Uittreksel uit arrest nr. 131/2007 van 17 oktober 2007 Rolnummer 4118 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 56 van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, gesteld door

Uittreksel uit arrest nr. 131/2007 van 17 oktober 2007

Rolnummer 4118

In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 56 van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, gesteld door het Hof van Beroep te Luik.

Het Grondwettelijk Hof,

samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en M. Bossuyt, de rechters P. Martens, R. Henneuse, E. De Groot, L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke en J. Spreutels, en, overeenkomstig artikel 60bis van de bijzondere wet van 6 januari 1989, emeritus voorzitter A. Arts, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter M. Melchior,

wijst na beraad het volgende arrest :

  1. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging

    Bij arrest van 22 december 2006 in zake Raymond Lebeau tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 4 januari 2007, heeft het Hof van Beroep te Luik de volgende prejudiciële vraag gesteld :

    Schendt artikel 56 van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, aangevuld door de toepassingsbesluiten ervan en in die zin geïnterpreteerd dat de vaststelling van de forfaitaire, voorlopige of definitieve grondslagen aan de Koning of via subdelegatie aan de administratie van financiën is toevertrouwd zonder dat een akkoord met de bedrijfsgroeperingen is vereist, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet ?

    .

    (...)

  2. In rechte

    (...)

    Ten aanzien van de in het geding zijnde bepalingen

    B.1.1. Uit de feiten van het geding en de motivering van het verwijzende arrest blijkt dat de prejudiciële vraag betrekking heeft op artikel 56, § 1, van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde (hierna : BTW-Wetboek), in samenhang gelezen met de artikelen 7 en 13 van het koninklijk besluit nr. 2 van 7 november 1969 met betrekking tot de vaststelling van forfaitaire grondslagen van aanslag voor de belasting over de toegevoegde waarde.

    B.1.2. Artikel 56, § 1, van het BTW-Wetboek bepaalt :

    Ten aanzien van door Hem te omschrijven kleine ondernemingen regelt de Koning de wijze waarop de administratie, na overleg met de betrokken bedrijfsgroeperingen, forfaitaire grondslagen van aanslag vaststelt, wanneer zulks mogelijk is

    .

    B.1.3. De artikelen 7 en 13 van het voormelde koninklijk besluit nr. 2 bepalen :

    Art. 7. In de loop van ieder jaar stelt de administratie forfaitaire grondslagen vast voor het berekenen van de belasting die de belastingplichtigen in de loop van het volgende jaar zullen moeten betalen.

    Die grondslagen kunnen in de loop van dit laatste jaar worden gewijzigd, om rekening te...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT