10 AUGUSTUS 2001. - Wet betreffende de verzoening van werkgelegenheid en kwaliteit van het leven (1)

ALBERT II, Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

HOOFDSTUK II. - Algemene arbeidsduurvermindering tot 38 uren per week

Art. 2. § 1. De voltijdse werknemers die onder het toepassingsgebied vallen van hoofdstuk III, afdeling II, van de arbeidswet van 16 maart 1971, moeten op 1 januari 2003 de toepassing genieten van een arbeidsregeling opgesteld in het kader van een vóór deze datum gesloten collectieve arbeidsovereenkomst of, bij ontstentenis van een collectieve arbeidsovereenkomst, in het kader van een arbeidsreglement dat van kracht is op deze datum, waardoor de arbeidsduur beperkt wordt tot maximum 38 uren per week of waardoor de arbeidsduur op een gelijkwaardige wijze beperkt wordt op een andere basis dan de wekelijkse.

§ 2. De grens van 40 uren per week bepaald in artikel 19 van de arbeidswet van 16 maart 1971, wordt verminderd tot 38 uren voor de voltijdse werknemers die onder het toepassingsgebied vallen van hoofdstuk III, afdeling II, van de arbeidswet van 16 maart 1971, en die op 1 januari 2003 geen beperking van de wekelijkse arbeidsduur genieten overeenkomstig § 1.

§ 3. Artikel 28, § 3, van de arbeidswet van 16 maart 1971 is van toepassing op de verminderingen bepaald in de §§ 1 en 2.

§ 4. Voor de toepassing van de §§ 1 en 2 bepaalt de Koning de nadere regelen voor de afschaffing van het overloon onder de grens van 40 uren vastgesteld in artikel 29, § 2, van de arbeidswet van 16 maart 1971.

Art. 3. Artikel 48 van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen wordt opgeheven vanaf 1 januari 2003.

Art. 4. Er wordt een eenmalige vermindering van de werkgeversbijdragen toegekend aan de werkgevers wier werknemers, overeenkomstig artikel 2, § 1, een vermindering van de arbeidsduur tot 38 uren per week genieten vóór 1 januari 2003, voorzover de wekelijkse arbeidsduur 39 uur op 31 december 2000 bedroeg.

Deze vermindering van de werkgeversbijdragen bedraagt per betrokken werknemer :

  1. 6 000 Belgische frank wanneer de vermindering van de arbeidsduur in werking treedt tussen 1 januari 2001 en 30 september 2001;

  2. 5 000 Belgische frank wanneer de vermindering van de arbeidsduur in werking treedt tijdens het vierde kwartaal van het jaar 2001;

  3. 100 EUR wanneer de vermindering van de arbeidsduur in werking treedt tijdens het eerste kwartaal van het jaar 2002;

  4. 75 EUR wanneer de vermindering van de arbeidsduur in werking treedt tijdens het tweede kwartaal van het jaar 2002;

  5. 50 EUR wanneer de vermindering van de arbeidsduur in werking treedt tijdens het derde kwartaal van het jaar 2002;

  6. 25 EUR wanneer de vermindering van de arbeidsduur in werking treedt tijdens het vierde kwartaal van het jaar 2002.

    De vermindering van de arbeidsduur kan in meerdere stappen gebeuren.

    De in het tweede lid bedoelde vermindering wordt toegekend in het kwartaal volgend op het kwartaal waarin de wekelijkse arbeidsduur tot 38 uur wordt verminderd. Zij wordt toegekend in het vierde kwartaal van 2001 wanneer de arbeidsduurvermindering tussen 1 januari 2001 en 30 juni 2001 werd ingevoerd, op voorwaarde dat een collectieve arbeidsovereenkomst na 1 januari 2001 daartoe gesloten wordt en dat het arbeidsreglement daartoe aangepast wordt.

    De in het tweede lid bedoelde bijdragevermindering kan gecumuleerd worden met andere verminderingen van werkgeversbijdragen die voor dezelfde werknemer worden toegekend. Zij kan evenwel het bedrag van de werkgeversbijdragen die normaal verschuldigd zijn voor elke betrokken werknemer niet overschrijden.

    De Koning bepaalt de toepassingsmodaliteiten van deze vermindering van de werkgeversbijdragen en de nadere regelen inzake bewijs van de vermindering van de arbeidsduur.

    HOOFDSTUK III. - Collectieve arbeidsduurvermindering

    Art. 5. Dit hoofdstuk is van toepassing op de werkgevers en de werknemers die onder het toepassingsgebied vallen van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités of onder dit van de wet van 21 maart 1991 houdende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven.

    Art. 6. Voor de toepassing van dit hoofdstuk verstaat men onder arbeidsduur, de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur van de voltijds tewerkgestelde werknemers, berekend over een periode van een jaar, zoals deze voortvloeit hetzij uit het werkrooster dat in het arbeidsreglement is opgenomen en dat eventueel over een cyclus wordt toegepast, hetzij uit het werkrooster gecombineerd met inhaalrustdagen toegekend in het kader van de vermindering van de arbeidsduur.

    Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt rekening gehouden met de arbeidsduur die is vastgesteld hetzij bij collectieve arbeidsovereenkomst gesloten overeenkomstig de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, hetzij in het arbeidsreglement.

    De Koning kan nadere regelen bepalen voor de berekening van de arbeidsduur.

    Art. 7. De in artikel 5 bedoelde werkgevers die, onder de door of krachtens dit hoofdstuk bepaalde voorwaarden, overgaan tot een vermindering van de arbeidsduur, genieten een vermindering van de werkgeversbijdragen voor de sociale zekerheid, hierna bijdragevermindering genoemd.

    De Koning bepaalt de nadere regelen betreffende deze vermindering van de arbeidsduur.

    Art. 8. § 1. Met toepassing van artikel 7 kunnen twee vormen van bijdragevermindering worden toegekend :

  7. een eenmalige bijdragevermindering, welke verbonden is aan de invoering van het stelsel van arbeidsduurvermindering in de onderneming; deze bijdragevermindering bedraagt 800 EUR per betrokken werknemer en per uur vermindering van de wekelijkse arbeidsduur; wanneer de werkgever zijn kwartaalaangifte aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid stelt betreffende het kwartaal waarin de arbeidsduurvermindering voor onbepaalde duur onder de 38 uren per week ingevoerd werd, per betrokken werknemer, kiest hij hetzij voor een toekenning van de bijdragevermindering in het kwartaal volgend op het kwartaal waarin de arbeidsduurvermindering ingevoerd werd, hetzij voor een toekenning van de bijdragevermindering per schijf van 200 EUR in het kwartaal volgend op het kwartaal waarin de arbeidsduurvermindering ingevoerd werd en tijdens de drie volgende kwartalen.

    Deze bijdragevermindering wordt toegekend per volledig bereikt uur arbeidsduurvermindering onder de 38 uur per week;

  8. een bijdragevermindering welke gekoppeld is aan het behoud van het stelsel van arbeidsduurvermindering dat aanleiding heeft gegeven tot de toekenning van de bij 1° bedoelde bijdragevermindering; het bedrag van deze bijdragevermindering wordt toegekend per betrokken werknemer en per kwartaal en dit vanaf het derde kwartaal volgend op dit waarin de eenmalige bijdragevermindering overeenkomstig 1° werd toegekend of volgend op dit waarin de eerste schijf van 200 EUR werd toegekend overeenkomstig 1° :

    1. vermindering van de arbeidsduur tot 37 uren per week : 62,5 EUR;

    2. vermindering van de arbeidsduur tot 36 uren per week : 100 EUR;

    3. vermindering van de arbeidsduur tot 35 uren per week of minder : 150 EUR.

    De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de duur van de periode gedurende welke de...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT