21 MAART 2002. - Besluit van de Waalse Regering betreffende de vergunning voor de levering van elektriciteit

De Waalse Regering,

Gelet op richtlijn 96/92/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 december 1996 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit;

Gelet op het decreet van 12 april 2001 betreffende de organisatie van de gewestelijke elektriciteitsmarkt, inzonderheid op de artikelen 30, 31 en 63;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 22 mei 2001;

Gelet op de instemming van de Minister van Begroting, gegeven op 23 mei 2001;

Gelet op het advies van de "Conseil supérieur des villes, communes et provinces de la Région wallonne" (Hoge raad van steden, gemeenten en provincies van het Waalse Gewest) van 3 juli 2001;

Gelet op de beraadslaging van de Regering over het verzoek om adviesverlening door de Raad van State binnen hoogstens een maand;

Gelet op het advies 32.362/4 van de Raad van State, gegeven op 12 december 2001, overeenkomstig artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van de Minister belast met Vervoer, Mobiliteit en Energie,

Besluit :

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :

  1. "decreet" : het decreet van 12 april 2001 betreffende de organisatie van de gewestelijke elektriciteitsmarkt;

  2. "vergunning" : de vergunning bedoeld in artikel 30 van bovenvermeld decreet en vereist voor elke elektriciteitsleverancier aan in aanmerking komende afnemers.

    De bepalingen bedoeld in artikel 2 van het decreet zijn toepasselijk in de zin van dit besluit.

    HOOFDSTUK II. - Criteria voor de toekenning, herziening en intrekking van de vergunning

    Afdeling 1. - Vestigingscriteria

    Art. 2. Elke elektriciteitsleverancier heeft, zowel bij de aanvraag als bij de verlening van de vergunning, zijn woonplaats of effectieve verblijfplaats in België of in een andere lidstaat van de Europese economische ruimte.

    Als de leverancier een bedrijf is, moet het opgericht zijn overeenkomstig de Belgische wetgeving of overeenkomstig die van de een lidstaat bedoeld in het vorige lid en in België of in één van de lidstaten beschikken over een centraal bestuur, een hoofdinstelling of een maatschappelijke zetel waarvan de activiteit effectief en voortdurend verband houdt met de Belgische economie of met die van één van de lidstaten.

    Afdeling 2. - Criteria inzake betrouwbaarheid en beroepservaring

    Art. 3. Elke elektriciteitsleverancier voldoet, zowel bij de aanvraag als bij de verlening van de vergunning, aan de criteria die in deze afdeling vastliggen.

    Art. 4. De aanvraag wordt niet in aanmerking genomen als de leverancier zijn activiteiten heeft opgeschort of gestaakt, failliet is verklaard, het voorwerp is van een vereffeningsprocedure, van een faillissement of een gerechtelijk akkoord of van een gelijkaardige procedure bepaald bij een buitenlandse wetgeving of regelgeving.

    Art. 5. De aanvraag wordt verworpen als de leverancier :

  3. persoonlijk of één van zijn bestuurders of een lid van het directiecomité, bij een vonnis dat in kracht van gewijsde is gegaan, vijf jaar vóór de aanvraag veroordeeld werd voor een overtreding die zijn betrouwbaarheid aantast;

  4. een ernstige fout heeft begaan bij de uitoefening van zijn beroep;

  5. niet voldaan heeft aan de verplichtingen betreffende de betaling van de sociale zekerheidsbijdragen opgelegd bij de Belgische of buitenlandse wetgeving;

  6. niet voldaan heeft aan de verplichtingen betreffende de betaling van belastingen opgelegd bij de Belgische of buitenlandse wetgeving;

  7. zich schuldig maakt aan valse verklaringen bij het verstrekken van gegevens krachtens het decreet of de uitvoeringsbesluiten ervan.

    Art. 6. Het bewijs dat de aanvrager niet in één van de in de artikelen 4 en 5 bedoelde gevallen verkeert kan o.a. aan de hand van de volgende stukken geleverd worden :

  8. voor de gevallen bedoeld in artikel 4, 1° en 2°, : een attest van een gerechtelijke of administratieve instantie;

  9. voor de gevallen bedoeld in artikel 5, 1°, : een uittreksel uit het strafregister of een gelijkwaardig document afgegeven door de gerechtelijke of administratieve overheid;

  10. voor de gevallen bedoeld in artikel 5, 3° en 4°, : een attest van de bevoegde overheid;

  11. voor de gevallen bedoeld in artikel 5, 2° en 5° : een verklaring op erewoord.

    Als één van bovenbedoelde...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT