Uittreksel uit arrest nr. 60/2010 van 27 mei 2010 Rolnummer 4742 In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 50 (Referentiebedragen) van de wet van 19 december 2008 houdende diverse bepalingen

Uittreksel uit arrest nr. 60/2010 van 27 mei 2010

Rolnummer 4742

In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 50 (Referentiebedragen) van de wet van 19 december 2008 houdende diverse bepalingen inzake gezondheidszorg, ingesteld door het « Verbond der Belgische Beroepsvereningen van Geneesheren-Specialisten » en anderen.

Het Grondwettelijk Hof,

samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en M. Bossuyt, de rechters R. Henneuse, E. De Groot, L. Lavrysen en E. Derycke, en, overeenkomstig artikel 60bis van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, emeritus voorzitter P. Martens, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van emeritus voorzitter P. Martens,

wijst na beraad het volgende arrest :

  1. Onderwerp van het beroep en rechtspleging

    Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 29 juni 2009 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 1 juli 2009, is beroep tot vernietiging ingesteld van artikel 50 (« Referentiebedragen ») van de wet van 19 december 2008 houdende diverse bepalingen inzake gezondheidszorg (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 31 december 2008, derde editie), door het « Verbond der Belgische Beroepsvereningen van Geneesheren-Specialisten », met zetel te 1050 Brussel, Kroonlaan 20, de vzw « Belgische Vereniging van Artsensyndicaten », met zetel te 1050 Brussel, Boondaalsesteenweg 6, de vzw « Chambre Syndicale des Médecins de l'Agglomération bruxelloise », met zetel te 1050 Brussel, Boondaalsesteenweg 6, Constantinus Politis, die keuze van woonplaats doet te 1180 Brussel, Hyppolyte Boulangerlaan 19, Salim Jarjoura, wonende te 7000 Bergen, rue Joseph Hubert 32, en Jacques de Toeuf, die keuze van woonplaats doet te 1180 Brussel, Winston Churchilllaan 253.

    (...)

  2. In rechte

    (...)

    Ten aanzien van de bestreden bepaling

    B.1.1. Artikel 11 van de wet van 22 augustus 2002 houdende maatregelen inzake gezondheidszorg heeft in de wet van 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen (hierna : wet van 14 juli 1994) een artikel 56ter ingevoegd, dat een systeem van « referentiebedragen » invoert voor bepaalde vaak voorkomende verstrekkingen in ziekenhuizen, teneinde « praktijkverschillen bij standaardprocedures die in het ziekenhuis worden uitgevoerd weg te werken » (Parl. St., Kamer, 2001-2002, DOC 50-1905/001, p. 8).

    De referentiebedragen worden toegepast per opname voor de verzekeringstegemoetkoming verleend aan in een ziekenhuis opgenomen rechthebbenden, en worden vastgesteld per groep van relatief vaak voorkomende aandoeningen van geringe ernst (APR-DRG) (artikel 56ter, §§ 1, 2 en 9), waarbij drie soorten verstrekkingen in aanmerking worden genomen (artikel 56ter, § 8); die referentiebedragen, jaarlijks berekend (artikel 56ter, § 4), stemmen overeen met het gemiddelde van de jaarlijkse uitgaven voor elk van die « standaardaandoeningen », vermeerderd met 10 pct. (artikel 56ter, § 3).

    B.1.2. In de parlementaire voorbereiding van de voormelde wet van 22 augustus 2002 wordt de draagwijdte uiteengezet van het systeem van de referentiebedragen, zoals het in 2002 is ingevoerd :

    Het afwijken van het referentiebedrag met 10 % zal aanleiding geven tot recuperaties op de betrokken medische honoraria. Afwijkingen van de referentiebedragen in meer dan 50 % van de in het ziekenhuis behandelde pathologiegroepen zal naast recuperatie ook aanleiding geven tot een publicatie op internet. Door deze transparantie wordt getracht significante praktijkverschillen die niet gemotiveerd zijn door de medische context terug te dringen

    (Parl. St., Kamer, 2001-2002, DOC 50-1905/001, p. 17).

    In verband met die terugvordering heeft de minister gepreciseerd :

    Concreet, zal deze terugvordering gebeuren door het in mindering brengen van de bedragen naar aanleiding van de eerstvolgende terugbetaling door de overheid van facturen. De precieze modaliteiten worden vastgesteld bij koninklijk besluit

    (Parl. St., Senaat, 2001-2002, nr. 2-1245/3, p. 21).

    Er werd eveneens gepreciseerd :

    De verrekening ten aanzien van de individuele ziekenhuisgeneesheren van het verschil tussen de werkelijke uitgaven en de referentieuitgaven dient te worden geregeld in het ziekenhuisreglement

    (Parl. St., Senaat, 2001-2002, nr. 2-1245/3, p. 6).

    De minister had onderstreept dat « het preventieve karakter van het systeem essentieel is » (Parl. St., Kamer, 2001-2002, DOC 50-1905/004, p. 41).

    Wanneer de werkelijke uitgaven minstens 10 pct. hoger liggen dan de referentiebedragen, kon het verschil aldus in mindering worden gebracht van de latere rekeningen, onder de voorwaarden bepaald door de Koning (artikel 56ter, §§ 5 en 6); wanneer die overschrijding voor meer dan de helft betrekking had op de APR-DRG's in een ziekenhuis, werden die gegevens daarnaast openbaar gemaakt op de internetsite van het Riziv (artikel 56ter, § 7).

    B.1.3. Op grond van artikel 60 van de voormelde wet van 22 augustus 2002 is het systeem van de referentiebedragen in werking getreden op 1 oktober 2002, waarbij de referentiebedragen voor de eerste maal moeten worden berekend voor het jaar 2003 op basis van de gegevens met betrekking tot de opnames die eindigen na 1 oktober 2002 en vóór 31 december 2003 (artikel 56ter, § 4, tweede lid).

    B.2.1. Na een kleine correctie van het systeem door de programmawet van 24 december 2002 is het systeem van de terugvordering vanaf het jaar 2005 van toepassing verklaard op het geval waarin de werkelijke uitgaven per opname de referentiebedragen overschrijden, zonder voortaan te eisen dat die overschrijding minstens 10 pct. van de referentiebedragen bedraagt.

    In de parlementaire voorbereiding met betrekking tot die wijziging van artikel 56ter stelde de minister vast dat geen enkel ziekenhuis een straf had opgelopen wegens overschrijding van de in 2002 ingevoerde referentiebedragen, en dit door de « complexiteit van het systeem » (Parl. St., Kamer, 2004-2005, DOC 51-1627/005, p. 59) en dat de overwogen wijziging « tot doel [had] de tolerantiedrempel werkelijk tot 10 % te beperken » (ibid. ).

    B.2.2. Het systeem van de referentiebedragen waarin artikel 56ter voorziet, is vervolgens grondig gewijzigd bij de wet van 27 december 2005, die met name een berekeningswijze voor het terug te vorderen bedrag in twee fasen heeft vastgelegd (een selectie van de betrokken ziekenhuizen, en vervolgens een berekening van het bedrag dat die ziekenhuizen werkelijk moeten terugstorten), waarbij de Koning evenwel de termijnen en voorwaarden inzake de berekening van de bedragen in kwestie moest vaststellen, alsook de wijze waarop het ziekenhuis die terugstort aan de verzekering voor geneeskundige verzorging (artikel 56ter, § 5, derde lid).

    Op grond van artikel 106 van de voormelde wet van 27 december 2005 waren die verschillende wijzigingen van toepassing voor de berekeningen van de referentiebedragen voor het jaar 2003.

    Tijdens de parlementaire voorbereiding van die wet is aldus vastgesteld dat « de referentiebedragen [...] nog niet [zijn] toegepast. Dat zal voor het eerst in 2006 gebeuren, op grond van de opnamen die vóór 1 januari 2004 eindigen » (Parl. St., Kamer, 2005-2006, DOC 51-2098/028, p. 17).

    B.2.3. Bij ontstentenis van toepassingsbesluiten is het in 2002 ingevoerde systeem van de referentiebedragen echter nooit concreet toegepast (Parl. St., Kamer, 2008-2009, DOC 52-1491/006, p. 9) vóór de invoeging van het nieuwe artikel 56ter bij de bestreden bepaling.

    B.3.1...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT