7 JULI 2003. - Ministerieel besluit betreffende de vereisten inzake voortgezette opleiding voor bevorderingen door verhoging in graad van bepaalde burgerlijke ambtenaren van het stafdepartement inlichtingen en veiligheid

De Minister van Landsverdediging,

Gelet op het koninklijk besluit van 7 juli 2003 houdende het statuut van bepaalde burgerlijke ambtenaren van het stafdepartement inlichtingen en veiligheid, inzonderheid op artikel 32;

Gelet op de adviezen van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 14 september en 12 november 1999;

Gelet op de akkoordbevindingen van Onze Minister van Begroting van 22 mei 2001 en 26 april 2002;

Gelet op de akkoordbevindingen van Onze Minister van Ambtenarenzaken van 8 maart 2001 en 2 april 2002;

Gelet op het onderhandelingsprotocol van 6 maart 2003 van sectorcomité XIV;

Gelet op het besluit van de Ministerraad over het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van één maand;

Gelet op het advies 35.314/4 van de Raad van State, gegeven op 27 mei 2003, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State,

Besluit :

HOOFDSTUK I. - De vereisten inzake voortgezette opleiding :

inhoud en nadere regelen

Artikel 1. Om te voldoen aan de vereisten inzake voortgezette opleiding bedoeld in artikel 31 van het koninklijk besluit van 7 juli 2003 houdende het statuut van bepaalde burgerlijke ambtenaren van het stafdepartement inlichtingen en veiligheid, moet de gegadigde voor de bevordering bewijzen dat hij ten minste 120 uren voortgezette opleiding heeft genoten vanaf het ogenblik dat hij zes jaar anciënniteit telt in de graad van inspecteur, van commissaris of van commissaris-analist.

Binnen zes maanden die volgen op het bereiken van de in het vorige lid bedoelde graadanciënniteit, dient de inspecteur, de commissaris of de commissaris-analist, rekening houdend met de noden van de dienst, met de hoofdcommissaris of de adjunct-hoofdcommissaris, volgens zijn taalstelsel, een plan van voortgezette opleiding overeen te komen, dat ze eventueel kunnen aanpassen of herzien.

Art. 2. Beschouwd worden als voortgezette opleiding in de zin van artikel 1, de opleidingen gevolgd in de vakken genoemd in bijlage1 van dit besluit en die van belang zijn van de dienst.

De voortgezette opleiding bedoeld in het eerste lid bestaat uit cursussen :

  1. van het hoger niet-universitair onderwijs van het korte of lange type;

  2. van het universitair onderwijs van de eerste en de tweede cyclus die worden gegeven aan universiteiten of aan met universiteiten gelijkgestelde instellingen, met het oog op het behalen van een wettelijke of wetenschappelijke titel bedoeld in de wet van 11 september 1933 op de bescherming van de titels van hoger onderwijs;

  3. van elke cyclus van aanvullende studies georganiseerd door universiteiten of door met universiteiten gelijkgestelde instellingen;

  4. georganiseerd door andere scholen of externe organisaties. De keuze van deze cursussen moet vooraf door de onderstafchef inlichtingen en veiligheid zijn goedgekeurd;

  5. georganiseerd door het stafdepartement inlichtingen en veiligheid met uitzondering van de door de Dienst opgelegde cursussen in het buitenland;

  6. gegeven door de Koninklijke Militaire School of door het Koninklijk Hoger Instituut voor Defensie;

  7. gegeven door enige andere militaire inrichting of instelling voorzover deze cursussen van belang zijn voor het...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT