21 MAART 2014. - Decreet betreffende maatregelen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften (1)

Het VLAAMS PARLEMENT heeft aangenomen en Wij, REGERING, bekrachtigen hetgeen volgt:

DECREET betreffende maatregelen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften

HOOFDSTUK I. - Inleidende bepalingen

Artikel I.1. Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid.

HOOFDSTUK II. - Decreet basisonderwijs

Art. II.1. In artikel 3 van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, het laatst gewijzigd bij het decreet van 19 juli 2013, worden volgende wijzigingen aangebracht:

  1. er wordt een punt 8° quater ingevoegd, dat luidt als volgt:

    "8° quater brede basiszorg: fase in het zorgcontinuüm waarbij de school vanuit een visie op zorg de ontwikkeling van alle leerlingen stimuleert en problemen tracht te voorkomen door een krachtige leeromgeving te bieden, de leerlin- gen systematisch op te volgen en actief te werken aan het verminderen van risicofactoren en aan het versterken van beschermende factoren;";

  2. het punt 9° wordt opgeheven;

  3. er wordt een punt 9° quinquies ingevoegd, dat luidt als volgt:

    "9° quinquies compenserende maatregelen: maatregelen waarbij de school orthopedagogische of orthodidactische hulpmiddelen aanbiedt, waaronder technische hulpmiddelen, waardoor de doelen van het gemeenschappelijk curriculum of de doelen die na dispensatie voor de leerling bepaald zijn, bereikt kunnen worden;";

  4. het punt 12°, opgeheven bij decreet van 22 juni 2007, wordt opnieuw opgenomen, in volgende lezing:

    "12° differentiërende maatregelen: maatregelen waarbij de school, binnen het gemeenschappelijk curriculum, een beperkte variatie aanbrengt in het onderwijsleerproces om beter tegemoet te komen aan de behoeften van individuele leerlingen of groepen van leerlingen;";

  5. er wordt een punt 12° bis ingevoegd, dat luidt als volgt:

    "12° bis dispenserende maatregelen: maatregelen waarbij de school doelen toevoegt aan het gemeenschappelijk curriculum of de leerling vrijstelt van doelen van het gemeenschappelijk curriculum en die, waar mogelijk, vervangt door gelijkwaardige doelen, in die mate dat ofwel de doelen voor de studiebekrachtiging in functie van de finaliteit voor het onderwijsniveau ofwel de doelen voor het doorstromen naar het beoogde vervolgonderwijs, nog in voldoende mate kunnen bereikt worden;";

  6. er wordt een punt 12° ter ingevoegd, dat luidt als volgt:

    "12° ter disproportionaliteit/disproportioneel: onredelijkheid van aanpassingen aangetoond na een proces van afweging met toepassing van de criteria als vermeld in artikel 2, § 2 en § 3, van het Protocol van 19 juli 2007 betreffende het begrip redelijke aanpassingen in België krachtens de wet van 25 februari 2003 ter bestrijding van discriminatie en tot wijziging van de wet van 15 februari 1993 tot oprichting van een Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding;";

  7. er wordt een punt 17° bis ingevoegd, dat luidt als volgt:

    "17° bis gemeenschappelijk curriculum: de goedgekeurde leerplannen die ten minste herkenbaar de doelen bevatten die noodzakelijk zijn om de eindtermen te bereiken of de ontwikkelingsdoelen na te streven en de schoolgebonden planning voor het nastreven van de leergebiedoverschrijdende eindtermen en ontwikkelingsdoelen;";

  8. er wordt een punt 28° bis ingevoegd, dat luidt als volgt:

    "28° bis leerling met specifieke onderwijsbehoeften: leerling met langdurige en belangrijke participatieproblemen die te wijten zijn aan het samenspel tussen:

    1. één of meerdere functiebeperkingen op mentaal, psychisch, lichamelijk of zintuiglijk vlak en;

    2. beperkingen bij het uitvoeren van activiteiten en;

    3. persoonlijke en externe factoren;";

  9. er wordt een punt 47° bis ingevoegd, dat luidt als volgt:

    "47° bis remediërende maatregelen: maatregelen waarbij de school effectieve vormen van aangepaste leerhulp verstrekt binnen het gemeenschappelijk curriculum;";

  10. er wordt een punt 53° bis ingevoegd, dat luidt als volgt:

    "53° bis uitbreiding van zorg: fase in het zorgcontinuüm waarbij de school de maatregelen uit de fase van verhoogde zorg onverkort verderzet en het CLB een proces van handelingsgerichte diagnostiek opstart. Het CLB richt zich daarbij op een uitgebreide analyse van de onderwijs- en opvoedingsbehoeften van de leerling en op de ondersteuningsbehoeften van de leerkracht(en) en ouders met het oog op het formuleren van adviezen voor het optimaliseren van het proces van afstemming van het onderwijs- en opvoedingsaanbod op de zorgvraag van de leerling. Het CLB bepaalt in samenspraak met de school en de ouders welke bijkomende inzet van middelen, hulp of expertise, hetzij ten aanzien van de school of de leerling, al dan niet in zijn context, wenselijk is alsook de omvang en de duur daarvan;";

  11. het punt 55° bis, ingevoegd bij het decreet van 28 juni 2002 en opgeheven bij het decreet van 6 juli 2012, wordt opnieuw opgenomen, in volgende lezing:

    "55° bis verhoogde zorg: fase in het zorgcontinuüm waarbij de school extra zorg voorziet onder de vorm van remediërende, differentiërende, compenserende of dispenserende maatregelen, afgestemd op de specifieke onder- wijsbehoeften van bepaalde leerlingen, en voorafgaand aan de fase van uitbreiding van zorg;";

  12. er wordt een punt 59° ingevoegd, dat luidt als volgt:

    "59° zorgcontinuüm: opeenvolging van de fasen in de organisatie van de onderwijsomgeving op het gebied van brede basiszorg, verhoogde zorg en uitbreiding van zorg;".

    Art. II.2. In artikel 8 van hetzelfde decreet wordt het tweede lid aangevuld met de volgende zinnen:

    "Het werkt hiervoor op een systematische, planmatige en transparante wijze samen met het CLB en de ouders en doet, in het bijzonder voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften, gepaste en redelijke aanpassingen, waaronder het inzetten van remediërende, differentiërende, compenserende of dispenserende maatregelen naargelang de noden van de leerling. De specifieke onderwijsbehoeften van leerlingen en de ondersteuningsbehoeften van het onderwijspersoneel en de ouders staan daarbij centraal.".

    Art. II.3. Artikel 10 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt:

    "Art.10. § 1. Het buitengewoon basisonderwijs is ingedeeld in volgende types:

  13. type basisaanbod, voor kinderen voor wie de onderwijsbehoeften dermate zijn en voor wie al tijdens het gewoon kleuteronderwijs of tijdens het gewoon lager onderwijs aantoonbaar blijkt dat de aanpassingen, waaronder remediërende, differentiërende, compenserende of dispenserende maatregelen ofwel disproportioneel, ofwel onvoldoende zijn om de leerling binnen het gemeenschappelijk curriculum te kunnen blijven meene- men in een school voor gewoon onderwijs;

  14. type 2, voor kinderen met een verstandelijke beperking.

    Kinderen met een verstandelijke beperking voldoen aan alle onderstaande criteria:

    1. ze hebben significante beperkingen in het intellectueel functioneren, wat op basis van een psychodiagnostisch onderzoek tot uiting komt in een totaal intelligentiequotiënt op een gestandaardiseerde en genormeerde intelligentietest kleiner of gelijk aan 60, rekening houdend met het betrouwbaarheidsinterval;

    2. ze hebben significante beperkingen in het sociale aanpassingsgedrag, wat op basis van psychodiagnostisch onderzoek tot uiting komt in een uitslag op een gestandaardiseerde en genormeerde schaal voor sociaal aanpassingsgedrag, die minstens drie standaarddeviaties beneden het gemiddelde ligt ten opzichte van een normgroep van leeftijdgenoten, rekening houdend met het betrouwbaarheidsinterval;

    3. de functioneringsproblemen zijn ontstaan vóór de leeftijd van 18 jaar;

    4. het besluit "verstandelijke beperking" wordt genomen na een periode van procesdiagnostiek;

  15. type 3, voor kinderen met een emotionele of gedragsstoornis die geen verstandelijke beperking hebben zoals bepaald in 2°.

    Kinderen met een emotionele of gedragsstoornis zijn kinderen bij wie op basis van gespecialiseerde, door een multidisciplinair team aangeleverde diagnostiek, met inbegrip van psychiatrisch onderzoek, een van de volgende problematieken wordt vastgesteld:

    1. een aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit;

    2. een oppositioneel-opstandige gedragsstoornis;

    3. de gedragsstoornis in enge zin, `conduct disorder';

    4. een angststoornis;

    5. een stemmingsstoornis;

    6. een hechtingsstoornis;

  16. type 4, voor kinderen met een motorische beperking.

    Kinderen met een motorische beperking zijn kinderen bij wie op basis van specifieke medische diagnostiek, een uitval wordt vastgesteld in de neuromusculoskeletale en beweginggerelateerde functies, meer bepaald:

    1. de functies van gewrichten en beenderen;

    2. de spierfuncties, meer bepaald de spierkracht, de tonus en het uithoudingsvermogen, met gedeeltelijke of volledige uitval van:

      1) een van de of beide bovenste of onderste ledematen;

      2) de linkerzijde, de rechterzijde of beide zijden;

      3) de romp;

      4) overige;

    3. de bewegingsfuncties;

    4. een door medische diagnostiek geobjectiveerde problematiek met weerslag op het beweginggerelateerd functioneren die niet terug te brengen is tot criterium a) tot en met c) maar met een duidelijke impact op schoolse activiteiten;

  17. type 5, voor kinderen die opgenomen zijn in een ziekenhuis, een residentiële setting of verblijven in een preventorium.

    De regering bepaalt de voorwaarden waaraan de residentiële setting moet voldoen opdat er een school voor buitengewoon onderwijs type 5 aan verbonden kan zijn.

    Kinderen in type 5 beantwoorden aan alle onderstaande voorwaarden:

    1. de medische, psychiatrische of residentiële opvang of begeleiding laat niet toe dat de kinderen voltijds in een school aanwezig zijn;

    2. de kinderen hebben behoefte aan een individueel of geïndividualiseerd aanbod dat in de residentiële omgeving verstrekt wordt;

  18. type 6, voor kinderen met een visuele beperking.

    Kinderen met een visuele beperking zijn kinderen bij wie op basis van specifieke oogheelkundige diagnostiek een gezichtsstoornis werd vastgesteld die beantwoordt aan minstens een van de volgende criteria:

    1. een optimaal gecorrigeerde gezichtsscherpte die kleiner dan of gelijk is aan 3/10 voor het beste oog;

    2. een of meer...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT