19 JUNI 2008. - Wet houdende instemming met het Verdrag inzake de verzameling, afgifte en inname van afval in de Rijn- en binnenvaart, met de Bijlagen 1 en 2, en met de Aanhangsels, I, II, III, IV en V, gedaan te Straatsburg op 9 september 1996 (1)

ALBERT II, Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2. Het Verdrag inzake de verzameling, afgifte en inname van afval in de Rijn- en binnenvaart, de Bijlagen 1 en 2, en de Aanhangsels I, II, III, IV en V, gedaan te Straatsburg op 9 september 1996, zullen volkomen gevolg hebben.

De Wijzigingen van de Bijlagen en van de Aanhangsels I, II, III, IV en V bij het Verdrag die met toepassing van artikel 19 van het Verdrag worden aangenomen zonder dat België zich tegen de aanneming ervan verzet, zullen volkomen gevolg hebben.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt

Gegeven te Brussel, 19 juni 2008

ALBERT

Van Koningswege :

De Eerste Minister,

Y. LETERME

De Minister van Buitenlandse Zaken,

K. DE GUCHT

De Staatssecretaris voor Mobiliteit,

E. SCHOUPPE

Met 's Lands zegel gezegeld :

De Minister van Justitie,

J. VANDEURZEN

_______

Nota's

(1) Zitting 2007-2008.

Senaat.

Documenten. -Ontwerp van wet ingediend op 29 februari 2008, nr. 4-569/1. - Verslag, nr. 4-569/2.

Parlementaire Handelingen. - Bespreking en stemming. Vergadering van 10 april 2008.

Kamer van volksvertegenwoordigers.

Documenten. - Telst overgezonden door de Senaat, nr. 52-1061/1. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd, nr. 52-1061/2.

Parlementaire Handelingen. - Bespreking en stemming. Vergadering van 15 mei 2008.

(2) Zie Decreet van de het Vlaamse Gewest van 9 mei 2008 (Belgisch Staatsblad van 13 juni 2008 + 23 juni 2008), Decreet van het Waalse Gewest van 15 juli 2008 (Belgisch Staatsblad van 18 augustus 2008), Ordonnantie van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest van 6 maart 2008 (Belgisch Staatsblad van 8 april 2008 ).

Verdrag inzake de verzameling, afgifte en inname van afval in de Rijn- en binnenvaart

De Bondsrepubliek Duitsland

Het Koninkrijk België

De Franse Republiek

Het Groothertogdom Luxemburg

Het Koninkrijk der Nederlanden

De Zwitserse Bondsstaat

overwegende dat het voorkomen van afval alsmede de verzameling, afgifte en inname van afval ter verwerking en verwijdering vanwege de bescherming van het milieu, alsmede vanwege de veiligheid en gezondheid van scheepspersoneel en verkeersdeelnemers, voor de binnenvaart en de daarmee samenhangende bedrijfstakken een vereiste is en dat zij daartoe een versterkte bijdrage willen leveren,

in de overtuiging dat daartoe internationaal afgestemde, uniforme regelingen getroffen moeten worden, om concurrentievervalsing te voorkomen,

voorts ervan overtuigd dat de verzameling, afgifte, inname en verwijdering van scheepsafval op basis van het beginsel « de vervuiler betaalt » gefinancierd moet worden,

constaterende dat in het bijzonder de heffing van een internationaal uniform vastgestelde bijdrage, gebaseerd op de aan de binnenvaart verkochte hoeveelheid gasolie voor de inname en verwijdering van olie- en vethoudende scheepsbedrijfsafvalstoffen, het beginsel van douane- en belastingvrijdom in de Rijnoeverstaten en in België, zoals neergelegd in de Overeenkomst van 16 mei 1952 betreffende het douane- en belastingregime voor gasolie, die in de Rijnvaart als boordvoorraad wordt verbruikt, niet schendt,

wensende dat andere staten waarvan de voor de binnenvaart openstaande vaarwegen in verbinding staan met die van de Verdragsluitende Staten, toetreden tot dit Verdrag,

zijn het volgende overeengekomen :

Algemene bepalingen

Artikel 1

Begripsbepalingen

In dit Verdrag wordt verstaan onder :

  1. « scheepsafval » : de in de onderdelen b tot en met f nader bepaalde stoffen of voorwerpen, waarvan de bezitter zich ontdoet, wil ontdoen dan wel moet ontdoen;

  2. « scheepsbedrijfsafval » : afval en afvalwater, dat bij het in bedrijf zijn en het onderhoud van het vaartuig aan boord ontstaat. Hieronder valt het olie- en vethoudend scheepsbedrijfsafval en het overige scheepsbedrijfsafval;

  3. « olie- en vethoudend scheepsbedrijfsafval » : afgewerkte olie, bilgewater, en overig olie- en vethoudend afval, zoals afgewerkt vet, gebruikte filters, gebruikte poetslappen, vaten en verpakkingsmateriaal van dit afval;

  4. « bilgewater » : oliehoudend water uit de bilge van de machinekamer, de voor- en achterpiek, de kofferdammen en de ruimten tussen zijwand en beunwand;

  5. « overig scheepsbedrijfsafval » : huishoudelijk afvalwater, huisvuil, zuiveringsslib, slops en klein gevaarlijk afval, bedoeld in Deel C van de Uitvoeringsregeling;

  6. « afval van de lading » : afval en afvalwater, dat in verband met de lading aan boord van het schip ontstaat. Hiertoe behoren niet de restlading en overslagresten, bedoeld in Deel B van de Uitvoeringsregeling;

  7. « schip » : een binnenschip, zeeschip of drijvend werktuig;

  8. « passagiersschip » : een voor het vervoer van passagiers gebouwd en ingericht schip;

  9. « zeeschip » : een schip dat is toegelaten voor de zee- of kustvaart en overwegend daartoe is bestemd;

  10. « ontvangstinrichting » : een schip dan wel een inrichting aan land, door de bevoegde autoriteiten toegelaten voor het in ontvangst nemen van scheepsafval;

  11. « schipper » : degene onder wiens leiding het schip staat;

  12. « gemotoriseerd schip » : een schip waarvan de hoofd- of hulpmotoren, met uitzondering van ankerlieren, verbrandingsmotoren zijn;

  13. « gasolie » : van douanerechten en andere belastingen vrijgestelde brandstof voor binnenschepen;

  14. « bunkerbedrijf » : bedrijf waarvan schepen gasolie betrekken;

  15. « exploitant van de overslaginstallatie » : degene die beroepsmatig het laden en lossen van schepen uitvoert;

  16. « verlader » : degene die de vervoersopdracht heeft verleend;

  17. « vervoerder » : degene die zich beroepsmatig tot het vervoer van goederen verbindt;

  18. « ladingontvanger » : degene die gerechtigd is de goederen in ontvangst te nemen.

    Artikel 2

    Geografisch toepassingsgebied

    Dit Verdrag is van toepassing op de in Bijlage 1 genoemde vaarwegen.

    Bijzondere bepalingen

    Verplichtingen van de staten

    Artikel 3

    Verbod tot inbrengen en lozen

    (1) Het is verboden scheepsafval en delen van de lading vanaf schepen in de in Bijlage 1 genoemde vaarwegen te brengen of te lozen.

    (2) De Verdragsluitende Staten dragen er zorg voor dat het in het eerste lid genoemde verbod wordt nageleefd.

    (3) Uitzonderingen op dit verbod zijn slechts toegestaan in overeenstemming met Bijlage 2 en de daarbijbehorende aanhangsels, hierna te noemen de « Uitvoeringsregeling ».

    Artikel 4

    Ontvangstinrichtingen

    (1) De Verdragsluitende Staten verplichten zich ertoe langs de in Bijlage 1 genoemde vaarwegen een voldoende dicht net van ontvangstinrichtingen in te richten of te laten inrichten en dit internationaal af te stemmen.

    (2) De Verdragsluitende Staten voeren overeenkomstig de Uitvoeringsregeling een uniforme procedure in met betrekking tot de verzameling van scheepsafval en de afgifte aan de ontvangstinrichtingen. Van deze procedure maakt wat betreft de in artikel 1, onderdelen c, d en f genoemde afvalsoorten, een document ten bewijze van de reglementaire afgifte van dit scheepsafval deel uit. De reglementaire afgifte van slops en zuiveringsslib als bedoeld in Deel C van de Uitvoeringsregeling dient overeenkomstig nationale voorschriften aangetoond te worden.

    (3) De ontvangstinrichtingen zijn verplicht het scheepsafval overeenkomstig de in de Uitvoeringsregeling vastgelegde procedure aan te nemen.

    (4) De Verdragsluitende Staten dragen er zorg voor dat de ontvangstinrichtingen hun verplichting tot inname van scheepsafval overeenkomstig de nationale regelingen nakomen.

    Artikel 5

    Grondslag van de financiering

    De Verdragsluitende Staten voeren een uniforme financieringswijze in voor de inname en verwijdering van scheepsafval.

    Artikel 6

    Financiering van de inname en verwijdering van olie-en vethoudend scheepsbedrijfsafval

    (1) De financiering van de inname en verwijdering van olie- en vethoudend scheepsbedrijfsafval geschiedt door middel van een verwijderingsbijdrage, die van gemotoriseerde schepen, voor zover zij gasolie gebruiken, wordt geheven, met uitzondering van zeeschepen. De hoogte van de verwijderingsbijdrage is in alle Verdragsluitende Staten gelijk. Deze wordt vastgesteld op basis van de som van de inname- en verwijderingskosten, na aftrek van de eventuele opbrengsten van de verwerking van olie- en vethoudend scheepsbedrijfsafval en van de hoeveelheid geleverde gasolie, volgens de in Deel A van de Uitvoeringsregeling vastgelegde procedure. Het bedrag wordt aan de kostenontwikkeling aangepast. Ter bevordering van het voorkomen van afval dienen criteria uitgewerkt te worden en bij de vaststelling van de hoogte van de verwijderingsbijdrage in acht te worden genomen.

    De betaalde verwijderingsbijdragen zijn uitsluitend voor de financiering van de inname en de verwijdering van olie- en vethoudend scheepsbedrijfsafval aan te wenden.

    (2) De in het eerste lid genoemde procedure wordt indien nodig met inachtneming van de bij de uitvoering van het systeem opgedane ervaringen getoetst.

    (3) De betaling van de verwijderingsbijdrage geeft recht op afgifte van olie- en vethoudend scheepsbedrijfsafval aan de door de nationale instituten aangewezen ontvangstinrichtingen.

    (4) De Verdragsluitende Staten stellen zeker dat de schippers en de bunkerinrichtingen de voor hen ingevolge Deel A van de Uitvoeringsregeling geldende verplichtingen in het bijzonder bij elke levering van gasolie nakomen.

    Artikel 7

    Financiering van de inname en verwijdering van overig scheepsbedrijfsafval

    (1) In havens, bij overslaginstallaties alsmede bij ligplaatsen en sluizen worden voor de inname en verwijdering van huisvuil geen aparte heffingen geheven.

    (2) Met betrekking tot de inname en verwijdering van klein gevaarlijk afval zullen de Verdragsluitende Staten afgestemde regelingen treffen voor een financieringssysteem waarin de kosten voor de inname en verwijdering van het genoemde...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT