Besluit van de Vlaamse regering houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de bodemsanering. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 27-03-1996 en tekstbijwerking tot 05-08-2004), de 5 mars 1996

HOOFDSTUK I. - Definities.

Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :

  1. decreet : het decreet van 22 februari 1995 betreffende de bodemsanering;

  2. Vlaamse minister : het lid van de Vlaamse regering tot wiens bevoegdheid de bescherming van het leefmilieu behoort;

  3. grafische informatie : kaartmateriaal, hetzij op papier, hetzij via informaticasystemen;

  4. code van goede praktijk : door de OVAM aanvaarde geschreven en publiek toegankelijke regels met betrekking tot het uitvoeren van onderzoeken, het nemen van monsters en het analyseren van monsters, met inbegrip van de bij de betrokken beroepscategorieën algemeen aanvaarde regels van goed vakmanschap.

  5. risicogrond : grond waarop een inrichting gevestigd is of was of waarop een activiteit uitgeoefend wordt of werd die is opgenomen in de lijst zoals bedoeld in artikel 3, § 1, van het decreet.

  6. AJD : afdeling Juridische Dienstverlening van de administratie Algemene Administratieve Diensten van het departement Leefmilieu en Infrastructuur van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.

    (7° AMV : afdeling Milieuvergunningen van de administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer van het departement Leefmilieu en Infrastructuur van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.)

    HOOFDSTUK II. - Inrichtingen en activiteiten die bodemverontreiniging kunnen veroorzaken.

    Afdeling 1. - Algemene bepalingen.

    Art. 2. § 1. De in artikel 3, § 1 van het decreet bedoelde lijst van inrichtingen en activiteiten die bodemverontreiniging kunnen veroorzaken, is weergegeven in de aan dit besluit als bijlage 1 toegevoegde lijst.

    § 2. Tijdelijke inrichtingen en verplaatsbare inrichtingen, zoals gedefinieerd door het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, vallen niet onder de bepalingen van dit hoofdstuk.

    Art. 3. (opgeheven)

    Art. 4. § 1. De exploitanten van de volgende inrichtingen of activiteiten moeten (...) op eigen kosten een oriënterend bodemonderzoek doen :

  7. inrichtingen of activiteiten die in de in artikel 2 van dit besluit bedoelde lijst onder de kolom "categorie" met de letter A zijn aangeduid :

    a) een eerste maal :

    - voor activiteiten of inrichtingen die voor 29 oktober 1995 in exploitatie waren :

    voor 31 december 2003;

    - voor activiteiten of inrichtingen waarvan de exploitatie na 28 oktober 1995 is aangevat :

    - wanneer geen oriënterend bodemonderzoek werd uitgevoerd binnen de periode van 5 jaar voorafgaand aan de datum van de definitieve milieuvergunning :

    binnen de periode van tien jaar na de datum van de definitieve milieuvergunning;

    - wanneer een oriënterend bodemonderzoek werd uitgevoerd binnen de periode van 5 jaar voorafgaand aan de datum van de definitieve milieuvergunning :

    binnen de periode van twintig jaar na de datum van de definitieve milieuvergunning;

    b) vervolgens periodiek om de 20 jaar;

  8. inrichtingen of activiteiten die in de in artikel 2 van dit besluit bedoelde lijst onder de kolom "categorie" met de letter B zijn aangeduid :

    a) een eerste maal :

    - voor activiteiten of inrichtingen die voor 29 oktober 1995 in exploitatie waren :

    voor 31 december 2001;

    - voor activiteiten of inrichtingen waarvan de exploitatie na 28 oktober 1995 is aangevat :

    - wanneer geen oriënterend bodemonderzoek werd uitgevoerd binnen de periode van 5 jaar voorafgaand aan de datum van de definitieve milieuvergunning :

    binnen de periode van acht jaar na de datum van de definitieve milieuvergunning;

    - wanneer een oriënterend bodemonderzoek werd uitgevoerd binnen de periode van 5 jaar voorafgaand aan de datum van de definitieve milieuvergunning :

    binnen de periode van tien jaar na de datum van de definitieve milieuvergunning;

    b) vervolgens periodiek om de 10 jaar;

  9. inrichtingen of activiteiten die in de in artikel 2 van dit besluit bedoelde lijst onder de kolom "categorie" met de letter C zijn aangeduid :

    a) een eerste maal :

    - voor activiteiten of inrichtingen die voor 29 oktober 1995 in exploitatie waren :

    voor 31 december 1999;

    - voor activiteiten of inrichtingen waarvan de exploitatie na 28 oktober 1995 is aangevat :

    binnen de periode van vijf jaar na de datum van de definitieve milieuvergunning;

    b) vervolgens periodiek om de vijf jaar.

    De verplichtingen bedoeld in het eerste lid gelden niet voor de inrichtingen en activiteiten die in bijlage 1 zijn aangeduid als behorend tot categorie O.

    § 2. Voor inrichtingen en/of activiteiten die volgens de in artikel 2 van dit besluit bedoelde lijst tot verschillende categorieën behoren maar die op eenzelfde kadastraal perceel betrekking hebben, gelden de regels voor de toepassing zijnde categorie met de hoogste frequentie wat de periodiciteit van het oriënterend bodemonderzoek betreft.

    § 3. Voor exploitaties die verschillende inrichtingen en/of activiteiten omvatten, verspreid over meerdere kadastrale percelen, gelden de regels van voormelde §§ 1 en 2 voor de kadastrale percelen waarop de inrichtingen en/of activiteiten zich bevinden die een oriënterend bodemonderzoek noodzakelijk maken.

    Afdeling 2. - Overgangsbepalingen.

    Art. 5. Bodemonderzoeken waarvan de resultaten voor 31 december 1996 aan de OVAM werden overhandigd, worden gelijkgesteld met een oriënterend bodemonderzoek of een beschrijvend bodemonderzoek indien deze aan de voorschriften van het decreet en dit uitvoeringsbesluit beantwoorden of werden uitgevoerd volgens een code van de goede praktijk.

    HOOFDSTUK III. - Erkenning van bodemsaneringsdeskundigen.

    Afdeling 1. - Algemene bepalingen.

    Art. 6. Zowel een rechtspersoon als een natuurlijk persoon kan erkend worden als bodemsaneringsdeskundige mits hij voldoet aan de in dit besluit gestelde voorwaarden.

    Art. 7. § 1. Twee types van deskundigheid worden onderscheiden :

  10. erkenning van type 1 : erkenning vereist voor :

    a) het leiden van de uitvoering van een oriënterend bodemonderzoek, zoals bedoeld in artikel 3, § 5, van het decreet;

    b) het leiden van de opstelling van een voorstel van beschrijvend bodemonderzoek, zoals bedoeld in artikel 13, § 1, van het decreet;

    c) het leiden van de uitvoering van een beschrijvend bodemonderzoek, zoals bedoeld in artikel 14, § 1, van het decreet;

    d) het voorstellen en leiden van de uitvoering van voorzorgsmaatregelen en/of veiligheidsmaatregelen, voor zover deze maatregelen geen grondwateronttrekkingen omvatten, geen grondverzet van meer dan 100 m3; of een afgraving van meer dan 1 meter ten opzichte van het maaiveld inhouden;

    e) het opmaken van een technisch verslag als bedoeld in artikel 56.

  11. erkenning van type 2 : erkenning vereist voor :

    a) het leiden van de uitvoering van een oriënterend bodemonderzoek, zoals bedoeld in artikel 3, § 5, van het decreet;

    b) het leiden van de opstelling van een voorstel van beschrijvend bodemonderzoek, zoals bedoeld in artikel 13, § 1, van het decreet;

    c) het leiden van de uitvoering van een beschrijvend bodemonderzoek, zoals bedoeld in artikel 14, § 1, van het decreet;

    d) het leiden van de opstelling en van de uitvoering van een bodemsaneringsproject, zoals bedoeld in artikel 15, § 2, van het decreet;

    e) het leiden van bodemsaneringswerken, zoals bedoeld in artikel 19, § 1, van het decreet;

    f) het leiden van de uitvoering van maatregelen van bewaking en controle, zoals bedoeld in artikel 20, § 2, van het decreet;

    g) het leiden van de uitvoering van een eindevaluatieonderzoek, zoals bedoeld in artikel 21, § 3, van het decreet;

    h) het voorstellen en leiden van de uitvoering van voorzorgsmaatregelen en/of veiligheidsmaatregelen;

    i) het opmaken van een technisch verslag, zoals bedoeld in artikel 56.

    § 2. De persoon die een erkenning van type 2 heeft, bezit van rechtswege ook een erkenning van type 1.

    Afdeling 2. - Voorwaarden tot erkenning als bodemsaneringsdeskundige.

    Art. 8. § 1. Om erkend te worden als bodemsaneringsdeskundige van type 1 gelden de volgende voorwaarden :

  12. als het gaat om een natuurlijke persoon :

    a) (...)

    b) grondige kennis hebben van de volgende disciplines : biologie, bodemkunde, fysica, geologie, scheikunde;

    c) minimaal 3 jaar beroepservaring hebben in een milieusector die relevant is voor het onderzoek betreffende bodemverontreiniging of afvalstoffen gedurende de 6 jaar voorafgaand aan de datum van de erkenningsaanvraag;

    d) grondige kennis hebben van het decreet en zijn uitvoeringsbesluit(en);

    e) zelf beschikken of de contractuele beschikking hebben over een mathematisch grondwatermodel en een model voor risicoanalyse van bodemverontreiniging dat aanvaard wordt door de OVAM;

    f) zelf de nodige ervaring hebben om de modellen te hanteren en de resultaten ervan te interpreteren of een gekwalificeerd persoon contractueel ter beschikking hebben met de nodige ervaring om de modellen te hanteren en de resultaten ervan te interpreteren;

    g) een verzekering voor beroepsaansprakelijkheid hebben die de activiteiten als erkende bodemsaneringsdeskundige (voor de duur van de erkenning) dekt;

    (h) wanneer de bodemsaneringsdeskundige :

    1) een handelaar is :

    - niet in staat van faillissement of van vereffening verkeren of een gerechtelijk akkoord verkregen hebben, dan wel in een soortgelijke toestand verkeren als gevolg van een gelijksoortige procedure die geldt in het land waar hij gevestigd is;

    - niet het voorwerp zijn van een procedure van faillietverklaring of van gerechtelijk akkoord of van een andere soortgelijke procedure die voorkomt in de wetten en regelingen van het land waar hij gevestigd is;

    2) geen handelaar is :

    - niet in staat van kennelijk onvermogen verkeren, dan wel in soortgelijke toestand als gevolg van enige procedure die geldt in het land waar hij gevestigd is;

    - niet het voorwerp zijn van een procedure van collectieve schuldenregeling of van een andere soortgelijke procedure die voorkomt in de wetten en regelingen van het land waar hij gevestigd is;)

  13. als het gaat om een rechtspersoon :

    (a) opgericht zijn in overeenstemming met de wetgeving van het land waar hij gevestigd is;)

    b) als het gaat om een handelaar; ingeschreven zijn in het handels- of beroepsregister volgens de...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT