Wet tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, de 15 mai 2012

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2. Deze wet voorziet in de gedeeltelijke omzetting van de Richtlijn 2009/50/EG van de Raad van 25 mei 2009 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op een hooggekwalificeerde baan.

HOOFDSTUK II. - Wijzigingen van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen

Art. 3. Artikel 1 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, vervangen bij de wet van 15 juli 1996 en gewijzigd bij de wet van 19 januari 2012, wordt aangevuld met een 15°, luidende :

" 15° Europese blauwe kaart : de titel die de vreemdeling machtigt tot een verblijf van meer dan drie maanden in het Rijk overeenkomstig de voorwaarden bedoeld in artikelen 61/26 tot 61/31 en hem toelaat in het Rijk te werken overeenkomstig de reglementering met betrekking tot de tewerkstelling van buitenlandse werknemers. "

Art. 4. Artikel 10bis van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 8 juli 2011, wordt aangevuld met een § 4, luidende :

" § 4. Paragraaf 2 is eveneens van toepassing op de in artikel 10, § 1, eerste lid, 4° tot 6°, bedoelde familieleden van de vreemdeling die in toepassing van artikel 61/27 gemachtigd werd tot verblijf.

Wanneer echter een familie al is gevormd of opnieuw is gevormd in een andere lidstaat van de Europese Unie, moet de vreemdeling bij wie het familielid zich komt voegen, niet het bewijs leveren dat hij beschikt over voldoende huisvesting om het familielid of de familieleden te ontvangen en wordt, wat de voorwaarde betreft van de stabiele, regelmatige en toereikende bestaansmiddelen, ook rekening gehouden met het bewijs dat het familielid persoonlijk over dergelijke middelen beschikt. Om van deze bijzondere regeling te kunnen genieten, moeten de betrokken familieleden de verblijfstitel die hun is afgegeven door een lidstaat van de Europese Unie, samen met het bewijs dat zij in deze Staat hebben verbleven als familielid van een houder van een Europese blauwe kaart, voorleggen. "

Art. 5. Artikel 10ter van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 15 september 2006 en gewijzigd bij de wetten van 25 april 2007 en van 8 juli 2011, wordt aangevuld met een § 2ter, luidende :

" § 2ter. In afwijking van § 2, wordt de beslissing over de aanvraag voor een machtiging tot verblijf van de in artikel 10bis, § 4, bedoelde familieleden ten laatste vier maanden na de datum waarop de aanvraag werd ingediend, zoals bepaald in § 1, getroffen en betekend.

In bijzondere omstandigheden die verband houden met het complexe karakter van de behandeling van de aanvraag, alsook in het kader van een onderzoek naar een in artikel 146bis van het Burgerlijk Wetboek bedoeld huwelijk of de voorwaarden verbonden aan de in artikel 10, § 1, eerste lid, 5°, bedoelde duurzame en stabiele relatie, kan de minister of zijn gemachtigde deze termijn eenmaal verlengen met een periode van drie maanden. Dit wordt toegestaan door middel van een gemotiveerde beslissing die ter kennis wordt gebracht van de aanvrager.

Indien na het verstrijken van de termijn van vier maanden volgend op de datum waarop de aanvraag werd ingediend, die eventueel verlengd werd overeenkomstig het tweede lid, geen enkele beslissing getroffen werd, moet de machtiging tot verblijf verstrekt worden wanneer de vereiste documenten zijn voorgelegd. In het andere geval wordt zij geweigerd. "

Art. 6. In artikel 12bis, van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 8 juli 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

  1. er wordt een § 3bis ingevoegd, luidende :

    " § 3bis. In afwijking van § 2, derde, vijfde en zesde lid en van § 3, derde en vierde lid, moet de beslissing met betrekking tot de toelating tot verblijf van de in artikel 10, § 1, eerste lid, 4° tot 6°, bedoelde familieleden van de vreemdeling die de status van langdurig ingezetene geniet en voormalig houder is van een Europese blauwe kaart, zo snel mogelijk en ten laatste vier maanden volgend op de datum van indiening van de aanvraag, zoals bepaald in § 2, tweede lid, worden getroffen en betekend.

    In bijzondere omstandigheden die verband houden met het complexe karakter van de behandeling van de aanvraag, alsook in het kader van een onderzoek naar een in artikel 146bis van het Burgerlijk Wetboek bedoeld huwelijk of de voorwaarden verbonden aan de in artikel 10, § 1, eerste lid, 5°, bedoelde duurzame en stabiele relatie, kan de minister of zijn gemachtigde deze termijn eenmaal, met een periode van drie maanden, verlengen. Dit wordt toegestaan door middel van een gemotiveerde beslissing die ter kennis wordt gebracht van de aanvrager.

    Indien na het verstrijken van de termijn van vier maanden volgend op de datum waarop de aanvraag werd ingediend, die eventueel verlengd werd overeenkomstig het tweede lid, geen enkele beslissing getroffen werd, moet de toelating tot verblijf verstrekt worden wanneer de vereiste documenten zijn voorgelegd. In het andere geval wordt zij geweigerd. ";

  2. paragraaf 4, derde lid wordt vervangen door wat volgt...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT