Verdrag van de Verenigde Naties tegen de corruptie, gedaan te New York op 31 oktober 2003., de 31 octobre 2003

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.

Doelstelling.

Artikel 1. Dit verdrag heeft tot doel :

  1. de maatregelen ter voorkoming en bestrijding van corruptie op meer doeltreffende wijze te stimuleren en te versterken;

  2. de internationale samenwerking en de technische bijstand met het oog op de voorkoming van corruptie en de bestrijding ervan, daaronder begrepen de recuperatie van vermogensbestanddelen, aan te moedigen, te vergemakkelijken en te ondersteunen;

  3. de integriteit, de verantwoordelijkheid en het behoorlijk bestuur en het goed beheer van de openbare goederen te bevorderen.

    Begripsomschrijvingen.

    Art. 2. Voor de toepassing van dit Verdrag moet worden begrepen onder :

  4. " ambtenaar " : i) eenieder die een wetgevend, uitvoerend, bestuurlijk of rechterlijk mandaat van een Staat die partij is, heeft, ongeacht of hij benoemd of gekozen is, permanent of tijdelijk, of hij al dan niet bezoldigd wordt en ongeacht zijn hiërarchisch niveau; ii) enige andere persoon die een openbaar ambt uitoefent, daaronder begrepen bij een overheidsinstelling of een overheidsbedrijf, of een openbare dienst verstrekt in de zin van de omschrijving van deze begrippen in het nationaal recht van de Staat die partij is en zoals toegepast in de relevante tak van het recht van die Staat; iii) enige andere persoon omschreven als " ambtenaar " in het nationaal recht van een Staat die partij is. Voor de toepassing van bepaalde specifieke maatregelen bedoeld in hoofdstuk II van dit verdrag kan onder " ambtenaar " worden verstaan eenieder die een openbaar ambt uitoefent of die een openbare dienst verstrekt in de zin van de omschrijving van deze begrippen in het nationaal recht van de Staat die partij is en zoals toegepast in de relevante tak van het recht van die Staat;

  5. " buitenlands ambtenaar " : eenieder die een wetgevend, uitvoerend, bestuurlijk of rechterlijk mandaat van een vreemde Staat heeft, ongeacht of hij benoemd of gekozen is; evenals eenieder die een openbaar ambt uitoefent in een vreemde Staat, daaronder begrepen bij een overheidsinstelling of een overheidsbedrijf;

  6. " ambtenaar van een internationale publiekrechtelijke organisatie " : een internationaal ambtenaar of ieder door een dergelijke organisatie gemachtigde persoon om namens haar op te treden;

  7. " goederen " : vermogensbestanddelen van enigerlei aard, lichamelijk of onlichamelijk, roerend of onroerend, tastbaar of niet-tastbaar, alsmede gerechtelijke stukken of stukken waaruit de eigendom of andere rechten ten aanzien van die vermogensbestanddelen blijken;

  8. " opbrengst van misdrijven " : ieder goed dat rechtstreeks of onrechtstreeks is verkregen uit het plegen van een delict of rechtstreeks of onrechtstreeks is verkregen tijdens het plegen ervan;

  9. " bevriezing " of " inbeslagneming " : het tijdelijk verbod van de overdracht, omzetting, vervreemding of verplaatsing van goederen of het tijdelijk in bewaring nemen of onder toezicht plaatsen van goederen op grond van een beslissing van een rechtbank of van een andere bevoegde autoriteit;

  10. " verbeurdverklaring " : het permanent ontnemen van goederen op grond van een beslissing van een rechtbank of van een andere bevoegde autoriteit;

  11. " basisdelict " : ieder delict waaruit opbrengsten zijn voortgekomen die als strafbaar feit kunnen worden beschouwd zoals omschreven in artikel 23 van dit verdrag;

  12. " gecontroleerde aflevering " : de methode waarbij wordt toegelaten dat clandestiene of verdachte zendingen het grondgebied van een of meer Staten uit-, door- of ingaan met het medeweten of onder toezicht van de bevoegde autoriteiten van die Staten teneinde onderzoek te verrichten naar een delict en de personen te identificeren die betrokken zijn bij het plegen ervan.

    Toepassingsgebied.

    Art. 3.

    1. Dit verdrag is overeenkomstig de bepalingen ervan toepasselijk op de voorkoming van, het onderzoek naar en de vervolging van corruptie, alsmede op de bevriezing, de inbeslagneming, de verbeurdverklaring en de teruggave van de opbrengst van de uit hoofde van dit verdrag strafbaar gestelde feiten.

    2. Voor de toepassing van dit verdrag is, behoudens andersluidende bepaling, niet vereist dat de erin opgenomen delicten schade of een vermogensnadeel veroorzaken aan de Staat.

      Bescherming van de soevereiniteit.

      Art. 4.

    3. De Staten die partij zijn, komen hun verplichtingen uit hoofde van dit verdrag na op een wijze die verenigbaar is met de beginselen van de soevereine gelijkheid en de territoriale integriteit van de Staten en met die van niet-inmenging in de binnenlandse aangelegenheden van andere Staten.

    4. Geen enkele bepaling van dit verdrag machtigt een Staat die partij is om op het grondgebied van een andere Staat bevoegdheden en opdrachten uit te oefenen die uitsluitend voorbehouden zijn aan de autoriteiten van die andere Staat op grond van diens nationaal recht.

      HOOFDSTUK II. - Preventieve maatregelen.

      Beleid en handelwijze inzake de voorkoming van corruptie.

      Art. 5.

    5. Iedere Staat die partij is, gaat overeenkomstig de grondbeginselen van zijn rechtsstelsel over tot de uitwerking en toepassing of nastreving van een doeltreffend en gecoördineerd beleid inzake de voorkoming van corruptie, door middel waarvan de deelname van de samenleving wordt gestimuleerd en waarin de beginselen van de rechtsstaat, van behoorlijk bestuur en goed beheer van de openbare goederen, van integriteit, van transparantie en van verantwoordelijkheid worden gehuldigd.

    6. Iedere Staat die partij is, stelt alles in het werk om doeltreffende handelwijzen ter voorkoming van corruptie uit te werken en te bevorderen.

    7. Iedere Staat die partij is, stelt alles in het werk om op gezette tijden de relevante rechtsinstrumenten en bestuurlijke maatregelen te evalueren teneinde te bepalen of zij geschikt zijn om corruptie te voorkomen en te bestrijden.

    8. Voor zover nodig werken de Staten die partij zijn overeenkomstig de grondbeginselen van hun rechtsstelsel onderling samen, evenals met de regionale en internationale organisaties die bevoegd zijn voor de stimulering en uitwerking van de maatregelen bedoeld in dit artikel. In het kader van deze samenwerking kunnen zij deelnemen aan internationale programma's en initiatieven ter voorkoming van corruptie.

      Orgaan of organen ter voorkoming van corruptie.

      Art. 6.

    9. Voor zover nodig voorziet iedere Staat die partij is overeenkomstig de grondbeginselen van zijn rechtsstelsel in een of meer organen belast met de voorkoming van corruptie door middel van :

  13. de toepassing van het beleid bedoeld in artikel 5 van dit verdrag en, indien nodig, het toezicht op en de coördinatie van deze toepassing;

  14. de vergroting en verspreiding van de kennis omtrent de voorkoming van corruptie.

    1. Iedere Staat die partij is, verleent overeenkomstig de grondbeginselen van zijn rechtsstelsel aan het orgaan of aan de organen bedoeld in het eerste lid van dit artikel de nodige onafhankelijkheid teneinde hen de mogelijkheid te bieden hun functie doeltreffend uit te oefenen zonder ongepaste beïnvloeding. De nodige materiële middelen en gespecialiseerde medewerkers, alsmede de opleiding waaraan deze medewerkers behoefte kunnen hebben om hun functie uit te oefenen, moeten hen worden verstrekt.

    2. Iedere Staat die partij is, deelt aan de Secretaris-generaal van de Verenigde Naties de naam en het adres van de autoriteit of de autoriteiten mee die andere Staten die partij zijn, kunnen helpen bij de uitwerking en toepassing van specifieke maatregelen ter voorkoming van corruptie.

      Publieke sector.

      Art. 7.

    3. Indien nodig stelt iedere Staat die partij is alles in het werk om overeenkomstig de grondbeginselen van zijn rechtsstelsel over te gaan tot de goedkeuring, handhaving en versterking van mechanismen om ambtenaren en zo nodig andere niet-gekozen ambtenaren te selecteren, in dienst te nemen, aan zich te binden, promotie te laten maken en op pensioen te stellen, die :

  15. berusten op de beginselen van doeltreffendheid en van transparantie, alsmede op objectieve criteria zoals merites, billijkheid en geschiktheid;

  16. passende procedures onderstellen om personen te selecteren en op te leiden voor openbare betrekkingen die beschouwd worden als buitengewoon corruptiegevoelig, en, indien nodig, om te voorzien in een rotatiesysteem voor die betrekkingen;

  17. een passende bezoldiging en billijke loonschalen stimuleren, rekening houdend met het niveau van economische ontwikkeling van de Staat die partij is;

  18. het aanbieden van onderwijs- en opleidingsprogramma's bevorderen waardoor zij in staat worden gesteld zich op correcte, waardige en adequate wijze van hun functie te kwijten en hen een passende gespecialiseerde opleiding verschaffen waardoor zij zich nog meer bewust worden van het gevaar van corruptie dat inherent is aan de uitoefening van hun functie. Dergelijke programma's kunnen verwijzen naar toepasselijke gedragscodes en -normen.

    1. Iedere Staat die partij is, streeft tevens ernaar passende wetgevende en bestuurlijke maatregelen te nemen die verenigbaar zijn met de doelstellingen van dit verdrag en met de grondbeginselen van zijn nationaal recht teneinde criteria vast te stellen voor de kandidaatstelling en verkiezing voor een openbaar mandaat.

    2. Iedere Staat die partij is, streeft eveneens ernaar passende wetgevende en bestuurlijke maatregelen te nemen die verenigbaar zijn met de doelstellingen van dit verdrag en met de grondbeginselen van zijn nationaal recht teneinde de transparantie te verhogen van de financiering van de kandidaatstellingen voor een verkiesbaar openbaar mandaat en, in voorkomend geval, van de financiering van de politieke partijen.

    3. Iedere Staat die partij is, stelt alles in het werk om overeenkomstig de grondbeginselen van zijn nationaal recht over te gaan tot de aanneming, handhaving en versterking van mechanismen die de transparantie bevorderen en belangenconflicten voorkomen.

      Gedragscodes voor ambtenaren.

      Art. 8.

    4. Ter bestrijding van corruptie moedigt iedere Staat die partij is overeenkomstig de grondbeginselen van zijn rechtsstelsel...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT