Koninklijk besluit betreffende het vervoer van zaken over de weg. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 30-05-2002 en tekstbijwerking tot 10-04-2006)., de 7 mai 2002

TITEL I. - Algemeenheden.

HOOFDSTUK I. - Definities.

Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :

  1. " beroep van ondernemer van vervoer van zaken over de weg " : de activiteit van elke onderneming die, met een motorvoertuig of een sleep, goederen over de weg vervoert tegen vergoeding;

  2. " ransitovervoer " : een in artikel 3 van de wet van 3 mei 1999 betreffende het vervoer van zaken over de weg bedoelde werkzaamheid verricht door eenzelfde onderneming en door middel van eenzelfde motorvoertuig of eenzelfde sleep, waarbij het Belgisch grondgebied wordt doorkruist, zonder te laden of te lossen op dit grondgebied;

  3. " gecombineerd vervoer " : het goederenvervoer waarbij het begin- of eindtraject wordt afgelegd over de weg en waarbij een voertuig, een afneembare laadbak of een container van 20 voet (6,096 meter) en meer worden verzonden per spoor, over de binnenwateren of over zee;

  4. " afneembare laadbak " : het voor de lading bestemde deel van een voertuig dat van het voertuig kan worden afgenomen en hierop weer worden vastgemaakt;

  5. " de maximale toegelaten massa " : de technisch toelaatbare maximummassa van een voertuig die wordt vermeld op het proces-verbaal van goedkeuring van dit voertuig of op een gelijkwaardig document;

  6. " wet " : de wet van 3 mei 1999 betreffende het vervoer van zaken over de weg.

    HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied. - Vrijstellingen.

    Art. 2. Onverminderd het bepaalde in artikel 3, zijn de wet en dit besluit niet van toepassing op :

  7. het vervoer van zaken verricht met een motorvoertuig of een sleep waarvan het nuttig laadvermogen niet meer dan 500 kg bedraagt;

  8. het vervoer van zaken verricht buiten de openbare weg;

  9. het vervoer van bagage verricht met een motorvoertuig dat uitsluitend voor personenvervoer is gebouwd of met een aanhangwagen die aan dit motorvoertuig is gekoppeld;

  10. het vervoer van beschadigde of onklare voertuigen;

  11. het vervoer van voertuigen die worden verplaatst op vordering van de hiertoe bevoegde ambtenaren;

  12. het plaatselijk vervoer verricht uitsluitend op Belgisch grondgebied met het oog op het uitstrooien op de openbare weg van stoffen om het verkeer te beveiligen bij gevaarlijke weersomstandigheden of andere;

  13. het postvervoer verricht in het kader van een opdracht van openbare dienst;

  14. het vervoer van waarden verricht uitsluitend op Belgisch grondgebied met speciaal daartoe ontworpen voertuigen;

  15. het begrafenisvervoer verricht uitsluitend op Belgisch grondgebied;

  16. het vervoer van geneesmiddelen, medische apparaten en uitrusting alsmede van andere artikelen die nodig zijn voor eerstehulpverlening, met name in geval van rampen.

    Art. 3. In afwijking van artikel 2, blijven de transporten opgesomd in dit artikel, behalve deze bedoeld in 7° en 9°, onderworpen aan de bepalingen van titel IV, wanneer de betrokken voertuigen de Belgische grens overschrijden.

    TITEL II. - Ondernemingen gevestigd in België.

    Toegang tot het beroep en uitoefening van het beroep.

    HOOFDSTUK I. - Betrouwbaarheid.

    Art. 4. § 1. De bij artikel 8 van de wet bepaalde betrouwbaarheid wordt aangetoond met een getuigschrift van goed zedelijk gedrag bestemd voor een openbaar bestuur.

    Indien het in het eerste lid bedoelde document niet wordt afgegeven door het land van oorsprong van de betrokkene of door de landen waar hij zijn woonplaats had, kan de betrouwbaarheid worden aangetoond met een uittreksel uit het strafregister, of, bij ontstentenis daarvan, met een gelijkwaardig document, afgegeven door het land van oorsprong van de betrokkene en, in voorkomend geval, door de landen waar hij zijn woonplaats had.

    § 2. Bij ontstentenis van de in § 1 bedoelde documenten, of indien deze geen of onvoldoende gegevens bevatten om te kunnen uitmaken of aan de voorwaarde van betrouwbaarheid wordt voldaan, moeten deze documenten vervangen of aangevuld worden door een verklaring van een bevoegde administratieve of rechterlijke instantie, die betrekking heeft op de aspecten van de voorwaarde van betrouwbaarheid waaromtrent de in § 1 bedoelde documenten geen uitsluitsel geven.

    § 3. Bij ontstentenis van de voornoemde documenten, of indien deze documenten nog onvoldoende gegevens bevatten om te kunnen uitmaken of aan alle aspecten van de voorwaarde van betrouwbaarheid wordt voldaan, worden zij vervangen of aangevuld door een verklaring van een bevoegde administratieve of rechterlijke instantie of, bij ontstentenis daarvan, van een notaris van het land van oorsprong van de betrokkene en, in voorkomend geval, van de landen waar hij zijn woonplaats had en waarin wordt bevestigd dat de betrokkene plechtig en onder ede heeft verklaard dat hij geen van de in artikel 8 van de wet bedoelde veroordelingen of verboden heeft opgelopen.

    § 4. De in §§ 1, 2 en 3 bedoelde documenten moeten minder dan drie maanden vóór hun overlegging zijn afgegeven.

    § 5. De onderneming moet ten minste om de vijf jaar het bewijs leveren dat zij nog voldoet aan de voorwaarde van betrouwbaarheid.

    Daarenboven moet de onderneming dit bewijs leveren telkens de Minister of zijn gemachtigde erom verzoekt.

    Om het in het tweede lid bedoelde bewijs te leveren, beschikt de onderneming over een termijn van drie maanden, te rekenen vanaf de datum van verzending van de vraag die de Minister of zijn gemachtigde aan haar gericht heeft.

    § 6. De in artikel 8, § 5, 2°, tweede lid van de wet bedoelde deler wordt vastgesteld op 60.

    HOOFDSTUK II. - Vakbekwaamheid.

    Afdeling 1. - Bewijs.

    Art. 5. § 1. De vakbekwaamheid wordt aangetoond :

  17. ofwel met een getuigschrift van vakbekwaamheid voor nationaal en internationaal goederenvervoer over de weg, afgegeven overeenkomstig de bepalingen van artikel 11, § 1 van de wet;

  18. ofwel met een getuigschrift van vakbekwaamheid voor nationaal en internationaal goederenvervoer over de weg, afgegeven bij toepassing van het koninklijk besluit van 18 maart 1991 tot vaststelling van de voorwaarden inzake de toegang tot het beroep van ondernemer van nationaal en internationaal goederenvervoer over de weg;

  19. ofwel met een getuigschrift van vakbekwaamheid voor nationaal goederenvervoer over de weg, afgegeven bij toepassing van het koninklijk besluit van 5 september 1978 tot vaststelling van de voorwaarden inzake de toegang tot het beroep van ondernemer van nationaal en internationaal goederenvervoer over de weg;

  20. ofwel met een getuigschrift van vakbekwaamheid voor internationaal goederenvervoer over de weg, afgegeven bij toepassing van het in 3° van dit artikel bedoelde koninklijk besluit van 5 september 1978;

  21. ofwel met een getuigschrift van vakbekwaamheid voor internationaal vervoer, afgegeven bij toepassing van het ministerieel besluit van 7 maart 1967 houdende bepaling van de inzake vakbekwaamheid gestelde eisen voor de afgifte van een algemene vergunning voor internationaal vervoer en tot wijziging van het ministerieel besluit van 23 september 1960 genomen ter uitvoering van het koninklijk besluit van 22 september 1960, houdende algemeen reglement betreffende het vervoer van zaken met motorvoertuigen tegen vergoeding;

  22. ofwel met een getuigschrift van vakbekwaamheid dat destijds geldig was voor het internationaal vervoer uitsluitend tussen België en Nederland en omgekeerd, afgegeven overeenkomstig de bepalingen van artikel 26 bis van het in 5° van dit artikel bedoelde ministerieel besluit van 7 maart 1967;

  23. ofwel met een bewijs van vakbekwaamheid afgegeven door de hiertoe door elke andere lidstaat van de Europese Unie of van de Europese Economische Ruimte aangewezen overheid of instantie en waaruit blijkt dat :

    1. de belanghebbende de vereiste bekwaamheid bezit in de onderwerpen aangegeven in bijlage 2;

    2. de bekwaamheid vastgesteld aan de hand van een examen of de vrijstelling toegekend op basis van een praktijkervaring van ten minste vijf jaar op directieniveau in een vervoeronderneming, de belanghebbende ertoe machtigt zijn vakbekwaamheid te doen gelden hetzij in een onderneming die uitsluitend nationaal vervoer verricht, hetzij in een onderneming die internationaal vervoer verricht.

    § 2. Indien het in § 1, 7° bedoelde bewijs van vakbekwaamheid werd afgegeven op basis van een praktijkervaring van ten minste vijf jaar op directieniveau in een vervoeronderneming, is het slechts ontvankelijk wanneer de ingeroepen ervaring werd verworven in een vervoeronderneming gevestigd in de Staat die het bewijs heeft afgegeven.

    Art. 6. Het model van het in artikel 5, § 1, 1° bedoelde getuigschrift van vakbekwaamheid wordt bepaald in bijlage 1.

    Afdeling 2. - Afgifte van het getuigschrift van vakbekwaamheid.

    Art. 7. De lijst van de onderwerpen voor de cursussen en de examens, bedoeld in artikel 11, § 1 van de wet wordt vastgesteld in bijlage 2.

    Art. 8. De erkenning van de instellingen belast met het organiseren van de in artikel 11, § 1, 1° van de wet bedoelde cursussen zal plaatsvinden op de door Ons bepaalde datum.

    Art. 9. De Minister bepaalt de wijze waarop de cursussen bedoeld in artikel 11, § 1, 1° van de wet worden georganiseerd en in het bijzonder de voorwaarden om aan deze cursussen deel te nemen.

    Art. 10. § 1. Het examen bedoeld in artikel 11, § 1, 2° van de wet bestaat uit :

  24. een schriftelijke proef die betrekking heeft op een gedeelte van de onderwerpen bedoeld in artikel 7;

  25. een mondelinge proef die betrekking heeft op bepaalde onderwerpen, uitgeloot onder die waarover geen schriftelijke proef werd afgelegd.

    § 2. De schriftelijke proef bestaat uit twee gedeelten, namelijk :

  26. vragen over de theorie in de vorm van hetzij meerkeuzevragen, hetzij open vragen, hetzij een combinatie van de twee systemen;

  27. oefeningen betreffende case-studies.

    Elk gedeelte duurt ten minste twee uur.

    § 3. Alleen de geslaagden voor de schriftelijke proef mogen deelnemen aan de mondelinge proef.

    § 4. Zowel voor elk van beide gedeelten van de schriftelijke proef als voor de mondelinge proef, mag de weging van de punten niet lager zijn dan 25 % en niet hoger zijn dan 40 % van het totaal aantal toe te kennen punten.

    § 5. Om te...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT