Uittreksel uit arrest nr. 103/2014 van 10 juli 2014 (versie ingevolge de beschikking tot verbetering van 30 juli 2014) Rolnummers : 5669 en 5670 In zake : de beroepen tot gehele of gedeeltelijke

Uittreksel uit arrest nr. 103/2014 van 10 juli 2014 (versie ingevolge de beschikking tot verbetering van 30 juli 2014)

Rolnummers : 5669 en 5670

In zake : de beroepen tot gehele of gedeeltelijke vernietiging van de wet van 13 december 2012 houdende diverse wijzigingsbepalingen betreffende de pensioenen van de overheidssector, ingesteld door de vzw « Koninklijke Kring van Officieren van de Lokale Politie van Antwerpen en Omliggende Politiezones » en anderen en door de vzw « Syndicaat van de Belgische Politie ».

Het Grondwettelijk Hof,

samengesteld uit de voorzitters A. Alen en J. Spreutels, en de rechters E. De Groot, L. Lavrysen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, F. Daoût, T. Giet en R. Leysen, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter A. Alen,

wijst na beraad het volgende arrest :

  1. Onderwerp van de beroepen en rechtspleging

    Bij verzoekschriften die aan het Hof zijn toegezonden bij op 20 juni 2013 ter post aangetekende brieven en ter griffie zijn ingekomen op 21 juni 2013, zijn beroepen tot gehele of gedeeltelijke vernietiging ingesteld van de wet van 13 december 2012 houdende diverse wijzigingsbepalingen betreffende de pensioenen van de overheidssector (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 21 december 2012, derde editie), respectievelijk door de vzw « Koninklijke Kring van Officieren van de Lokale Politie van Antwerpen en Omliggende Politiezones », Bruno Baats, Luc Backaert, Mark Bastiaenssens, Eric Bortsel, Irene Buedts, Joseph Byloos, Koen Claus, Willy Coen, Kathleen Corluy, Erik De Baeck, Karel De Belder, Sonia De Bruyne, Willy De Clerck, Marc De Jonghe, Luc De Kock, Kris De Meulemeester, Marc De Vil, Jan De Wachter, Bart De Wandeleer, André De Wispelaere, Luc De Witte, André Deceuninck, Frank Devalck, Jean Luc Devemie, Jos Devoght, Walter Dillen, Eric Driessens, Guido Dupont, Roger Eerdekens, Werner Fabre, Tanja Faes, Bruno Floren, Luc Geens, Marc Gilbert, Bart Gysbrechts, Karl Heeren, Marleen Hellemans, Jan Hopstaken, Patrick Janssen, Marc Jaspers, Luc Joris, Noël Kennes, Jean Lantin, Philippe Lefebvre, Johan Luyckx, Leo Mares, Carl Maris, Jozef Massonet, Ludo Meeus, Jos Michiels, Roger Mol, Victor Neeus, Carlo Neut, Eddy Nuyts, Johan Nuyts, Johnny Olthof, Wim Ooms, Alex Possemiers, Vinciane Pötgens, Xavier Proot, Willy Provinciael, Jozef Rayen, Paul Roggemans, Paul Roothooft, Freddy Rottiers, Eddy Schampaert, Marc Simons, Peter Somers, Ronald Speltens, Ben Staes, Johan Stoufs, Paul T'Kindt, Samuel Van Den Bossche, Marc Van Den Branden, Louis Van Den Buijs, Marnix Van Der Aersschot, Fernand Van der Borght, Virginia Van Goethem, Willy Van Hoof, Patrick Van Hoof, Frank Van Konnegem, Pascal Van Mullem, Dirk Van Peer, Dirk Van Puyvelde, Jean-Pierre Van Thienen, Gerrit Van Vlierberghe, Dominique Vandenhoudt, Robert Vanderhoydonk, Walter Vanderplanken, Yannick Vanherck, Rudy Verbeeck, Sven Verberckt, Marc Vercammen, Kris Verlinden, Ronald Vermeulen, Pierre Vermeulen, Dominiek Vermont, Bart Verschaeren, Karel Verstraelen, Gert Verstraete, Wim Versyck, Koen Versyck, David Wauters, Thomas Wauters, Roger Wouters, Benedictus Vanderheiden, Jean-Pierre Beelen, Walter Huybrechts, Joannes Geysen en Dirk Lemmens, en door de vzw « Syndicaat van de Belgische Politie », allen bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. P. Van der Straten, advocaat bij de balie te Antwerpen.

    Die zaken, ingeschreven onder de nummers 5669 en 5670 van de rol van het Hof, werden samengevoegd.

    (...)

  2. In rechte

    (...)

    Wat de bestreden bepalingen betreft

    B.1.1. Vóór de politiehervorming vielen de personeelsleden van de gemeentelijke politiekorpsen en van de gerechtelijke politie onder het gemeenrechtelijke pensioenstatuut van de ambtenaren. Bijgevolg werden zij krachtens artikel 1 van de algemene wet van 21 juli 1844 op de burgerlijke en kerkelijke pensioenen op pensioen gesteld op de leeftijd van 65 jaar, behoudens hun mogelijkheid om op grond van artikel 46 van de wet van 15 mei 1984 houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen op de leeftijd van 60 jaar op vervroegd pensioen te gaan.

    Voor de personeelsleden van de rijkswacht golden daarentegen, krachtens het koninklijk besluit van 11 augustus 1923 « den tekst der samengeordende wetten op de militaire pensioenen goedkeurende », een aantal preferentiële leeftijdsgrenzen voor oppensioenstelling. Afhankelijk van het kader waartoe zij behoorden, werden de rijkswachters ambtshalve op pensioen gesteld op de leeftijd van 54, 56 of 58 jaar.

    B.1.2. Ter uitvoering van het zogenaamde « Octopusakkoord » werden de voormalige rijkswacht, gemeentelijke politie en gerechtelijke politie door de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, geïntegreerd in een eengemaakte politiedienst, gestructureerd op een lokaal en een federaal niveau.

    De wet van 30 maart 2001 betreffende het pensioen van het personeel van de politiediensten en hun rechthebbenden beoogde vervolgens een eengemaakt pensioenstatuut te creëren voor de geïntegreerde politie. Die regeling is gebaseerd op het sociaal akkoord over de politiehervorming dat in 2000 met de representatieve vakorganisaties werd gesloten.

    B.1.3. Naast de creatie van een eenvormig pensioenstelsel voor de leden van de geïntegreerde politiediensten, streefde de wetgever met die wet tevens ernaar geen afbreuk te doen aan de rechtmatige pensioenverwachtingen van de gewezen leden van de afgeschafte politiekorpsen (Parl. St., Kamer, 2000-2001, DOC 50-1112/001, pp. 3-4). Daartoe bepaalt artikel 14 van de wet van 30 maart 2001 :

    De personen die hun ambt bij de politiediensten neerleggen en die, overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 236, tweede lid, 242, tweede lid, of 243, derde lid, van de wet van 7 december 1998, of overeenkomstig artikel 12, tweede lid, van de wet van 27 december 2000 houdende diverse bepalingen met betrekking tot de rechtspositie van het personeel van de politiediensten, beslist hebben onderworpen te blijven aan de wetten en reglementen die van toepassing zijn op de personeelscategorie waartoe zij vóór hun overgang naar de politiediensten behoorden, evenals de personen die hun ambt bij de politiediensten hebben neergelegd vóór 1 april 2001, blijven onderworpen aan de pensioenregelgeving die op hen van toepassing was vóór die overgang, rekening houdend met de wijzigingen die deze bepalingen zouden hebben ondergaan of zouden ondergaan.

    [...]

    .

    B.1.4. Het pensioenstatuut bepaald door de wet van 30 maart 2001 voorziet voor het vervroegde pensioen van bepaalde personeelsleden van de geïntegreerde politie in bijzondere leeftijdsgrenzen die afwijken van de wet van 15 mei 1984. Krachtens artikel 5 van de wet van 30 maart 2001 « kan aan de personeelsleden van het operationeel kader die behoren tot het basiskader, het middenkader of het kader van hulpagenten van politie, op hun verzoek, een pensioen verleend worden op de eerste dag van de maand die volgt op die waarin zij de volle leeftijd van 58 jaar hebben bereikt, of op de eerste dag van de maand die volgt op de datum van de stopzetting van hun functies indien deze zich later voordoet, op voorwaarde dat zij ten minste twintig pensioenaanspraakverlenende dienstjaren tellen, met uitzondering van de bonificaties wegens studies en van andere periodes vergoed wegens diensten die voor de vaststelling van de wedde meetellen ».

    Voor de personeelsleden van het operationeel kader die behoren tot het officierskader, alsook voor de personeelsleden van het administratief en logistiek kader bleef, bij gebrek aan bijzondere bepalingen die afwijken van de wet van 15 mei 1984, de leeftijd waarop vervroegd pensioen mogelijk is, op 60 jaar liggen. Dat onderscheid, dat door de wetgever werd verantwoord door het feit dat « de personeelsleden die op de leeftijd van 58 jaar op pensioen kunnen gaan, in grotere mate geconfronteerd worden met hogere beroepsrisico's en sociale ongemakken en aan bijzondere fysieke vereisten moeten voldoen » (Parl. St., Kamer, 2000-2001, DOC 50-1112/001, p. 9), werd door het Hof bij zijn arrest nr. 177/2002 van 5 december 2002 bestaanbaar geacht met het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie.

    B.1.5. Artikel 10 van de wet van 30 maart 2001 bepaalt evenwel een preferentiële pensioenleeftijd voor de personeelsleden die op 30 april 1999 waren onderworpen aan het statuut van het operationeel korps van de rijkswacht of die op die datum als militair waren aangewezen om te dienen in het administratief en logistiek korps van de rijkswacht. Teneinde te vermijden dat voor die categorieën van personen afbreuk zou worden gedaan aan de pensioenleeftijd die het koninklijk besluit van 11 augustus 1923 hun toekende, kunnen die categorieën van personen de vervroegde pensioenleeftijd van 54, 56 of 58 jaar blijven genieten, afhankelijk van het kader waartoe zij behoren. Artikel 10 van de wet van 30 maart 2001 bepaalt :

    In afwijking van artikel 46, eerste lid, van de wet van 15 mei 1984 houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen, kan aan de personeelsleden die op 30 april 1999 onderworpen waren aan het statuut van het operationeel korps van de rijkswacht of op die datum als militair aangewezen waren om te dienen in het administratief en logistiek korps van de rijkswacht, op hun verzoek, een pensioen verleend worden op de eerste dag van het trimester dat volgt op dit waarin zij de in het tweede of derde lid bepaalde leeftijd bereiken, of op de eerste dag van de maand die volgt op de datum van de stopzetting van hun functies indien deze zich later voordoet, op voorwaarde dat zij ten minste twintig pensioenaanspraakverlenende dienstjaren tellen, met uitzondering van de bonificaties wegens studies en van andere periodes vergoed wegens diensten die voor de vaststelling van de wedde meetellen.

    De in het eerste lid bedoelde leeftijd wordt vastgesteld op :

    1° 54 jaar voor de personeelsleden die titularis zijn van een graad...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT