18 OKTOBER 2013. - Besluit van de Vlaamse Regering tot reglementering van de verhuring van bescheiden huurwoningen van sociale huisvestingsmaatschappijen

DE VLAAMSE REGERING,

Gelet op het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, artikel 4.2.10, ingevoegd bij het decreet van 31 mei 2013;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 27 mei 2013;

Gelet op het advies van de Vlaamse Woonraad, gegeven op 16 juli 2013;

Gelet op advies 53.928/3 van de Raad van State, gegeven op 27 september 2013, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Energie, Wonen, Steden en Sociale Economie;

Na beraadslaging,

Besluit :

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder :

  1. decreet Grond- en Pandenbeleid : het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid;

  2. kandidaat-huurder : een of meer personen die zijn ingeschreven in het inschrijvingsregister, vermeld in artikel 4;

  3. minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor de huisvesting;

  4. referentiehuurder : de huurder die zich bij de inschrijving heeft opgegeven als toekomstige referentiehuurder;

  5. toezichthouder : de toezichthouder voor de sociale huisvesting, vermeld in artikel 29bis van de Vlaamse Wooncode;

  6. Vlaamse Wooncode : het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode.

    Art. 2. De sociale huisvestingsmaatschappijen verhuren hun bescheiden woonaanbod volgens de voorwaarden, vermeld in :

  7. artikel 41, § 2, van de Vlaamse Wooncode;

  8. het gemeentelijk reglement Bescheiden Wonen, vermeld in artikel 4.2.10 van het decreet Grond- en Pandenbeleid;

  9. dit besluit.

    Voor de aspecten die niet geregeld zijn in de regelingen, vermeld in het eerste lid, gelden de bepalingen van boek III, titel VIII, hoofdstuk II, afdeling 1 en 2, van het Burgerlijk Wetboek.

    Het maximumpercentage van 20 procent van het jaarlijks investeringsvolume van een sociale huisvestingsmaatschappij, vermeld in artikel 41, § 2, van de Vlaamse Wooncode, wordt berekend op basis van het rekenkundig gemiddelde van de investeringsvolumes van de vijf jaren die voorafgaan aan het jaar waarin de berekening gebeurt. Alle investeringsverrichtingen, vermeld in artikel 41 van de Vlaamse Wooncode, worden in aanmerking genomen voor de berekening van het jaarlijkse investeringsvolume.

    HOOFDSTUK 2. - Inschrijvingsvoorwaarden

    Art. 3. § 1. In dit artikel wordt verstaan onder :

  10. inkomen : de som van de aan de personenbelasting onderworpen inkomsten en van de niet-belastbare vervangingsinkomsten van de referentiepersoon, met uitsluiting van de ongehuwde of niet wettelijk samenwonende kinderen die vanaf hun meerderjarigheid zonder onderbreking deel uitmaken van het gezin en die minder dan 25 jaar oud zijn op het ogenblik van de referentiedatum. Het inkomen van inwonende ascendenten van de referentiepersoon of van zijn wettelijke of feitelijke partner wordt slechts voor de helft aangerekend. Het wordt niet aangerekend voor de familieleden van de eerste en de tweede graad van de referentiepersoon of van zijn wettelijke of feitelijke partner die erkend zijn als ernstig gehandicapt of die ten minste 65 jaar oud zijn. Ongeacht de periode waarop het inkomen betrekking heeft, wordt dat inkomen altijd geïndexeerd volgens de gezondheidsindex van de maand juni van het jaar dat aan de toepassing ervan voorafgaat en met als basis de maand juni van het jaar waarop het inkomen betrekking heeft. In afwijking daarvan wordt het inkomen niet geïndexeerd als het betrekking heeft op een periode na de maand juni van het jaar dat aan de toepassing ervan voorafgaat. Als het inkomen, in voorkomend geval na indexatie, kleiner is dan het leefloon, rekening houdend met de gezinssamenstelling van de referentiepersoon, zoals het van toepassing is in de maand juni van het jaar dat aan de vaststelling van het inkomen voorafgaat, wordt het inkomen gelijkgesteld met dat leefloon;

  11. persoon ten laste :

    1. het kind dat op de referentiedatum bij de referentiepersoon gedomicilieerd is en dat voldoet aan een van de volgende voorwaarden :

      1) het is minderjarig of er wordt kinderbijslag of wezentoelage voor uitbetaald;

      2) het wordt door de minister na voorlegging van bewijzen als ten laste beschouwd;

    2. het kind van de referentiepersoon dat op de referentiedatum niet gedomicilieerd is bij de referentiepersoon, maar dat op regelmatige basis verblijft bij de referentiepersoon en dat voldoet aan een van de volgende voorwaarden :

      1) het is minderjarig of er wordt kinderbijslag voor uitbetaald;

      2) het wordt door de minister na voorlegging van bewijzen als ten laste beschouwd;

    3. de persoon die erkend is als ernstig gehandicapt, of erkend was als ernstig gehandicapt op het ogenblik van pensionering. De minister stelt de voorwaarden daarvoor vast;

  12. referentiedatum : naargelang het geval de datum van de inschrijving, de toewijzing of de actualisering van het inschrijvingsregister;

  13. ...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT