelfde ambt waarvoor reeds pensioen is toegekend.

    De cumulatie van een rustpensioen en een sociale uitkering blijft in principe onmogelijk. De cumulatie van een overlevingspensioen met een sociale uitkering is echter, beperkt tot een bepaald bedrag, mogelijk gedurende een periode van 12 al dan niet aaneensluitende maanden, eventueel in combinatie met een toegelaten beroepsactiviteit waarvoor de grensbedragen van toepassing zijn.

    Verder wordt voorzien in een aangepaste definitie van de beroepsinkomsten en in een aantal bepalingen die de grensbedragen aanpassen.

    De hoofdregel is en blijft dat een pensioen niet kan worden gecombineerd met een loon dat door het verrichten van arbeid wordt verdiend.

    Deze hoofdregel is onder andere vastgelegd in artikel 25, eerste lid, van het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers.

    Weliswaar kent de aanhef van artikel 25, eerste lid, van het voormelde koninklijk besluit nr. 50 aan de Koning de bevoegdheid toe om bepaalde uitzonderingen op het principieel verbod op de cumulatie van een pensioen en loon uit arbeid en de voorwaarden voor deze uitzonderingen vast te stellen. Deze delegatie aan de Koning kan echter niet zover reiken dat afbreuk zou kunnen worden gedaan aan de essentiële beleidskeuze die in deze aangelegenheid is gemaakt en verder wordt gemaakt. In het kader van deze materie is de essentiële beleidskeuze steeds geweest dat wie een wettelijk rustpensioen geniet alleen deze uitkering mag ontvangen en die niet mag combineren met een andere vergoeding zoals een andere uitkering of een loon uit arbeid.

    Dat de Koning de essentiële beleidskeuzen dient te respecteren die besloten liggen in hogere rechtsnormen, valt onder meer af te leiden uit artikel 108 van de Grondwet.

    Hoewel het ontwerp diverse bepalingen bevat waarin een onderscheid gemaakt wordt tussen categorieën van gepensioneerden op grond van onder meer de leeftijd, de in aanmerking te nemen inkomensgrens, de duur van de beroepsloopbaan, is het in dit opzicht van belang op te merken dat de in aanmerking genomen onderscheidende criteria zich baseren op de parameters gebruikt in de huidige wetgeving, met name om de grensbedragen te bepalen in functie van de leeftijd en het ontvangen pensioen en dat er derhalve geen discriminatie is te midden deze categorieën.

    Wat specifiek het bepaalde in het ontworpen artikel 64, § 4, van het koninklijk besluit van 21 december 1967 (artikel 2 van het ontwerp) betreft, ziet de Raad van State niet onmiddellijk een verantwoording voor het gegeven dat een gepensioneerde die de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt, maar geen beroepsloopbaan van 42 jaar kan laten gelden op het ogenblik van zijn oppensioenstelling, over minder mogelijkheden op het vlak van cumulatie zou moeten beschikken dan een persoon die 65 jaar of ouder is, maar die wel een beroepsloopbaan van 42 jaar kan laten gelden.

    In casu zou de Koning zijn bevoegdheden overschrijden indien hij aan alle gepensioneerden vanaf de leeftijd van 65 jaar de mogelijkheid zou geven om onbeperkt bij te verdienen. Op die wijze zou de Koning aan de overgrote meerderheid der gepensioneerden een vrijstelling verlenen van de toepassing van artikel 25 van het K.B. nr. 50, wat in strijd zou zijn met artikel 108 van de Grondwet.

    Daarom is het nodig om naast een leeftijdsvereiste van 65 jaar een bijkomende loopbaanvoorwaarde van 42 jaar te hanteren, zodat het principieel verbod op de cumulatie van pensioen en loon uit arbeid nog altijd de hoofdregel kan blijven.

    Dat de keuze voor een bijkomende toepassingsvoorwaarde viel op een bepaalde duur van de voorafgaande loopbaan, en meer bepaald deze van 42 loopbaanjaren, hoeft niet te verwonderen. Loopbaanvoorwaarden komen immers nu al frequent voor in de pensioenreglementering. Daarnaast is er de jongste jaren in de pensioenreglementering een tendens om de loopbaanvoorwaarden zwaarder te laten doorwegen dan de leeftijdsvoorwaarden. Zo werd de loopbaanvoorwaarde voor het opnemen van het vervroegd wettelijk pensioen met 5 jaar opgetrokken voor de werknemers en de zelfstandigen en met 35 jaar voor de openbare sector tot 40 jaar, terwijl de leeftijdsvoorwaarde slechts werd opgetrokken met 2 jaar tot 62 jaar. De loopbaanvoorwaarde van 42 jaar vinden we terug voor een vervroegde pensionering vanaf de leeftijd van 60 jaar : met een zeer lange loopbaan kan men uitzonderlijk nog steeds op 60-jarige leeftijd op pensioen. Het is deze voorwaarde van een zeer lange loopbaan die we ook voor het onbeperkt bijverdienen hanteren. Bovendien zijn loopbaanvoorwaarden maatschappelijk billijker ook dan leeftijdsvoorwaarden.

    Wat de opbouw van aanvullende pensioenrechten betreft, is de gelijkheid tussen de verschillende professionele categorieën verzekerd aangezien in het werknemersstelsel de hervatting van een niet-toegelaten activiteit nooit de opbouw van aanvullende pensioenrechten veroorzaakt.

    Ik denk derhalve dat met het bovenstaande afdoende geantwoord is op de opmerking die de Raad van State in haar advies nr. 52.749/1 van 23 januari 2013 heeft gemaakt in verband met het gelijkheidsbeginsel (punt 10 van het advies van de Raad van State).

  2. Commentaar van de artikelen

    Artikel 1 vervangt het derde lid van artikel 21quater van het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers om het in overeenstemming te brengen met het nieuw artikel 64bis van hetzelfde besluit, zoals vervangen bij artikel 3 van huidig ontwerp van koninklijk besluit.

    Artikel 2 vervangt artikel 64 van hetzelfde besluit.

    Paragraaf 1, eerste lid, definieert het begrip beroepsinkomsten, zoals op heden, op grond van het fiscaal criterium. Het bestaande eerste lid wordt echter aangevuld met twee nieuwe leden, met het oog op harmonisering van de regelgeving en/of de toepassing van de regelgeving. Het nieuwe tweede lid betreft de aanrekening als loon van de afscheidsvergoeding of elk als zodanig geldend voordeel toegekend aan de leden van de wetgevende macht (Federale Staat, Gemeenschappen en Gewesten). Het nieuwe derde lid voorziet dat de opzeggingsvergoedingen, afscheidsvergoedingen en ontslagvergoedingen, gespreid worden over de periode waarop ze betrekking hebben. Deze vergoedingen zullen krachtens artikel 10, tweede lid, van huidig ontwerp van koninklijk besluit vanaf 1 januari 2015 in aanmerking worden genomen als beroepsinkomsten.

    Paragraaf 2 betreft de grensbedragen.

    De voorziene grensbedragen, die krachtens artikel 10, eerste lid, van huidig ontwerp van koninklijk besluit vanaf 1 januari 2013 gelden zijn deze van toepassing voor het jaar 2012 verhoogd met een index.

    Vanaf 1 januari 2013, is het hoogste grensbedrag van toepassing voor het volledige kalenderjaar, vanaf 1 januari van dat jaar, met uitzondering van het jaar waarin betrokkene 65 jaar wordt, bedoeld bij onderstaand punt E. Het zal dus niet meer voorkomen dat binnen één jaar verschillende grensbedragen worden toegepast, behalve in het kalenderjaar waarin betrokkene 65 jaar wordt.

    De punten A, 1° tot 3° betreffen de beroepsbezigheid uitgeoefend door de pensioengerechtigden ouder dan de normale pensioenleeftijd, respectievelijk als werknemer, zelfstandige en iedere andere bezigheid, mandaat, ambt of post.

    Het vloeit enerzijds uit 1° en 3° voort dat, met ingang van 1 januari 2013, het vakantiegeld wordt aangerekend in het jaar waarin het betaald werd, met uitzondering van het dubbel vakantiegeld dat niet wordt aangerekend en anderzijds dat achterstallen van premies en wedden of lonen (bv. competentiepremies ten laste van de overheidssector, achterstallige weddenverhogingen) niet in aanmerking worden genomen als beroepsinkomsten.

    Het punt 2° voorziet dat de beroepsinkomsten als zelfstandige worden gespreid over het gehele jaar : er is enkel fractionering voor het jaar waarin het pensioen ingaat (m.a.w. tegenbewijs is mogelijk voor het jaar waarin het pensioen ingaat indien er vermindering of stopzetting is van de activiteit als zelfstandige vanaf een bepaalde maand).

    Het punt B betreft de grensbedragen van toepassing vanaf 1 januari 2013 op de beroepsbezigheid uitgeoefend door de gerechtigde op een of meer rustpensioenen of op een of meer rust-en overlevingspensioenen die jonger is dan de normale pensioenleeftijd, respectievelijk als werknemer, zelfstandige en iedere andere bezigheid, mandaat, ambt of post.

    Wat hen betreft wordt de lagere grens behouden om de opname van het vervroegd rustpensioen niet te stimuleren.

    Het punt C betreft de grensbedragen van toepassing vanaf 1 januari 2013 op de beroepsbezigheid uitgeoefend door de pensioengerechtigde die uitsluitend gerechtigd is op één of meer overlevingspensioenen...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT