Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 13 februari 1998 betreffende de opleidings- en vervolmakingscentra voor hulpverleners-ambulanciers., de 19 mars 1998

Artikel 1. Artikel 1, 5°, van het koninklijk besluit van 13 februari 1998 betreffende de opleidings- en vervolmakingscentra voor hulpverleners-ambulanciers, wordt vervangen door de volgende bepaling :

" 5° mobiele urgentiegroep : de erkende functie mobiele urgentiegroep bedoeld in het koninklijk besluit van 10 april 1995 waarbij sommige bepalingen van de wet op de ziekenhuizen toepasselijk worden verklaard op de functie " mobiele urgentiegroep " en bedoeld in artikel 4bis van de wet van 8 juli 1964 betreffende de dringende geneeskundige hulpverlening, ingevoegd bij de wet van 22 februari 1998, of, zolang geen voornoemde functies zijn erkend en opgenomen in de werking van de dringende geneeskundige hulpverlening, het prehospitaal medisch-verpleegkundig interventieteam van een behoorlijk ingerichte ziekenhuisdienst waarmede een overeenkomst inzake medewerking aan de dringende geneeskundige hulpverlening is afgesloten; ".

Art. 2. § 1. Artikel 2, 4°, van voornoemd koninklijk besluit van 13 februari 1998 wordt aangevuld met de woorden " en waarbij er per cyclus niet meer dan 12 deelnemers mogen zijn ".

§ 2. Artikel 2 van hetzelfde koninklijk besluit van 13 februari 1998 wordt aangevuld met een tweede lid, luidend als volgt :

" De in het eerste lid, 1°, bedoelde aanvraag dient vóór 1 juli 1998 aan de Minister te worden toegezonden, of binnen een termijn van drie maanden na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van hetzij de intrekking van een erkenning van een opleidings- en vervolmakingscentrum in de betrokken provincie of het arrondissement Brussel-Hoofdstad, hetzij het bericht dat voor één van deze entiteiten geen opleidings- en vervolmakingscentrum kan worden erkend. ".

Art. 3. Artikel 3 van hetzelfde koninklijk besluit van 13 februari 1998 wordt vervangen door de volgende bepaling :

" Art. 3. De samenstelling van de directie en de bevoegdheden van de medische directie van het centrum en de samenwerkingsmodaliteiten die van toepassing zijn op de verschillende partners, betrokken bij de werking van het centrum, zijn bepaald in bijlage 1 van dit besluit. ".

Art. 4. Artikel 6 van hetzelfde koninklijk besluit van 13 februari 1998 wordt vervangen door de volgende bepaling :

" Art. 6. De voorwaarden waaraan de leden van het lerarenkorps en de examencommissie moeten voldoen, worden bepaald in bijlage 3 van dit besluit. ".

Art. 5. Artikel 7 van hetzelfde koninklijk besluit van 13 februari 1998 wordt vervangen door de volgende bepaling :

" Art. 7. De in artikel 2, eerste lid, 3°, bedoelde basisopleiding moet minstens 160 uren bedragen en in overeenstemming zijn het met het programma, bepaald in bijlage 2 van dit besluit en dat een theoretisch en practisch gedeelte omvat van tenminste 120 uur en een stage van tenminste 40 uur. ".

Art. 6. Artikel 16 van hetzelfde koninklijk besluit van 13 februari 1998 wordt vervangen door de volgende bepaling :

" Art. 16. De inhoud en de modaliteiten waaraan de theoretische en praktische lessen en oefeningen bedoeld in artikel 14 en 15 van dit besluit, moeten voldoen, worden bepaald in bijlage 2 van dit besluit. ".

Art. 7. Artikel 20 van hetzelfde besluit van 13 februari 1998 wordt aangevuld met het volgend lid :

" Zijn eveneens van de in het eerste lid bedoelde opleidingen vrijgesteld, de verplegers of verpleegsters die kunnen bewijzen dat zij op 1 oktober 1998 minstens vijf jaar ervaring hebben opgedaan, hetzij in een erkende dienst of functie voor intensieve verzorging, hetzij in een dienst voor intensieve behandeling die beantwoordt aan de omschrijving in bijlage 3 van het koninklijk besluit van 28 november 1986 houdende vaststelling van de normen waaraan een dienst voor medische beeldvorming waarin een transversale axiale tomograaf wordt opgesteld, moet voldoen om te worden erkend als medisch-technische dienst zoals bedoeld in artikel 6bis, § 2, 6°bis, van de wet op de ziekenhuizen, hetzij in een erkende functie " gespecialiseerde spoedgevallenzorg ", hetzij in een spoedgevallendienst die beantwoordt aan de omschrijving in bijlage 1 van voormeld koninklijk besluit van 28 november 1986. ".

Art. 8. In artikel 23, 1° en 2°, van hetzelfde koninklijk besluit van 13 februari 1998, worden de woorden " de datum van inwerkingtreding van dit besluit " vervangen door " 1 oktober 1998 ".

Art. 9. Artikel 25, eerste lid, van hetzelfde koninklijk besluit van 13 februari 1998 wordt vervangen door de volgende bepaling :

" Binnen de perken van de begrotingskredieten wordt aan de erkende centra voor de basisopleiding en voor de permanente vorming een subsidie toegekend voor de basisopleiding en voor de permanente vorming, en dit zoals vastgesteld in bijlage 4 van dit besluit. ".

Art. 10. Artikel 26 van hetzelfde koninklijk besluit van 13 februari 1998 wordt vervangen door de volgende bepaling :

" Ieder overeenkomstig dit besluit erkend centrum vordert voor elke kandidaat een inschrijvingsgeld waarvan het bedrag in bijlage 4 wordt vastgesteld. ".

Art. 11. Artikel 28 van hetzelfde koninklijk besluit van 13 februari 1998 wordt vervangen door de volgende bepaling : " Art. 28. Dit besluit treedt in werking op 1 april 1998, met uitzondering van de artikelen 7 tot en met 27, die op 1 oktober 1998 in werking treden. ".

Art. 12. Hetzelfde koninklijk besluit van 13 februari 1998 wordt aangevuld met de als bijlagen bij dit besluit opgenomen bepalingen.

Art. 13. Dit besluit treedt in werking op 1 april 1998, met uitzondering van de artikelen 5 tot en met 10 die op 1 oktober 1998 in werking treden.

Art. 14. Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken, Onze Minister van Volksgezondheid en Pensioenen en Onze Staatssecretaris voor Veiligheid, Maatschappelijke Integratie en Leefmilieu zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 19 maart 1998.

ALBERT

Van Koningswege :

De Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken,

J. VANDE LANOTTE

De Minister van Volksgezondheid en Pensioenen,

M. COLLA

De Staatssecretaris voor Veiligheid, Maatschappelijke Integratie en Leefmilieu,

J. PEETERS

BIJLAGEN.

Art. N1. Bijlage 1. Samenstelling van de directie en bevoegdheden van de medische directie, regeling voor de samenwerking van de diverse bij de werking van het centrum betrokken partners.

Art. 1N1. HOOFDSTUK I. - De directie en de medische directie.

Art. 1. 1N1. Afdeling 1. - Begripsomschrijving en taken.

  1. Voor de uitvoering van haar opdracht, is de directie van het opleidings- en vervolmakingscentrum voor hulpverleners-ambulanciers samengesteld uit drie specifieke cellen, namelijk een administratieve cel, een wetenschappelijke cel en een pedagogische cel.

    De wetenschappelijke en de pedagogische cel vormen de medische directie van het centrum.

  2. De administratieve cel is belast met de organisatie van het centrum, onder meer met :

    - de naleving van de reglementaire bepalingen betreffende de erkenning en het behoud ervan;

    - de materiële organisatie van de lessen basisopleiding en permanente opleiding;

    - de inschrijvingsformaliteiten;

    - de voorbereiding en de afgifte van de reglementaire stukken;

    - de controle op de aanwezigheid en de stiptheid van de leerkrachten en de kandidaten hulpverlener-ambulancier;

    - de discipline;

    - de procedures met betrekking tot de rekeningen en de subsidies.

  3. De wetenschappelijke cel is ermee belast de inhoudelijke kwaliteit van de opleiding te garanderen. Daartoe dient ze onder meer :

    - toe te zien op de wetenschappelijke inhoud van de leerstof en de bijwerking ervan overeenkomstig de reglementaire bepalingen inzake dringende geneeskundige hulpverlening en geneeskundepraktijk alsook op de evolutie van de...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT