Wet tot instelling van een communautaire steunregeling voor vervroegde uittreding in de landbouwsector. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 25-01-1995 en tekstbijwerking tot 03-03-1998), de 23 décembre 1994

Artikel 1. Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder :

  1. Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen :

    Het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen opgericht bij het Ministerie van Middenstand bij het koninklijk besluit nr 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen;

  2. sociaal statuut der zelfstandigen :

    Het sociaal statuut der zelfstandigen bedoeld in het koninklijk besluit nr 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen;

  3. Rijksdienst voor Pensioenen :

    De Rijksdienst voor Pensioenen, bedoeld in het koninklijk besluit nr 513 van 27 maart 1987 tot afschaffing van de Rijkskas voor rust- en overlevingspensioenen en tot reorganisatie van de Rijksdienst voor werknemerspensioenen;

  4. communautaire steunregeling voor vervroegde uittreding in de landbouwsector :

    De steunregeling bedoeld in de verordening (EEG) nr 2079/92 van de Raad van 30 juni 1992 tot instelling van een communautaire steunregeling voor vervroegde uittreding in de landbouwsector;

  5. cedent :

    Het bedrijfshoofd van een bedrijf met een oppervlakte van ten minste 5 ha dat in het kader van de communautaire steunregeling voor vervroegde uittreding zijn commerciële landbouwactiviteit volledig en definitief beëindigt;

  6. overnemer-landbouwer :

    De persoon die de cedent aan het hoofd van het landbouwbedrijf opvolgt en het bedrijf vergroot, of het bedrijfshoofd dat de vrijgekomen grond van de cedent geheel of gedeeltelijk overneemt om zodoende zijn eigen bedrijf te vergroten;

  7. overnemer-niet-landbouwer :

    Elke persoon of iedere instelling die de vrijgekomen grond geheel of gedeeltelijk overneemt en deze bestemt voor niet-agrarische doeleinden, bosbouw of de aanleg van ecologische reservaten;

  8. vrijgekomen grond :

    De grond die de cedent vóór de beëindiging van de landbouwactiviteit voor commerciële doeleinden exploiteerde en die hij niet meer voor landbouwdoeleinden gebruikt;

  9. toepassingsgebied :

    Het Belgisch grondgebied waar de communautaire steunregeling bedoeld in 4° van toepassing is.

    Art. 2. Bij een in Ministerraad overlegd besluit kan de Koning de minimum oppervlakte van het bedrijf van de cedent, bepaald in artikel 1, 5°, naar beneden toe herzien voor gespecialiseerde bedrijven van sectoren die in ernstige structurele problemen verkeren.

    Art. 3. Met het oog op de uitvoering van verordening (EEG) nr 2079/92 van de Raad van 30 juni 1992 tot instelling van een communautaire steunregeling voor vervroegde uittreding in de landbouwsector wordt de Koning gemachtigd, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de nadere regels voor de toepassing van deze communautaire steunregeling te bepalen.

    Hij zal inzonderheid bepalen :

  10. de voorwaarden en verbintenissen waaraan respectievelijk moet worden voldaan door een cedent, een overnemer-landbouwer en een overnemer-niet-landbouwer;

  11. de procedure inzake de indiening van de aanvraag en van het administratief beroep;

  12. de administraties die met de uitvoering van deze communautaire steunregeling belast zijn, evenals hun taken, voor zover ze niet bij deze wet geregeld zijn;

  13. de terugvordering en schorsing van de supplementen in geval van niet-naleving van een verbintenis;

  14. de geldigheidsduur van deze communautaire steunregeling;

  15. de nadere regels voor de financiering.

    Art. 4. (Om recht te hebben op deze communautaire steunregeling moet de cedent het vervroegd pensioen als zelfstandige genieten krachtens de bepalingen van het koninklijk besluit nr. 72 van 10 november 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen, de wet van 15 mei 1984 houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen en het koninklijk besluit van 30 januari 1997 betreffende het pensioenstelsel der zelfstandigen met toepassing van de artikelen 15 en 27 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels en van artikel 3, § 1, 4°, van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese en Monetaire Unie.)

    Ter bevestiging dat de cedent voldoet aan al de voorwaarden van deze communautaire steunregeling zendt het ministerie van Landbouw een attest over aan het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen.

    De Koning bepaalt, bij een in Ministerraad overlegd besluit, vorm en inhoud van dit attest.

    Art. 5. (De cedent, voor wie het Ministerie van Landbouw het in artikel 4 bedoelde attest heeft overgezonden aan het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen, ontvangt vanaf de leeftijd van 60 jaar tot 65 jaar een jaarlijks supplement op het pensioenbedrag dat toegekend werd overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit nr. 72 van 10 november 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen, de wet van 15 mei 1984 houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen en het koninklijk besluit van 30 januari 1997 betreffende het pensioenstelsel der zelfstandigen met toepassing van de artikelen 15 en 27 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT