Koninklijk besluit tot vaststelling van het feit dat een beoordeling van de gevolgen op het milieu vereist is voor het nationaal operationeel programma voor de visserijsector en dat een beoordeling van de gevolgen op het milieu niet vereist is voor het nationaal strategisch plan voor de visserijsector., de 18 mai 2008

Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :

  1. de wet : de wet van 13 februari 2006 betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma's en de inspraak van het publiek bij de uitwerking van de plannen en programma's in verband met het milieu;

  2. het Comité : het Adviescomité, opgericht bij artikel 5 van de wet.

Art. 2. In toepassing van artikel 6, § 3, van de wet, wordt een beoordeling van de gevolgen voor het milieu op het nationaal operationeel programma voor de visserijsector geëist. Er is immers vastgesteld, voornamelijk op basis van elementen weergegeven in het advies van het Adviescomité vermeld in bijlage I, dat het vermelde programma zou kunnen resulteren in aanzienlijke effecten op het milieu voor wat betreft de maricultuur in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België.

Art. 3. In toepassing van artikel 6, § 3, van de wet, wordt een beoordeling van de gevolgen voor het milieu voor het nationaal strategisch plan voor de visserijsector niet geëist. Er is immers vastgesteld, voornamelijk op basis van elementen weergegeven in het advies van het Adviescomité vermeld in bijlage I, dat het vermelde plan, gezien de algemeenheid van zijn inhoud, niet toelaat te bepalen of het zou kunnen resulteren in aanzienlijke effecten op het milieu voor wat betreft de maricultuur in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België.

Art. 4. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 15 februari 2008.

Art. 5. Onze Eerste Minister is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 18 mei 2008.

ALBERT

Van Koningswege :

De Eerste Minister,

Y. LETERME

BIJLAGE.

Art. N. Adviescomité SEA. - Advies over de noodzaak om al dan niet een strategische milieubeoordeling uit te voeren in het kader van het Nationaal Plan Visserij.

Doel :

Toepassing van artikel 6, § 3, 2°, van de wet van 13 februari 2006 betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma's en de inspraak van het publiek bij de uitwerking van de plannen en programma's in verband met het milieu :

Is er al dan niet een strategische milieubeoordeling (SEA) vereist voor het nationaal strategisch plan en het nationaal operationeel programma voor de visserijsector.

Overeenkomstig artikel 6, § 3, 2°, van de wet van 13 februari 2006, werd aan het Adviescomité op 21 december 2007 de vraag voorgelegd door de Dienst Mariene Milieu van het Directoraat -generaal Leefmilieu van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu of er al dan niet een milieubeoordeling vereist is voor het Nationaal strategisch plan (NSP) en voor het Nationaal operationeel programma (NOP) voor de visserijsector.

Binnen de termijn vermeld in het bovenvermelde artikel (30 dagen), legt het adviescomité voor de strategische milieubeoordelingen de onderstaande adviezen voor in verband met de hoofdstukken over de maricultuur (aquacultuur op zee) uit het NSP en het NOP. De maricultuur behoort immers tot de federale bevoegdheden.

De andere onderdelen van het NSP en het NOP ressorteren ofwel onder het Vlaams Gewest ( de visserijsector in het algemeen, de haveninfrastructuur, de vloot, de aquacultuur op zijn territorium, ...) ofwel onder het Waals Gewest ( de aquacultuur op zijn territorium).

  1. Context.

    De verordening (EG) nr. 1198/2006 van de Raad van 27 juli 2006 inzake het Europees Visserijfonds voorziet in de verplichting voor elke Lidstaat om een strategisch plan voor de visserijsector op te stellen, wil men aanspraak kunnen maken op financiële steun. Dit plan omvat, indien dit relevant is voor de betrokken Lidstaat, een korte beschrijving van alle aspecten van het gemeenschappelijk visserijbeleid en behelst de prioriteiten, de doelstellingen, een raming van de benodigde overheidsmiddelen en de termijnen voor de uitvoering ervan op nationaal niveau.

    In uitvoering van het NSP stelt elke Lidstaat een nationaal operationeel programma (NOP) op ter uitvoering van de beleidsmaatregelen en prioriteiten die erin zijn vermeld. Er wordt ook gepreciseerd dat het NOP moet aansluiten op het NSP.

    Het NOP bestrijkt de periode van 1 januari 2007 tot 31 december 2013.

    Het NSP moet aan de Europese Commissie worden voorgelegd uiterlijk op het moment waarop de Lidstaat zijn operationeel programma indient.

  2. Uitvoering van de federale SEA procedure.

    Om te bepalen of er al dan niet een SEA moet worden uitgevoerd, dient te worden verwezen naar bijlage I bij...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT