27 APRIL 2008. - Koninklijk besluit tot wijziging van verscheidene bepalingen betreffende de beleidsorganen van de federale overheidsdiensten

VERSLAG AAN DE KONING

Sire,

Het ontwerp van besluit dat wij de eer hebben aan Uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen, wil, enerzijds, het koninklijk besluit van 7 november 2000 houdende oprichting en samenstelling van de organen die gemeenschappelijk zijn aan iedere federale overheidsdienst wijzigen en, anderzijds, het koninklijk besluit van 19 juli 2001 betreffende de invulling van de beleidsorganen van de federale overheidsdiensten en betreffende de personeelsleden van de federale overheidsdiensten aangewezen om deel uit te maken van een kabinet van een lid van een Regering of van een College van een Gemeenschap of een Gewest. Deze wijziging van de reglementering komt tegemoet aan de opmerkingen en aanbevelingen die het Rekenhof heeft geformuleerd in zijn verslag van 6 december 2006 inzake het personeelsbeleid bij de beleidsorganen en de ministeriële secretariaten.

Wat de vraag betreft of de Beleidsraad dient te worden behouden, bleek de oprichting ervan tot op heden niet essentieel, met name voor de federale overheidsdiensten (FOD's) die louter operationele horizontale opdrachten vervullen. Bijgevolg wordt voorgesteld om de Beleidsraad niet meer te beschouwen als een orgaan dat gemeenschappelijk is voor alle FOD's, maar te opteren voor het behoud van de mogelijkheid voor het Regeringslid dat het gezag uitoefent over de federale overheidsdienst om deze Raad op te richten. Dit maakt het voorwerp uit van de artikelen 1 en 5 die de artikelen 1 en 10 van voormeld koninklijk besluit van 7 november 2000 wijzigen, respectievelijk voor de FOD's en de programmatorische federale overheidsdiensten (POD's). Indien deze Raad niet is opgericht, kan de begrotingsenveloppe « experten beleidsraad » worden gebruikt om de beleidscel te versterken. Het Regeringslid kan zo een beroep doen op externe expertise voor de beleidsvoorbereiding. Hierover gaat artikel 9 van het ontwerp dat artikel 4 van voormeld koninklijk besluit van 19 juli 2001 vervangt. Het statuut van deze experten wordt niet gewijzigd. De voorwaarden vermeld in artikel 1 van hetzelfde besluit blijven behouden. Zoals destijds vermeld was in het Verslag aan Uwe Majesteit, betreft het hier « ofwel vaste experten, d.w.z. experten die permanent zetelen binnen de beleidsraad..., ofwel experten belast met een bijzondere opdracht. Deze laatste categorie van experten kan worden aangewezen om advies te verstrekken over bijzondere politieke materies, als uitbreiding van de adviesfunctie van de beleidsraad, of om een tijdelijk tekort aan expertise aan te vullen binnen de cel beleidsvoorbereiding. »

Het ontworpen artikel 1 van het voornoemd koninklijk besluit van 7 november 2000 vermeldt de beleidscel niet meer als orgaan van de federale overheidsdienst. Het gaat om een logisch gevolg van de wijzigingen aangebracht door het koninklijk besluit van 19 juli 2003, waarbij bepaald werd dat de directeur van de beleidscel of het hoofd van de kern rechtstreeks verslag uitbrengt aan de minister of staatssecretaris en niet meer aan de voorzitter. De aanwezigheid van de directeur(s) van de beleidscel(len) binnen het Directiecomité blijft daarentegen behouden gezien het belang ervan voor een goede samenwerking tussen de federale overheidsdienst en de beleidscel. Een Regeringslid dat bevoegd is voor meerdere materies, kan over meerdere beleidscellen of beleidskernen beschikken. Bovendien bepaalt artikel 3 tot wijziging van artikel 4 van voormeld koninklijk besluit van 7 november 2000 dat het hoofd van een beleidskern voor een materie die tot de bevoegdheid van een federale overheidsdienst behoort, ook zitting heeft in het Directiecomité.

Aangezien de beleidscel geen deel meer uitmaakt van de FOD, zorgt artikel 7 voor de invoeging van de bepalingen van afdeling 3 van hoofdstuk 1 van voormeld koninklijk besluit van 7 november 2000 in artikel 2 van voormeld koninklijk besluit van 19 juli 2001. Wat de inhoudelijke medewerkers betreft, vervangt artikel 8 artikel 3 van hetzelfde besluit. Het gaat om een logisch gevolg van de wijzigingen aangebracht door het koninklijk besluit van 19 juli 2003 dat de selectieprocedure heeft afgeschaft. Voortaan is enkel nog vereist dat deze medewerkers houder zijn van een functie van niveau A of B,

geslaagd zijn in een proef voor deze functie of houder zijn van een diploma dat toegang geeft tot deze functie. Aldus wordt een duidelijk onderscheid gemaakt tussen deze inhoudelijke medewerkers en het uitvoerend personeel. Artikel 13 dat artikel 18bis aanvult, versterkt de controle door de Federale Overheidsdienst Kanselarij van de Eerste Minister. Voortaan moeten deze leden immers een kopie van hun diploma of het bewijs dat voldaan is aan de voorwaarden toevoegen.

Tenslotte wordt bepaald dat, bij ontslag van de Regering of van een Regeringslid, twee medewerkers ter beschikking worden gesteld van de uittredende Regeringsleden die geen ministeriële functie meer uitoefenen. Dit geldt voor de duur van de legislatuur, d.w.z. tot de Regering is benoemd na de eerstvolgende volledige vernieuwing van de Wetgevende Kamers, in...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT