Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 31-12-1991 en tekstbijwerking tot 06-04-2007), de 25 novembre 1991

TITEL I. - Organisatie en werking van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening en de uitbetalingsinstellingen.

HOOFDSTUK I. - De Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening.

Afdeling 1. - Begripsomschrijvingen.

Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:

  1. de Minister: de Minister tot wiens bevoegdheid de werkloosheidsreglementering behoort;

  2. de Rijksdienst: de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening opgericht door artikel 7 van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders;

  3. het beheerscomité: het beheerscomité van de Rijksdienst;

  4. het advies van het beheerscomité: het advies waarvan sprake is in artikel 15 van de wet van 25 april 1963 betreffende het beheer van de instellingen van openbaar nut voor sociale zekerheid en sociale voorzorg;

  5. de directeur: de directeur van het werkloosheidsbureau of de ambtenaren die door de administrateur-generaal van de Rijksdienst zijn aangewezen.

    (6° het Handvest : de wet van 11 april 1995 tot invoering van het " handvest " van de sociaal verzekerde.)

    Art. 1bis. Voor de toepassing van dit besluit en de ministeriële uitvoeringsbesluiten ervan gelden de definities van de arbeidstijdgegevens zoals vastgesteld bij het koninklijk besluit van 10 juni 2001 tot eenvormige definiëring van begrippen met betrekking tot arbeidstijdgegevens ten behoeve van de sociale zekerheid, met toepassing van artikel 39 van de wet 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels.

    Voor de toepassing van de definities vermeld in de artikelen 39, 40, 45, 49 en 50 van vermeld koninklijk besluit van 10 juni 2001, worden de volledig werklozen gelijkgesteld met personen van wie de arbeidsovereenkomst is geschorst.

    Afdeling 2. - Beheer.

    Art. 2. De Rijksdienst wordt beheerd door een beheerscomité samengesteld uit:

  6. een voorzitter;

  7. zeven vertegenwoordigers van de representatieve interprofessionele werkgeversorganisaties;

  8. zeven vertegenwoordigers van de representatieve interprofessionele werknemersorganisaties.

    Art. 3. Het dagelijks beheer van de Rijksdienst wordt uitgeoefend door een administrateur-generaal bijgestaan door een adjunct-administrateur-generaal.

    Art. 3bis. (opgeheven)

    Art. 4. De Minister bepaalt de vergoedingen die toegekend worden aan de regeringscommissarissen, de revisoren en de afgevaardigde van de Minister van Financiën. Deze vergoedingen zijn ten laste van de Rijksdienst.

    Afdeling 3. - Inrichting van de diensten.

    Art. 5. De Rijksdienst omvat een hoofdbestuur en werkloosheidsbureaus.

    De zetel van de Rijksdienst is gevestigd te Brussel.

    Het beheerscomité stelt met goedkeuring van de Minister het aantal en het ambtsgebied van de werkloosheidsbureaus vast en richt zo nodig hulpkantoren op.

    Afdeling 4. - Nationale administratieve commissie.

    Art. 6. Bij het hoofdbestuur van de Rijksdienst wordt een nationale administratieve commissie opgericht die kennis neemt van de administratieve beroepen bedoeld in de artikelen 59septies en 82, § 2.

    Art. 7. § 1. (De nationale administratieve commissie bestaat uit een nederlandstalige of franstalige kamer. Onverminderd de toepassing van de wettelijke bepalingen betreffende de taal waarin de zaken moeten behandeld worden, nemen beide kamers in verenigde vergadering kennis van alle zaken.

    Beide kamers kunnen in verenigde vergadering met eenparigheid van stemmen beslissen zittingen te houden buiten de zetel van het hoofdbestuur.)

    § 2. Elke kamer is samengesteld uit:

  9. een voorzitter;

  10. twee leden die de representatieve interprofessionele werkgeversorganisaties vertegenwoordigen;

  11. twee leden die de representatieve interprofessionele werknemersorganisaties vertegenwoordigen;

  12. een lid dat de Minister vertegenwoordigt;

  13. (...)

    Voor elke voorzitter en voor elk lid worden bovendien één of meerdere plaatsvervangende voorzitters en één of meerdere plaatsvervangende leden aangeduid.

    (Het lid dat de minister vertegenwoordigt vervangt de vooreitter of de plaatsvervangende voorzitter indien deze afwezig zijn.)

    Elke kamer wordt bijgestaan door een secretaris en adjunct-secretarissen.

    § 3. De voorzitters en de plaatsvervangende voorzitters worden door Ons benoemd op voorstel van de Minister van Justitie. Zij moeten magistraat zijn. De Voorzitter of een plaatsvervangende voorzitter, zetelend in de Franstalige kamer, moet kennis hebben van de Duitse taal.

    De leden bedoeld in § 2, eerste lid, 2° en 3°, en hun plaatsvervangers worden door Ons benoemd. Zij worden gekozen uit kandidaten-lijsten voorgelegd door hun organisaties. Deze moeten hun voorstellen bij de Minister indienen binnen de vijftien dagen nadat hen daarom wordt verzocht, zoniet worden de benoemingen ambtshalve verricht.

    (het lid bedoeld in § 2, eerste lid, 4° , en zijn plaatsvervangers worden door Ons benoemd op voorstel van de minister)

    § 4. Het mandaat van de voorzitters bedraagt tien jaar; dit van de leden zes jaar. Deze mandaten kunnen worden hernieuwd.

    De voorzitter of het lid, benoemd ter vervanging van een overleden of ontslagnemend voorzitter of lid, voltooit het mandaat van zijn voorganger.

    § 5. Er bestaat onverenigbaarheid tussen een mandaat in het beheerscomité en een mandaat in de nationale administratieve commissie.

    § 6. De secretarissen en de adjunct-secretarissen van de commissie worden aangewezen door het beheerscomité.

    De secretarissen en de adjunct-secretarissen moeten ten minste de leeftijd van 25 jaar bereikt hebben en personeelslid zijn van de Rijksdienst. Ten minste één secretaris of adjunct-secretaris, aangewezen voor de Franstalige kamer, moet kennis hebben van de Duitse taal.

    § 7. Wanneer de commissie in de onmogelijkheid verkeert de haar voorgelegde zaken binnen de reglementair voorziene termijn te behandelen, kan de Minister beslissen tijdelijk bijkomende kamers samen te stellen die door één van de plaatsvervangende voorzitters worden voorgezeten en worden samengesteld uit de plaatsvervangende leden. In dat geval worden bijkomende plaatsvervangende voorzitters en leden benoemd, overeenkomstig de procedure bepaald in onderhavig artikel, tot wanneer de bijkomende kamers worden afgeschaft.

    (Het samenstellen van tijdelijke bijkomende kamers mag geen afbreuk doen aan hetgeen bepaald is in § 1. Bijgevolg kunnen de bijkomende kamers slechts als verenigde vergadering kennis nemen van de beroepen.)

    § 8. (De commissie kan slechts geldig beraadslagen over een beroep ingediend op basis van artikel 59septies of 82, § 2, indien beide kamers op dezelfde wijze samengesteld zijn. Daartoe neemt de kamer met de meest aanwezige leden dezelfde samenstelling aan als de kamer met de minst aanwezige leden.)

    (Moeten in iedere kamer minstens aanwezig zijn om geldig te beraadslagen :

    - de voorzitter of een plaatsvervangend voorzitter of het lid dat de Minister vertegenwoordigt;

    - één lid dat de werkgeversorganisaties vertegenwoordigt;

    - één lid dat de werknemersorganisaties vertegenwoordigt.

    Indien in een kamer de leden die de werkgeversorganisaties vertegenwoordigen en deze die de werknemersorganisaties vertegenwoordigen niet in gelijk aantal aanwezig zijn, wordt de pariteit hersteld door de onthouding van het laatst aangestelde lid van de organisaties in overtal; bij gelijke anciënniteit onthoudt het jongste lid zich.

    (Wanneer, omwille van de afwezigheid van leden die de werkgeversorganisaties vertegenwoordigen of van leden die de werknemersorganisaties vertegenwoordigen, de commissie geen uitspraak kan doen over de beroepen ingediend op basis van artikel 59septies, wordt het onderzoek van deze beroepen uitgesteld tot een latere zitting, tijdens dewelke de commissie uitspraak doet over de ingediende beroepen, zelfs in afwezigheid van de leden die de werkgeversorganisaties vertegenwoordigen of van de leden die de werknemersorganisaties vertegenwoordigen.)

    Wanneer in een kamer noch de voorzitter noch de plaatsvervangend voorzitter aanwezig is, wordt deze vervangen door het lid dat de Minister vertegenwoordigt. (...)

    Een beroep wordt gegrond verklaard wanneer alle aanwezige leden van beide kamers die stemrecht hebben, min twee, zich in deze zin uitspreken.

    (lid opgeheven) )

    Art. 8. De Minister bepaalt, na advies van het beheerscomité, het bedrag van het presentiegeld waarop de voorzitters en de leden van de nationale administratieve commissie en hun respectievelijke plaatsvervangers recht hebben. Hij bepaalt op dezelfde wijze de bedragen en de toekenningsvoorwaarden van de vergoedingen voor reis- en verblijfkosten.

    De werkingskosten van de commissie zijn ten laste van de Rijksdienst.

    Art. 9. De nationale administratieve commissie stelt een huishoudelijk reglement op dat, na advies van het beheerscomité, onderworpen wordt aan de goedkeuring van de Minister.

    Afdeling 5. - Commissies van advies.

    Art. 10. (opgeheven)

    Art. 11. (opgeheven)

    Art. 12. (opgeheven)

    Art. 13. (opgeheven)

    Art. 14. (opgeheven)

    Art. 15. (opgeheven)

    Art. 16. (opgeheven)

    HOOFDSTUK II. - De uitbetalingsinstellingen.

    Afdeling 1. - De erkende uitbetalingsinstellingen.

    Art. 17. § 1. De werknemersorganisatie vraagt de erkenning van de door haar opgerichte uitbetalingsinstelling aan de Minister.

    Bij deze vraag dient een exemplaar van de statuten van de uitbetalingsinstelling te worden gevoegd. Deze statuten moeten inzonderheid vermelden:

  14. de benaming en de zetel van de instelling;

  15. haar doel, dat beperkt moet zijn tot de toepassing van de wetgeving die betrekking heeft op de sociale zekerheid der werknemers;

  16. de samenstelling van de raad van beheer, de wijze waarop de beheerders worden benoemd, ontslag nemen of worden afgezet, hun ambtsbevoegdheden en de duur van hun mandaat;

  17. de wijze waarop de statuten worden gewijzigd, de wijze waarop een fusie van een instelling met een andere geschiedt en de wijze van ontbinding.

    De in de statuten aangebrachte wijzigingen hebben slechts uitwerking nadat zij door Ons zijn goedgekeurd. In geval van fusie van instellingen is een nieuwe...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT