3 JULI 2002. - Besluit van de Vlaamse regering tot bepaling van de bevoegdheden van de leden van de Vlaamse regering

De Vlaamse regering,

Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op artikel 68, gewijzigd bij de bijzondere wet van 16 juli 1993, en op artikel 69;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de bevoegdheidsbepaling ten spoedigste dient doorgevoerd in het belang van de normale werking van de instellingen en van de aan de Vlaamse regering toevertrouwde bevoegdheden;

Op voorstel van de minister-president van de Vlaamse regering;

Na beraadslaging,

Besluit :

HOOFDSTUK I. - Verdeling van de bevoegdheden tussen de leden van de Vlaamse regering

Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder « de bijzondere wet », de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen.

Art. 2. Dit hoofdstuk verdeelt de bevoegdheden binnen de Vlaamse regering, met het oog op de voorbereiding en de uitvoering van haar beslissingen.

Art. 3. De heer Patrick Dewael, voorzitter van de Vlaamse regering, draagt de titel : « minister-president van de Vlaamse regering ».

Hij leidt de betrekkingen en de samenwerking met de andere overheden, inzonderheid met de federale regering en de gemeenschaps- en gewestregeringen.

Hij is tevens bevoegd voor :

  1. de staatshervorming;

  2. de coördinatie van het communicatiebeleid;

  3. de coördinatie van het algemeen begrotingsbeleid in samenwerking met het lid van de Vlaamse regering, bevoegd voor de financiën en de begroting;

  4. de coördinatie van de werking van het Vlaams overheidsapparaat in samenwerking met het lid van de Vlaamse regering, bevoegd voor de ambtenarenzaken;

  5. het toezicht, zoals omschreven in het decreet van 5 juli 1989 tot organisatie van het toezicht op de Vlaamse Gemeenschapscommissie.

    Art. 4. De heer Steve Stevaert, minister vice-president van de Vlaamse regering, is bevoegd voor :

  6. de openbare werken en het vervoer, zoals vermeld in artikel 6, § 1, X, van de bijzondere wet, alsook voor de individuele maatregelen voor de toepassing van de regelgeving inzake de erkenning der aannemers van werken;

  7. het energiebeleid, zoals vermeld in artikel 6, § 1, VII, van de bijzondere wet;

  8. de planning en de statistiek.

    Uit hoofde van de hem toegewezen bevoegdheden, vermeld in het eerste lid, draagt hij de titel : « Vlaams minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie ».

    Art. 5. Mevr. Mieke Vogels, lid van de Vlaamse regering, is bevoegd voor :

  9. de bijstand aan personen, zoals vermeld in artikel 5, § 1, II, van de bijzondere wet, met uitzondering van de uitoefening van het administratief toezicht op de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;

  10. het gezondheidsbeleid, zoals vermeld in artikel 5, § 1, I, van de bijzondere wet, met uitzondering van de dopingcontrole en de medische sportcontrole;

  11. de gelijke kansen;

  12. de ontwikkelingssamenwerking.

    Uit hoofde van de haar toegewezen bevoegdheden, vermeld in het eerste lid, draagt zij de titel : « Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid, Gelijke Kansen en Ontwikkelingssamenwerking. »

    Art. 6. Mevr. Marleen Vanderpoorten, lid van de Vlaamse regering, is bevoegd voor :

  13. het onderwijs, zoals vermeld in artikel 127, § 1, eerste lid, 2°, van de grondwet;

  14. de aanmoediging van de vorming van navorsers, de voorschoolse vorming in de peutertuinen, de post- en parascolaire vorming en de sociale promotie, zoals vermeld in artikel 4, 2°, 11°, 12° en 15°, van de bijzondere wet;

  15. de structurele financiering van het wetenschappelijk onderzoek aan de universiteiten en de hogescholen;

  16. de coördinatie van het vormingsbeleid.

    Uit hoofde van de haar toegewezen bevoegdheden, vermeld in het eerste lid, draagt zij de titel : « Vlaams minister van Onderwijs en Vorming ».

    Art. 7. De heer Renaat Landuyt, lid van de Vlaamse regering, is bevoegd voor :

  17. het tewerkstellingsbeleid, zoals vermeld in artikel 6, § 1, IX, van de bijzondere wet;

  18. de beroepsomscholing en -bijscholing, zoals vermeld in artikel 4, 16°, van de bijzondere wet, met uitzondering van de middenstandsopleiding en de landbouwscholing;

  19. het toerisme, zoals vermeld in artikel 4, 10°, van de bijzondere wet, met inbegrip van de gewestelijke aspecten van het toeristisch beleid.

    Uit hoofde van de hem toegewezen bevoegdheden, vermeld in het eerste lid, draagt hij de titel : « Vlaams minister van Werkgelegenheid en Toerisme ».

    Art. 8. Mevr. Vera Dua, lid van de Vlaamse regering, is bevoegd voor :

  20. het leefmilieu en het waterbeleid, zoals vermeld in artikel 6, § 1, II, van de bijzondere wet;

  21. de landinrichting en het natuurbehoud, zoals vermeld in artikel 6, § 1, III, van de bijzondere wet;

  22. het landbouwbeleid, zoals vermeld in artikel 6, § 1, V, van de bijzondere wet;

  23. de landbouwscholing.

    Uit hoofde van de haar toegewezen bevoegdheden, vermeld in het eerste lid, draagt zij de titel : « Vlaams minister van Leefmilieu en Landbouw ».

    Art. 9. De heer Dirk Van Mechelen, lid van de Vlaamse regering, is bevoegd voor :

  24. de financiën en de begroting;

  25. onverminderd de lasten uit het verleden vervat in 1°, de lasten uit het verleden met betrekking tot schoolgebouwen, vóór 1 januari 1989 beheerd door het Gebouwenfonds voor de Rijksscholen, en op die datum overgedragen door de federale staat;

  26. de gewestelijke aspecten van het kredietbeleid met inbegrip van de oprichting en het beheer van openbare kredietinstellingen, zoals vermeld in artikel 6, § 1, VI, 2°, van de bijzondere wet;

  27. het onroerend patrimonium, onverminderd hetgeen is bepaald in artikel 13, 9° van dit besluit;

  28. het wetenschaps- en technologisch innovatiebeleid, onverminderd hetgeen is bepaald in artikel 7, eerste lid, 3° en 13, 3°;

  29. de ruimtelijke ordening, zoals vermeld in artikel 6, § 1, I, 1°, 2°, 3°, 5° en 6°, van de bijzondere wet;

  30. het mediabeleid, met inbegrip van de radio-omroep en de televisie en de hulp aan de geschreven pers, zoals vermeld in artikel 4, 6° en 6°bis , van de bijzondere wet;

  31. het economisch overheidsinstrumentarium.

    Uit hoofde van de hem toegewezen bevoegdheden, vermeld in het eerste lid, draagt hij de titel : « Vlaams minister van Financiën en Begroting, Innovatie, Media en Ruimtelijke Ordening ».

    Art. 10. De heer Paul Van Grembergen, lid van de Vlaamse regering, is bevoegd voor :

  32. de binnenlandse aangelegenheden, zoals vermeld in artikel 6, § 1, VIII, en artikel 7, van de bijzondere wet; hierin is begrepen de bevoegdheid tot het verlenen van onteigeningsmachtigingen ten algemenen nutte, behoudens in de gevallen bepaald in de wet, aan de gemeenten, de provincies, de intercommunale verenigingen en de gewestelijke ontwikkelingsmaatschappijen, met instemming van de functioneel bevoegde Vlaamse minister;

  33. de uitoefening van het administratief toezicht op de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;

  34. de culturele aangelegenheden, zoals vermeld in artikel 4, 1°, 3°, 4°, 5°, 7°, 8°, 13° en 14°, van de bijzondere wet, alsook de vrijetijdsbesteding, zoals vermeld in artikel 4, 10°, van de bijzondere wet;

  35. het gebruik van de talen, zoals vermeld in artikel 129, § 1, van de grondwet;

  36. de coördinatie van het beleid met betrekking tot de Vlaamse rand rond Brussel;

  37. de ambtenarenzaken...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT