Wet betreffende de rechten en verplichtingen van reizigers in het treinverkeer, de 15 mai 2014

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

HOOFDSTUK 2. - Definities

Art. 2. Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder :

  1. "verordening" : Verordening (EG) nr. 1371/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 betreffende de rechten en verplichtingen van reizigers in het treinverkeer;

  2. "instantie" : de instantie aangewezen overeenkomstig artikel 3;

  3. "klacht" : iedere aangifte van een vermeende schending van de verordening;

  4. "bestuur" : het bestuur belast met het spoorwegvervoer.

    HOOFDSTUK 3. - De instantie verantwoordelijk voor de handhaving van de verordening

    Art. 3. De Koning wijst de instantie aan verantwoordelijk voor de toepassing van de verordening.

    HOOFDSTUK 4. - Toezicht en controle

    Art. 4. § 1. De Koning wijst de personeelsleden van het bestuur aan die belast zijn met de opsporing en de vaststelling van inbreuken op de verordening die tot administratieve boetes kunnen leiden.

    De Koning bepaalt het model van de legitimatiekaarten van de personeelsleden bedoeld bedoeld in het artikel 3.

    § 2. Om alle noodzakelijke informatie te verzamelen voor de opsporing en de vaststelling van inbreuken zijn de personeelsleden die hiertoe aangewezen zijn door de Koning gemachtigd om alle vaststellingen te doen, informatie te verzamelen, verklaringen af te nemen en zich documenten, stukken, boeken en voorwerpen te doen vertonen die noodzakelijk zijn voor de vervulling van hun opdracht.

    § 3. De in § 1 bedoelde personeelsleden zijn gebonden door de plicht tot geheimhouding wat betreft de verkregen informatie bij de uitoefening van hun controleopdrachten.

    Art. 5. § 1. De aangewezen personeelsleden stellen de inbreuken vast door rapporten die bewijskracht hebben tot bewijs van het tegendeel, naar aanleiding van een klacht, een spontane controle of op basis van stukken uit het administratieve dossier.

    Het rapport wordt gedagtekend en ondertekend door de opsteller.

    Het vermeldt minstens :

  5. de naam van de vermoedelijke overtreder;

  6. in voorkomend geval, de inbreuk en de juridische grondslag;

  7. in voorkomend geval, de plaats, de datum en het uur van de vaststelling van de inbreuk.

    HOOFDSTUK 5. - Klachten

    Art. 6. § 1. Elke reiziger kan kosteloos een klacht indienen bij de instantie. De klacht wordt per brief, per fax of met elektronisch formulier van de instantie of mondeling en persoonlijk ingediend.

    De klacht bevat de volgende elementen :

  8. de identiteit en het adres van de klager;

  9. een uiteenzetting van de feiten;

  10. alle stukken die de klager noodzakelijk acht.

    § 2. Indien de instantie een klacht als ontvankelijk beschouwt, geeft zij de klager daarvan schriftelijk kennis binnen een termijn van dertig dagen, te rekenen vanaf de ontvangst van de klacht en brengt zij de onderneming die het voorwerp uitmaakt van de klacht daarvan gelijktijdig op de hoogte.

    § 3. De instantie weigert de behandeling van een klacht en verklaart de klacht onontvankelijk :

  11. wanneer deze kennelijk ongegrond is;

  12. wanneer de inhoud betrekking heeft op feiten die zich voordeden vóór 3 december 2009, datum waarop de verordening in werking is getreden;

  13. wanneer de inhoud van de klacht betrekking heeft op een artikel van de verordening waarvoor de Belgische Staat een vrijstelling heeft gegeven, overeenkomstig de procedure van artikel 2 van de verordening, en dit gedurende de geldigheidstermijn van deze vrijstelling;

  14. wanneer deze identiek is als een eerder door de instantie behandelde klacht en geen nieuwe gegevens bevat in vergelijking met deze eerdere klacht;

  15. wanneer de feiten zijn verjaard overeenkomstig de termijn bedoeld in artikel 14.

    § 4. Indien de instantie een klacht niet behandelt of de behandeling ervan niet voortzet, geeft zij de klager daarvan schriftelijk kennis, met vermelding van de redenen, binnen een termijn van dertig dagen, te rekenen vanaf de ontvangst van de klacht.

    § 5. Een klacht met betrekking tot een treinreis of -dienst die niet op Belgisch grondgebied heeft plaats gevonden, wordt door de instantie schriftelijk verstuurd naar het organisme dat aangeduid is door de lidstaat op wiens grondgebied de treinreis of -dienst zich heeft voorgedaan.

    De klager wordt hiervan schriftelijk in kennis gesteld binnen een termijn van dertig dagen na verzending naar het organisme bedoeld in het vorige lid.

    Art. 7. Wanneer de klacht ontvankelijk is, wijst de instantie onmiddellijk één van de in artikel 4 bedoelde personeelsleden aan om alle informatie te verzamelen die nodig is voor de opsporing en de vaststelling van deze inbreuk.

    Het personeelslid stelt een rapport op overeenkomstig artikel 5.

    De behandelingstermijn van de klacht door het aangewezen personeelslid is drie maanden, te rekenen vanaf de ontvangst van de klacht.

    Het rapport en het administratieve dossier worden onmiddellijk verzonden aan de instantie.

    Indien de instantie besluit tot een schending van de...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT