Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek betreffende de procedure voor het Hof van Cassatie en de wrakingsprocedure, de 10 avril 2014

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van het Gerechtelijk Wetboek

Art. 2. In artikel 131 van het Gerechtelijk Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 1 december 1994 en 25 juni 1998, wordt tussen het eerste en het tweede lid een lid ingevoegd, luidende :

"De procureur-generaal kan aan de eerste voorzitter voorstellen dat een zaak in voltallige zitting wordt behandeld.".

Art. 3. In artikel 428ter van hetzelfde Wetboek, wordt § 10, opgeheven bij het koninklijk besluit van 27 maart 1998, hersteld als volgt :

" § 10. Tegen de beslissingen gewezen door de in § 6 bedoelde commissies van beroep kan cassatieberoep worden ingesteld overeenkomstig de bepalingen van het vierde deel, boek III, titel IVbis, van dit Wetboek.".

Art. 4. Worden opgeheven :

- artikel 468, § 3, van hetzelfde Wetboek;

- artikel 609, 4°, van hetzelfde Wetboek;

- artikel 614, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 27 maart 1998, van hetzelfde Wetboek.

Art. 5. In artikel 838 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 12 maart 1998, 10 juni 2001 en 26 april 2007, wordt het derde lid vervangen als volgt :

"Binnen achtenveertig uren na de beslissing brengt de griffier deze ter kennis van de partijen bij gerechtsbrief. De termijn om cassatieberoep in te stellen, begint te lopen vanaf deze kennisgeving.".

Art. 6. In artikel 1091 van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht :

  1. in het eerste lid worden de woorden "de voorziening" vervangen door de woorden "het cassatieberoep";

  2. het tweede lid wordt vervangen als volgt :

    "Het cassatieberoep wegens machtsoverschrijding wordt betekend aan de betrokken partijen, die gerechtigd zijn om tussen te komen. Op straffe van verval gebeurt die tussenkomst met een memorie die binnen twee maanden na de betekening moet worden ingediend ter griffie van het Hof.";

  3. het artikel wordt aangevuld met een derde lid, luidende :

    "Het cassatieberoep in het belang van de wet wordt niet ter kennis gebracht noch betekend aan de partijen in de bestreden beslissing.".

    Art. 7. Artikel 1092 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt :

    "Art. 1092. Het cassatieberoep wordt beantwoord door ter griffie van het Hof van Cassatie een memorie in te dienen. Onverminderd de bijzondere regels inzake fiscale zaken wordt de memorie ondertekend door een advocaat bij het Hof van Cassatie.

    De memorie van antwoord wordt aan de advocaat van de eiser of, indien hij geen advocaat heeft, naar de eiser zelf gezonden uiterlijk op de dag van de neerlegging ervan ter griffie.

    Op verzoek van de eiser, weert het Hof deze memorie wanneer zij laattijdig werd verzonden en deze laattijdigheid de uitoefening van het recht van verdediging van de eiser heeft geschaad.

    Op straffe van niet-ontvankelijkheid moet de memorie van antwoord evenwel voorafgaand aan de indiening ter griffie worden betekend aan de advocaat van de eiser of, indien hij geen advocaat heeft, aan de eiser zelf, wanneer in de memorie van antwoord een middel van niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep wordt opgeworpen.".

    Art. 8. In artikel 1093, eerste lid, van hetzelfde Wetboek wordt het woord "uitsluiting" vervangen door het woord "verval".

    Art. 9. Artikel 1094 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt :

    "Art. 1094. Indien de verweerder tegen het cassatieberoep een middel van niet-ontvankelijkheid heeft opgeworpen, kan de eiser hierop antwoorden door op de griffie van het Hof van Cassatie een memorie van wederantwoord in te dienen. Onverminderd de bijzondere regels inzake fiscale zaken wordt deze memorie ondertekend door een advocaat bij het Hof van Cassatie.

    De termijn waarover de eiser beschikt om zijn memorie van wederantwoord ter griffie in te dienen bedraagt, op straffe van verval, een maand, te rekenen van de dag waarop de memorie van antwoord is betekend.

    De memorie van wederantwoord wordt aan de advocaat van de verweerder of, indien hij geen advocaat heeft, naar de verweerder zelf gezonden uiterlijk op de dag van de neerlegging ervan ter griffie.

    Op verzoek van de verweerder, weert het Hof deze memorie wanneer zij laattijdig werd verzonden en deze laattijdigheid de uitoefening van het recht van verdediging van de verweerder heeft geschaad.".

    Art. 10. In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 1094/1 ingevoegd, luidende :

    "Art. 1094/1. In uitzonderlijke omstandigheden kan, op verzoek van een partij, de eerste voorzitter, wanneer het algemeen belang het vereist of in geval van volstrekte noodzakelijkheid, op de schriftelijke of mondelinge conclusie van de procureur-generaal, de termijn waarover de verweerder voor de memorie van antwoord of de eiser voor een repliek beschikt, inkorten zonder dat deze termijnen minder dan vijftien dagen mogen bedragen.

    Het in het eerste lid bedoelde verzoek wordt opgenomen in een afzonderlijk akte, die wordt gevoegd bij het cassatieberoep of bij de memorie van antwoord en hiermee samen wordt betekend of, in voorkomend geval, meegedeeld.

    In afwijking van het tweede lid, wanneer een partij rechtvaardigt in de onmogelijkheid te hebben verkeerd om het verzoek tot...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT