5 JULI 2010. - Koninklijk besluit houdende wijziging van verscheidene bepalingen betreffende het geldelijk statuut van personeelsleden van de federale overheidsdiensten

ALBERT II, Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op het artikel 107, tweede lid, van de Grondwet;

Gelet op het koninklijk besluit van 29 juni 1973 houdende bezoldigingsregeling van het personeel van de federale overheidsdiensten;

Gelet op het koninklijk besluit van 3 december 2002 tot toekenning van een integratiepremie aan sommige personeelsleden van overheidsdiensten;

Gelet op het koninklijk besluit van 30 januari 2006 tot wijziging van sommige bepalingen betreffende de loopbaan van het Rijkspersoneel;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 26 februari 2010;

Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Begroting van 25 maart 2010;

Gelet op het protocol nr. 647 van 21 april 2010 van het Comité voor de federale, de gemeenschaps- en de gewestelijke overheidsdiensten;

Gelet op het advies nr. 48.201/3 van de Raad van State, gegeven op 25 mei 2010, in toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voordracht van de Minister van Ambtenarenzaken en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

HOOFDSTUK I. - Wijziging van het koninklijk besluit van 29 juni 1973 houdende bezoldigingsregeling van het personeel van de federale overheidsdiensten

Artikel 1. Artikel 17, § 2, van het koninklijk besluit van 29 juni 1973 houdende bezoldigingsregeling van het personeel van de federale overheidsdiensten, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 27 maart 2001, wordt opgeheven.

Art. 2. In hetzelfde besluit wordt een artikel 25bis ingevoegd, dat als volgt luidt :

Art. 25bis. In afwijking van artikelen 35 en 38, in geval van overgang naar de niveaus C of B, behouden de rijksambtenaren de geldelijke anciënniteit verworven op het lagere niveau.

In geval van overgang naar het niveau A vindt de berekening van de twee derden, bedoeld in artikel 25, § 2, plaats op basis van de geldelijke anciënniteit verworven op het lagere niveau. De leeftijdsklassen bedoeld in artikelen 35 en 38 zijn niet van toepassing.

Art. 3. Bijlage I van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 21 november 2008, wordt vervangen door de bijlage van dit besluit.

HOOFDSTUK II. - Diverse en slotbepalingen

Art. 4. Voor de Rijksambtenaren van wie de geldelijke anciënniteit berekend werd overeenkomstig artikel 17, § 2, van het koninklijk besluit van 29 juni 1973 houdende...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT