Besluit van de Waalse Regering tot uitvoering van het decreet van 12 februari 2004 betreffende de opvang van, het verschaffen van een onderkomen aan en de begeleiding van in sociale moeilijkheden verkerende personen. (Vertaling)., de 3 juin 2004

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.

Artikel 1. Dit besluit regelt overeenkomstig artikel 138 van de Grondwet een aangelegenheid bedoeld in artikel 128, § 1, van de Grondwet.

Art. 2. In de zin van dit decreet wordt verstaan onder :

  1. decreet : het decreet van 12 februari 2004 betreffende de opvang van, het verschaffen van een onderkomen aan en de begeleiding van in sociale moeilijkheden verkerende personen;

  2. inrichtingen : opvangtehuizen, gemeenschapshuizen, nachtasielen en opvangtehuizen van het gezinstype;

  3. huizen : opvangtehuizen, gemeenschapshuizen en opvangtehuizen van het gezinstype;

  4. Minister : de Minister bevoegd voor Sociale Aangelegenheden;

  5. Commissie : de Adviescommissie inzake de opvangtehuizen, gemeenschapshuizen, nachtasielen en opvangtehuizen van het gezinstype;

  6. administratie : het Directoraat-generaal Sociale Actie en Gezondheid van het Ministerie van het Waalse Gewest.

    HOOFDSTUK II. - Erkenning, tijdelijke werkingsvergunning en beginselakkoord.

    Afdeling 1. - Toekenning van de erkenning.

    Art. 3. § 1. Elke inrichting richt haar aanvraag om erkenning bij ter post aangetekend schrijven aan de administratie. Een afschrift wordt aan de Minister overgemaakt.

    Naast de gegevens vereist krachtens artikel 12, § 1, van het decreet, bevat het aanvraagdossier voor de opvanghuizen en de gemeenschapshuizen :

  7. een afschrift van de benoemingsakten of van de arbeidsovereenkomsten van de personeelsleden en van de overeenkomsten gesloten met vrijwilligers;

  8. een afschrift van de verzekeringspolissen inzake brand en burgerlijke aansprakelijkheid aangegaan door het opvangtehuis of het gemeenschapshuis.

    Naast de gegevens vereist krachtens artikel 12, § 2, en krachtens artikel 12, § 3, van het decreet, bevat het aanvraagdossier voor de nachtasielen en de opvangtehuizen van het gezinstype :

  9. de vermelding van het type publiek dat ondergebracht dient te worden door het nachtasiel of het opvangtehuis van het gezinstype;

  10. een afschrift van de benoemingsakten of van de arbeidsovereenkomsten van de personeelsleden en van de overeenkomsten gesloten met vrijwilligers;

  11. een afschrift van de verzekeringspolissen inzake brand en burgerlijke aansprakelijkheid aangegaan door het nachtasiel of het opvangtehuis van het gezinstype.

    § 2. In geval van aanvraag om hernieuwing voegen het opvangtehuis, het gemeenschapshuis en het nachtasiel een evaluatie van het project van collectieve begeleiding waarvan sprake in artikel 17, § 1, derde lid, of van het project van collectieve huisvesting bedoeld in artikel 18, § 1, derde lid.

    Art. 4. De administratie stuurt een bericht van ontvangst naar de aanvrager binnen tien dagen na ontvangst van de aanvraag.

    De administratie gaat na of de aanvraag volledig is en verzoekt de aanvrager desgevallend om de ontbrekende stukken of gegevens binnen de maand na ontvangst van de aanvraag.

    Als het dossier volledig is, stuurt ze onmiddellijk een schrijven naar de inrichting om haar daarop te wijzen.

    Art. 5. Binnen de maand na verzending van het schrijven bedoeld in artikel 4, derde lid, maakt de administratie het dossier samen met haar advies aan de Commissie over.

    De Commissie geeft de Minister advies binnen twee maanden na ontvangst van het dossier.

    Art. 6. De Minister beslist over de aanvraag binnen twee maanden na ontvangst van het advies van de Commissie.

    De beslissing wordt bij ter post aangetekend schrijven aan de aanvrager meegedeeld.

    Art. 7. De hernieuwing van de aanvraag wordt minstens zes maanden vóór de verstrijkdatum van de lopende vergunning aangevraagd.

    De artikelen 3 tot 6 zijn toepasselijk op de aanvraag om hernieuwing.

    Als de aanvraag om hernieuwing ingediend wordt binnen de termijn bedoeld in het eerste lid, blijft de lopende erkenning geldig tot de kennisgeving van de beslissing van de Minister.

    Afdeling 2. - Toekenning van de tijdelijke werkingsvergunning en beginselakkoord.

    Art. 8. De artikelen 3, § 1, en 4 tot 6 zijn toepasselijk op de aanvraag om tijdelijke werkingsvergunning ingediend overeenkomstig artikel 14, § 1, van het decreet.

    Elke aanvraag om verlenging van de tijdelijke werkingsvergunning wordt minstens twee maanden vóór de verstrijkdatum van de lopende vergunning verstuurd. Als de aanvraag om hernieuwing ingediend wordt binnen die termijn, blijft de lopende vergunning geldig tot de kennisgeving van de beslissing van de Minister.

    Art. 9. De aanvragen om beginselakkoord ingediend overeenkomstig artikel 14, § 2, van het decreet worden per telefax of brief aan de Minister gericht of tegen ontvangbewijs afgegeven.

    De Minister beslist over de aanvraag uiterlijk de werkdag na de dag van ontvangst ervan.

    De beslissing wordt per telefax aan de aanvrager meegedeeld of tegen ontvangbewijs afgegeven.

    Afdeling 3. - Opschorting, inkorting en intrekking van de erkenning, de tijdelijke werkingsvergunning of het beginselakkoord.

    Art. 10. Als de administratie voorstelt om de erkenning, de tijdelijke werkingsvergunning of het beginselakkoord te schorsen, te beperken of in te trekken, verwittigt ze betrokken inrichting bij per post aangetekend schrijven.

    Het voorstel tot opschorting, inkorting en intrekking vermeldt de motieven die zulks rechtvaardigen.

    De inrichting beschikt over een termijn van vijftien dagen, die ingaat op de datum van ontvangst van het voorstel, om haar geschreven opmerkingen aan de administratie te richten.

    Die termijn wordt tot tien dagen ingekort als het voorstel een beginselakkoord betreft.

    De afgevaardigd ambtenaar vult het dossier aan met de geschreven opmerkingen van de huisvestingsstructuur, met elk nuttig gegeven en stuk dat hij inzamelt en met het proces-verbaal van verhoor van de vertegenwoordiger van de inrichting.

    Daartoe roept hij de vertegenwoordiger van de inrichting op bij ter post aangetekend schrijven of per brief afgegeven tegen ontvangbewijs, met opgave van de plaats en het uur van het verhoor.

    De oproeping vermeldt de mogelijkheid om zich door een raadsman te laten bijstaan.

    De weigering om op te dagen of om zijn verweermiddelen te laten gelden, wordt in het proces-verbaal geacteerd.

    Art. 11. De afgevaardigd ambtenaar stelt een rapport op en, als het voorstel tot opschorting, inkorting en intrekking betrekking heeft op een erkenning of een tijdelijke werkingsvergunning, maakt hij zijn rapport samen met het dossier binnen vijftien dagen na de verhoordatum voor advies aan de Commissie over.

    Art. 12. De Commissie geeft de Minister advies binnen twee maanden na de datum van ontvangst van het voorstel tot opschorting, inkorting en intrekking.

    Art. 13. Als het voorstel tot opschorting, inkorting en intrekking betrekking heeft op een erkenning of een tijdelijke werkingsvergunning, beslist de Minister binnen de maand na ontvangst van het advies van de Commissie.

    Als het voorstel tot opschorting, inkorting en intrekking betrekking heeft op een beginselakkoord, beslist de Minister binnen tien dagen na ontvangst van het rapport van de afgevaardigd ambtenaar.

    De beslissing tot opschorting, inkorting en intrekking wordt bij ter post aangetekend schrijven aan de huisvestingsstructuur meegedeeld.

    De intrekking van de tijdelijke werkingsvergunning of van het beginselakkoord heeft de weigering van de erkenning tot gevolg.

    Afdeling 4. - Beroepen.

    Art. 14. Het beroep tegen een beslissing tot weigering, opschorting, inkorting of intrekking van de erkenning, de tijdelijke werkingsvergunning of het beginselakkoord wordt binnen de maand na de kennisgeving van de betwiste beslissing bij ter post aangetekend schrijven aan de Minister gericht.

    Art. 15. De Regering beslist binnen drie maanden na de aangetekende verzending bedoeld in artikel 14.

    De termijn bedoeld in het eerste lid wordt tot één maand ingekort als het beroep een beginselakkoord betreft.

    Afdeling 5. - Erkenningsvoorwaarden.

    Art. 16. Naast de erkenningsvoorwaarden bedoeld in de artikelen 8 en 9 van het decreet voldoen de inrichtingen aan de erkenningsvoorwaarden bedoeld in bijlage 1.

    HOOFDSTUK III. - Collectieve begeleidingsproject en collectieve huisvestingsproject.

    Art. 17. § 1. Het collectieve begeleidingsproject wordt in overleg met de sociale en educatieve ploeg uitgewerkt en geëvalueerd door de directeur van het opvangtehuis of van het gemeenschapshuis.

    Het houdt rekening met de sociaal-economische omgeving van het opvangtehuis of gemeenschapshuis. De met de externe partners gesloten overeenkomsten worden bij het project gevoegd.

    Het wordt hoe dan ook na afloop van het tweede erkenningsjaar geëvalueerd, alsook bij de hernieuwing van de erkenning. De raad van de ondergebrachte personen neemt deel aan de evaluatie.

    Elke wijziging in het collectieve begeleidingsproject wordt aan de administratie meegedeeld.

    § 2. Het model van het collectieve begeleidingsproject ligt vast in bijlage 2 bij dit besluit.

    Art. 18. § 1. Het collectieve huisvestingsproject wordt in overleg met de educatieve ploeg en de vrijwilligers uitgewerkt en geëvalueerd door de directeur van het nachtasiel.

    Het houdt rekening met de sociale omgeving van het nachtasiel en, meer bepaald, met de diensten die instaan voor het beheer van de sociale urgentie. De met de opvangtehuizen en de externe partners gesloten overeenkomsten worden bij het project gevoegd.

    Het wordt geëvalueerd na afloop van de openingsperiode bedoeld in artikel 9, § 3, 2°, a, van het decreet. Elke wijziging in het collectieve huisvestingsproject wordt aan de administratie meegedeeld.

    § 2. Het model van het collectieve huisvestingsproject ligt vast in bijlage 2 bij dit besluit.

    HOOFDSTUK IV. - Huishoudelijk reglement.

    Art. 19. § 1. Het huishoudelijk reglement wordt uitgewerkt met inachtneming van :

  12. de religieuze, ideologische, filosofische en culturele overtuigingen van de ondergebrachte personen;

  13. het privé-leven van de ondergebrachte personen;

  14. de vrije keuze van de geneesheer voor de ondergebrachte personen.

    De raad van de ondergebrachte personen neemt deel aan de uitwerking van het huishoudelijk reglement van de opvangtehuizen en van de...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT