11 OKTOBER 2002. - Koninklijk besluit tot regeling van de werking van de Commissie voor de pensioenen van de geïntegreerde politie

ALBERT II, Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 6 mei 2002 tot oprichting van het Fonds voor de pensioenen van de geïntegreerde politie en houdende bijzondere bepalingen inzake sociale zekerheid, inzonderheid op artikel 8, § 3;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 10 juli 2002;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 6 september 2002;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen door de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door het feit dat het, om de effectieve werking van de Commissie voor de pensioenen van de geïntegreerde politie opgericht door voormelde wet van 6 mei 2002 die uitwerking heeft met ingang van 1 april 2001, zo snel mogelijk te verzekeren, nodig is dat de leden van de commissie zo snel mogelijk kunnen worden aangeduid, wat het noodzakelijk maakt dat dit besluit zo snel mogelijk wordt aangenomen;

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Pensioenen en van Onze Minister van Binnenlandse Zaken,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit moet worden verstaan onder :

  1. « de wet » : de wet van 6 mei 2002 tot oprichting van het Fonds voor de pensioenen van de geïntegreerde politie en houdende bijzondere bepalingen inzake sociale zekerheid;

  2. « de commissie » : de Commissie voor de pensioenen van de geïntegreerde politie bedoeld in artikel 8 van de wet;

  3. « de Rijksdienst » : de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten;

  4. « de voorzorgsinstelling » : de instelling opgericht voor het voeren van het beheer over collectieve rust- en overlevingspensioenfondsen waarmee een plaatselijk bestuur een overeenkomst heeft gesloten voor het verstrekken van de pensioenen van zijn vastbenoemde personeelsleden en van hun rechthebbenden;

  5. « de Minister » : de Minister tot wiens bevoegdheid de pensioenen behoren.

Art. 2. § 1. De voorzitter en de leden van de commissie worden door de Minister benoemd voor een mandaat van zes jaar. Dit mandaat is hernieuwbaar.

Het lid dat vóór het einde van zijn mandaat ophoudt deel uit te maken van de commissie, wordt binnen de drie maanden vervangen. Het nieuwe lid voltooit het mandaat van het lid dat hij vervangt.

§ 2. De Minister benoemt voor ieder...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT