Koninklijk besluit betreffende de verhoogde verzekeringstegemoetkoming, bedoeld in artikel 37, § 19, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, de 15 janvier 2014

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen

Artikel 1. De verhoogde verzekeringstegemoetkoming, bedoeld in artikel 37, § 19, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, in de kosten van de geneeskundige verzorging bedoeld in artikel 34, eerste lid, 1°, 7° bis, 7° ter en 7° quater van dezelfde wet, wordt toegekend volgens de voorwaarden en regels die in dit besluit zijn vastgesteld.

Art. 2. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :

  1. "de wet" : de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994;

  2. "het koninklijk besluit van 3 juli 1996" : het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994;

  3. "de gerechtigde" : de persoon die geneeskundige verstrekkingen geniet in één van de hoedanigheden bedoeld in artikel 32, eerste lid, 1° tot 16°, 20°, 21° en 22° van de wet;

  4. "de persoon ten laste" : de persoon die geneeskundige verstrekkingen geniet in de hoedanigheid bedoeld in artikel 32, eerste lid, 17°, 18°, 19° en 23° van de wet;

  5. "het kind ten laste" : het kind bedoeld in artikel 123, 3, van het koninklijk besluit van 3 juli 1996;

  6. "werkgroep verzekerbaarheid" : de werkgroep verzekerbaarheid bedoeld in artikel 31bis van de wet;

  7. "WIB/92" : het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992;

  8. "het Instituut" : het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering;

  9. "de verhoogde tegemoetkoming" : de verhoogde verzekeringstegemoetkoming bedoeld in artikel 37, § 19, van de wet;

  10. "de belastingadministratie" : de algemene administratie van de fiscaliteit;

  11. "het ziekenfonds" : een ziekenfonds bedoeld in artikel 2, § 1, van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen, een gewestelijke dienst van de Hulpkas voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering of de Kas der Geneeskundige Verzorging van de NMBS Holding.

    Art. 3. Het recht op de verhoogde tegemoetkoming wordt geopend op twee verschillende manieren :

    1. Automatisch, door het ziekenfonds waarbij de betrokken rechthebbende is ingeschreven of aangesloten, op basis van het genot van één van de voordelen of van één van de situaties die in hoofdstuk 3 zijn opgesomd en volgens de daarin vastgestelde regels;

    2. Na een onderzoek van de inkomens van het betrokken gezin, uitgevoerd door het ziekenfonds dat als beheerder van het dossier is aangewezen, onder de voorwaarden en volgens de regels die in hoofdstuk 4 zijn vastgesteld, op voorwaarde dat het gezin sinds een bepaalde periode, referentieperiode genaamd, over inkomsten beschikte waarvan het belastbare jaarlijkse brutobedrag niet het in artikel 21 bedoelde grensbedrag bereikt en dat het gezin geen recht heeft op de verhoogde tegemoetkoming op basis van 1°.

    HOOFDSTUK 2. - Gemeenschappelijke bepalingen

    Art. 4. Het ziekenfonds dat het dossier beheert, beslist over de al dan niet toekenning van het recht op de verhoogde tegemoetkoming, het behoud en de intrekking van het recht voor alle gezinsleden. Het ziekenfonds waarbij de echtgenoot, de samenwonende of de persoon ten laste is ingeschreven of aangesloten, beslist echter of het recht wordt ingetrokken in de gevallen bedoeld in artikel 14.

    Art. 5. Wanneer het gezin uit leden bestaat die bij verschillende verzekeringsinstellingen zijn ingeschreven of aangesloten, wisselen deze laatste, volgens de regels die bij omzendbrief door de Dienst voor administratieve controle van het Instituut worden vastgesteld, alle vereiste gegevens uit met het oog op de toekenning, het behoud en de intrekking van het recht op de verhoogde tegemoetkoming.

    Art. 6. Het effectieve genot van het voordeel, bedoeld in artikel 8, 1° tot 5° en het genot van de toelage bedoeld in artikel 19, § 5, en, in voorkomend geval, de duur van dat genot, worden vastgesteld door de elektronische overdracht van die gegevens door de bevoegde overheden overeenkomstig de regels die gezamenlijk door de verzekeringsinstellingen, de betrokken overheden, de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid en de betrokken diensten van het Instituut worden vastgesteld. Hetzelfde geldt voor de situaties bedoeld in artikelen 8, 6°, 18, eerste lid, 1°, 5°, wat de werkloosheid betreft, en 6°. Als die gegevens niet beschikbaar of voor de verzekeringsinstellingen niet toegankelijk zijn in het netwerk van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid, bezorgen de bevoegde overheden de rechthebbende een getuigschrift waarvan de Dienst voor administratieve controle van het Instituut de inhoud kan bepalen.

    De situatie bedoeld in artikel 18, eerste lid, 7°, wordt vastgesteld op basis van de gegevens van het Rijksregister.

    De situatie bedoeld in artikel 18, eerste lid, 3°, wordt vastgesteld door middel van een getuigschrift dat wordt afgeleverd door de overheid waarvan het personeelslid afhangt en dat vaststelt dat de periode van disponibiliteit één jaar bereikt, rekening houdend met de eventuele ongeschiktheidsperiode die daaraan voorafgaat.

    De situatie bedoeld in artikel 18, eerste lid, 4°, wordt vastgesteld door middel van een getuigschrift dat wordt afgeleverd door de Minister bevoegd voor Landsverdediging en dat vaststelt dat de periode van tijdelijke ambtsontheffing één jaar bereikt. Het model van het getuigschrift wordt vastgesteld door de Minister bevoegd voor Sociale Zaken.

    Art. 7. De verzekeringsinstellingen maken aan de Dienst voor administratieve controle van het Instituut jaarlijks een globaal bestand over waarin alle rechthebbenden op de verhoogde tegemoetkoming zijn opgenomen, met vermelding van het gezin als bedoeld in artikel 14 of in hoofdstuk 4, afdeling 4, waartoe ze behoren, volgens de regels en met de aanvullende gegevens die deze dienst vaststelt.

    De verzekeringsinstellingen maken elk semester, met het oog op de opvolging van de evolutie van de toekenning van de verhoogde tegemoetkoming, aan de Dienst voor administratieve controle van het Instituut statistische gegevens over betreffende het aantal rechthebbenden op de verhoogde tegemoetkoming; de Dienst voor administratieve controle van het Instituut bepaalt de regels volgens welke die gegevens worden overgemaakt alsook de elementen die zij moeten bevatten.

    De Dienst voor administratieve controle van het Instituut voert elk jaar een kwantitatieve analyse uit van de gegevens die werden meegedeeld door de verzekeringsinstellingen volgens de regels vastgesteld door die dienst. Op basis van die kwantitatieve analyse evalueert de werkgroep verzekerbaarheid elk jaar de doeltreffendheid van het mechanisme voor de toekenning van de verhoogde tegemoetkoming,

    In 2016 bezorgen de verzekeringsinstellingen aan de Dienst voor administratieve controle van het Instituut eveneens de gegevens betreffende de stroom, bedoeld in hoofdstuk 4, afdeling 2, in het bijzonder het aantal bijkomende aanvragen en bijkomende toekenningen van de verhoogde tegemoetkoming als gevolg van die stroom. De Dienst voor administratieve controle van het Instituut bepaalt welke gegevens moeten worden bezorgd, alsook de regels voor het doorsturen daarvan. Hij voert een kwantitatieve analyse uit van de gegevens die worden meegedeeld door de verzekeringsinstellingen. Op basis van de resultaten van die evaluatie stelt de werkgroep verzekerbaarheid de periodiciteit voor volgens dewelke die stroom wordt georganiseerd.

    In het kader van dit besluit zijn de ziekenfondsen, de verzekeringsinstellingen en het instituut verantwoordelijk voor de hen betreffende gegevensverwerking.

    HOOFDSTUK 3. - Automatisch toegekend recht op de verhoogde tegemoetkoming

    Afdeling 1. - Rechthebbenden

    Art. 8. Het recht op de verhoogde tegemoetkoming wordt toegekend aan de rechthebbende die daadwerkelijk een van de volgende voordelen geniet of zich in een van de volgende situaties bevindt :

  12. het leefloon ingesteld bij de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie, op voorwaarde dat hij dat leefloon daadwerkelijk heeft ontvangen gedurende een ononderbroken periode van minstens drie volledige maanden;

  13. de steun die geheel of gedeeltelijk door de federale overheid ten laste wordt genomen op grond van de artikelen 4 en 5 van de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, op voorwaarde dat hij die steun daadwerkelijk heeft ontvangen gedurende een ononderbroken periode van minstens drie volledige maanden;

  14. de inkomensgarantie voor ouderen ingesteld bij de wet van 22 maart 2001;

  15. het gewaarborgd inkomen voor bejaarden ingesteld bij de wet van 1 april 1969, alsook de rechthebbende die het recht op de rentebijslag behoudt;

  16. een tegemoetkoming die wordt toegekend aan een persoon met een handicap krachtens de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan personen met een handicap;

  17. het kind met een handicap waarvan de lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid van ten minste 66 % is vastgesteld door een arts van de Directie-generaal Personen met een Handicap van de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid;

  18. het kind dat is ingeschreven in de hoedanigheid van gerechtigde NBMV, bedoeld in artikel 32, eerste lid, 22°, van de wet;

  19. het kind dat is ingeschreven in de hoedanigheid van gerechtigde wees in de zin van artikel 32, eerste lid, 20°, van de wet.

    De arts gaat over tot de vaststelling van de ongeschiktheid, bedoeld in het eerste lid, 6°, overeenkomstig de regels bepaald :

    - in artikel 2 van het koninklijk besluit van 3 mei 1991 tot uitvoering van de artikelen 47, 56septies en 63 van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders en van artikel 96 van de wet van 29 december 1990 houdende sociale bepalingen;

    - in artikel 2 van het koninklijk besluit van 28 augustus 1991 tot uitvoering van de artikelen 20, §§ 2 en 3, 26 en 35, van het koninklijk besluit van 8...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT