Wet betreffende de melding van een veronderstelde integriteitsschending in de federale administratieve overheden door haar personeelsleden, de 15 septembre 2013

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de grondwet.

HOOFDSTUK 2. - Definities

Art. 2. Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder :

  1. personeelslid : het statutair personeelslid, de stagiair of het personeelslid met een arbeidsovereenkomst;

  2. federale administratieve overheden : de federale administratieve overheden zoals bedoeld in artikel 14 § 1, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

  3. veronderstelde integriteitsschending : de veronderstelling van

    1. een handeling of het nalaten van een handeling door een personeelslid die een inbreuk is op de wetten, de besluiten, de omzendbrieven, de interne regels en de interne procedures die van toepassing zijn op de federale administratieve overheden en hun personeelsleden;

    2. een handeling of het nalaten van een handeling door een personeelslid die een onaanvaardbaar risico inhoudt voor het leven, de gezondheid of de veiligheid van personen of voor het milieu;

    3. een handeling of het nalaten van een handeling door een personeelslid die manifest getuigt van een ernstige tekortkoming in de professionele verplichtingen of in het beheer van een federale administratieve overheid;

    4. het welbewust bevelen of adviseren door een personeelslid om een integriteitsschending te begaan zoals bedoeld in a), b) en c).

  4. meldpunt : de vertrouwenspersoon integriteit, als meldpunt in de interne component van het systeem voor de melding van een veronderstelde integriteitsschending en het " Centraal Meldpunt voor Veronderstelde Integriteitsschendingen " bij de federale ombudsmannen, als de externe component van het systeem voor de melding van een veronderstelde integriteitsschending.

    Onder het eerste lid, 3°, worden niet begrepen :

  5. pesterijen ten aanzien van de personen bedoeld in artikel 2, § 1, 1°, van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk bedoelde personen;

  6. discriminatie op grond van :

    1. leeftijd, seksuele geaardheid, burgerlijke staat, geboorte, vermogen, geloof of levensbeschouwing, politieke overtuiging, syndicale overtuiging, taal, huidige of toekomstige gezondheidstoestand, een handicap, een fysieke of genetische eigenschap of sociale afkomst, als bedoeld in artikel 4, 4°, van de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie;

    2. geslacht, zwangerschap, bevalling of moederschap, als bedoeld in de artikelen 3 en 4 van de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van discriminatie tussen vrouwen en mannen;

    3. nationaliteit, zogenaamd ras, huidskleur, afkomst of nationale of etnische afstamming, als bedoeld in artikel 3 van de wet van 10 mei 2007 tot wijziging van de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden.

    HOOFDSTUK 3. - Het meldingssysteem

    Art. 3. § 1. Het systeem voor de melding van een veronderstelde integriteitsschending dient voor de melding van een veronderstelde integriteitsschending in de federale administratieve overheden door een personeelslid dat in dienstactiviteit is in één van deze overheden.

    § 2. Op voorstel van de ministers die bevoegd zijn voor de bewaking van de integriteit en ambtenarenzaken in de federale administratieve overheden bepaalt de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de nadere regels betreffende de oprichting, de organisatie, de werking, de verantwoordelijkheden, de bevoegdheden, de rollen, de functies, de selectie en alle andere noodzakelijke modaliteiten voor de goede werking van de interne component van het systeem voor de melding van een veronderstelde integriteitsschending die niet in deze wet zijn geregeld.

    De interne component heeft als meldpunt een of meer vertrouwenspersonen integriteit per federale administratieve overheid en taalrol.

    § 3. Bij de federale ombudsmannen wordt, het " Centraal Meldpunt voor Veronderstelde Integriteitsschendingen " opgericht, als externe component voor de melding van een veronderstelde integriteitsschending, hierna het " Centraal Meldpunt " genoemd. Het Centraal Meldpunt vormt een onderdeel van de diensten van de federale ombudsmannen.

    De federale ombudsmannen van de federale administratieve overheden oefenen de taken uit die hen worden toegewezen in deze wet. In afwijking van artikel 1, tweede lid, van de wet van 22 maart 1995 tot instelling van federale ombudsmannen oefenen de federale ombudsmannen die taken ook uit in de federale administratieve overheden die door een bijzondere wettelijke bepaling over een eigen ombudsman beschikken.

    De federale ombudsmannen hebben de leiding over en beheren de externe component voor de melding van een veronderstelde integriteitsschending. De formatie en het statuut van het personeel van het Centraal Meldpunt worden bepaald overeenkomstig artikel 19 van de wet van 22 maart 1995 tot instelling van federale ombudsmannen.

    Art. 4. Het personeelslid dat overweegt een veronderstelde integriteitsschending te melden kan zich steeds laten informeren en adviseren over de inhoud en de toepassing van deze wet bij een vertrouwenspersoon integriteit, bij het Centraal Meldpunt of bij de federale administratieve overheid waarover de minister die instaat voor de bewaking van de integriteit in de federale administratieve overheden bevoegd is.

    Art. 5. Het personeelslid meldt een veronderstelde integriteitsschending :

  7. die zich in de afgelopen vijf kalenderjaren heeft voorgedaan, zich voordoet of op het punt staat zich voor te doen in een federale administratieve overheidsdienst;

  8. op basis van een redelijk vermoeden.

    HOOFDSTUK 4. - Het voorafgaand advies

    Art. 6. § 1. Het personeelslid dat wenst te handelen overeenkomstig artikel 8, § 1, vraagt eerst schriftelijk een voorafgaand advies aan een vertrouwenspersoon integriteit van de federale administratieve overheid waar hij in dienstactiviteit is;

    Het personeelslid dat wenst te handelen overeenkomstig artikel 8, § 2, vraagt eerst schriftelijk een voorafgaand advies aan het Centraal Meldpunt.

    § 2. De vraag om voorafgaand advies dient te worden gestaafd met elementen die wijzen op een eerlijk en redelijk vermoeden dat de integriteitsschending zich in de afgelopen vijf kalenderjaren heeft voorgedaan, zich voordoet of op het punt staat zich voor te doen in een federale administratieve overheid.

    De vraag om voorafgaand advies bevat tenminste de volgende elementen :

  9. de verzendingsdatum van de vraag om voorafgaand advies;

  10. de naam en de contactgegevens van het personeelslid dat het voorafgaand advies vraagt;

  11. de naam van de federale administratieve overheid waar het personeelslid in dienstactiviteit is;

  12. de naam van de federale administratieve overheid waarop de veronderstelde integriteitsschending betrekking heeft;

  13. de beschrijving van de veronderstelde integriteitsschending;

  14. de datum of de periode waarin de veronderstelde integriteitsschending heeft plaatsgevonden, plaatsvindt of zal plaatsvinden.

    § 3. De vraag om voorafgaand advies, aangevuld met de elementen bedoeld in § 2 van dit artikel, wordt door het personeelslid ingevuld, ondertekend en naargelang het geval overgezonden aan de vertrouwenspersoon integriteit of het Centraal Meldpunt.

    § 4. Uiterlijk twee weken volgend op de ontvangstdatum van de vraag om voorafgaand advies kan de vertrouwenspersoon integriteit of het Centraal Meldpunt het personeelslid dat het voorafgaand advies heeft aangevraagd uitnodigen voor een verdere toelichting van de elementen uit de vraag om voorafgaand advies.

    De vertrouwenspersoon integriteit of het Centraal Meldpunt en het personeelslid dat het voorafgaand advies heeft aangevraagd bepalen desgevallend onderling de modaliteiten zoals de datum, plaats en wijze voor de toelichting bij het voorafgaand advies.

    De vertrouwenspersoon integriteit of het Centraal Meldpunt bevestigt aan het personeelslid dat het voorafgaand advies heeft gevraagd de modaliteiten voor de toelichting bij het voorafgaand advies.

    De toelichting bij de elementen uit de vraag om voorafgaand advies dient uiterlijk vier weken na de ontvangstdatum te zijn beëindigd.

    § 5. De vertrouwenspersoon integriteit of he Centraal Meldpunt geeft uiterlijk zes weken na de ontvangstdatum een schriftelijk, gemotiveerd advies over de ontvankelijkheid en de kennelijke...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT